Hij is getrouwd met Badeloge van Voorne.
Zij zijn getrouwd.
Kind(eren):
Gestorven BEF 1161
Vermeld 1101-1130. Uit het “Oude register van graaf Florins” van omstreeks 1282 valt op te maken, dat hij in het bezit was van het veer over de Rijn, ter plaatse van de huidige brug Het Haagse Schouw, oudtijds genaamd Doedinxvere, en Schouw van Duivenvoorde.
Nu staat echter vast, dat dit leen in oorsprong groter is geweest dan blijkt uit de optekening van omstreeks 1282. Er bestaat namelijk een oudere omschrijving van het leen die mededeelt, dat het leen omvatte “die vere twische des Rijnsover ende Zwadenburdamme”, d.w.z. het veerrecht op de Rijn tussen Katwijk en Zwammerdam. Met andere woorden; Doede moet het veerrecht hebben bezeten over heel het Hollandse gedeelte van de Rijn. Een dergelijk bezit stempelt de eigenaar tot een belangrijk heerschap. Dit valt nog te illustreren met het feit dat over hetzelfde gebied van de Rijn het tolrecht vanouds in handen was van de burggraaf. Beide rechten zijn afgeleid van het landsheerlijke stoomregaal. Het belang van het Doeninxveer blijkt eveneens uit een aansluitende Middeleeuwse verkeersweg. Deze heeft men kunnen reconstrueren vanaf 's-Gravenzande via Monster, 's-Gravenhage en Wassenaar rechtstreeks naar het Schouw. Over deze gehele afstand droeg deze weg in de Middeleeuwen de naam van Rijnweg om eerst vlakbij het veer de naam Doedinxlaan (Doeslaan) te krijgen. De eigenaar en tevens naamgever van het leen zal onder de vooraanstaande Rijnlandse edelen gezocht moeten worden. Slecht een edelman komt daarvoor in aanmerking: Doede van Voorhout.
De vraag rest nog, welke betekenis men er aan mag hechten dat de Rijnlandse edelman Doede zich met de achternaam “Van Voorhout” noemt. Een bezit van de ambachtsheerlijkheid kan in het eerste kwart van de twaalfde eeuw nog geen sprake zijn, een aanzienlijke vroonhof ter plaatse is niet bekend, de kerk met de tienden van Voorhoud zijn reeds vroeg in handen van de abdij Egmond. Kan Doede zijn naam ontleend hebben aan een of andere betrekking tot het gravelijke kasteel, dat binnen de parochie Voorhoud gelegen was, en dat we heden ten dagen nog kennen als de ruïne van Teilingen? Merkwaardig is, dat omstreeks de tijd, dat personen met de naam “Van Teilingen” voor het eerst voorkomen (1162 en 1174), we kunnen veronderstellen, dat belangen van de zoon van Doede, binnen Wassenaar en niet te Voorhout zijn geconcentreerd. Heeft de familie van Doede zijn rechten te Voorhout prijs gegeven ten behoeve van de aan het grafelijk huis verwante Van Teilingen's?
Vermeld in een oorkonde van 1108, waarin hij samen met de graaf en burggraaf Halewijn I van Leiden getuigt voor de bisschop van Utrecht.
Alias*: Dudo de Furneholt
Zoon: Kerstant van Raephorst*
john ooms.nl
Doede van Voorhout | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Badeloge van Voorne |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.