kanunnik te Utrecht, thesaurier van St. Marie te Utrecht.
Otte van IJsselstein, knaap, belooft zijn vader, de heer van IJsselstein, schadeloos te houden voor de schuld van zijn broer, Jan van IJsselstein, thesaurier van St. Marie in Utrecht, op voorwaarde, dat hij van zijn vader de brieven krijgt, die Jan heeft netreffende de tienden in Erichem [284].
28.6.1347: Jan van IJsselstein, tresorier van Onze Vrouwe te Utrecht, kanunnik te Deventer, verklaart voor schout en schepenen van IJsselstein aan heer Arnold, heer van IJsselstein, zijn broer, afgestaan te hebben, wat hij van zijn ouders geërfd heeft, behalve de Klinkhoeve, waarmee hij door deze beleend is .
25.11.1365: Jan, bisschop van Ludic, belooft zijn neef Jan van IJsselstein, kanunnik en koster van St. Marie te Utrecht, wegens zijn ouderdom en hulpbehoevendheid en de intrigues van zijn gewezen kapelaan, heer Gerrit de Witte, te helpen em hem 700 pond jaarlijks te geven in ruil voor de inkomsten en goederen van de kosterij en in het bijzonder voor de pacht van de tienden te Erimchem, verschuldigd door Alard van Buren of zijn moeder .
Jan van Amstel van IJsselstein |