op de molen De Vier Winden te Breda
Ten Bruggencatenummer 02655 c
op de molen Het Fortuin te Breda
Ten Bruggencatenummer 02655 d
adres overlijden
14 oktober 1864: Uit de memorie van aangifte, in verband met het overlijden van Johannes Martens, blijken de kinderen uit beide huwelijken de enige erfgenamen te zijn en gelijkelijk te delen. Tot de nalatenschap behoort het onroerend goed, dat ook vermeld is in de memorie van aangifte van zijn overleden (tweede) vrouw.
[215 - Bron: Rijksarchief Noord-Brabant, Memories van successie, kantoor Breda, inv no 78, no 2/5856.]
1865/1871: Na het overlijden van de mede-eigenaar en molenaar Johannes Martens, besluiten de families Canters en Martens tot openbare verkoop van de molen Het Fortuin. De inzet op de veiling van 12 september 1865 van f 6675.= door de Bredase aannemer W.J.B. van Glabbeek komt de families blijkbaar wat al te laag voor en er wordt niet verkocht. Ruim vijf jaar later wordt de molen voor f 4900.= verkocht aan de molenaar Cornelis Sol uit Gemert. De molen Het Fortuin gelegen aan het Van Coothplein, raakt in verval en in 1985 besluit de gemeente tot sloop welke in 1986 wordt uitgevoerd.
(1) Hij is getrouwd met Clasina Bernardina Aertgeerts.
Zij zijn getrouwd op 17 april 1828 te Breda .
Uit de notities van het bevolkingsregister van Breda blijkt dat bij de volkstelling van 1829 bij het gezin inwonen: Dingena Martens, geboren in Zwaluwe en oud 21 jaar, Johanna Martens, geboren in Zwaluwe en oud 18 jaar, beiden nichtjes alsmede Adriaan van den Reijen, molenaarsknecht, oud 23 jaar uit Oosterhout.
Kind(eren):
(2) Hij is getrouwd met Catharina van Iersel.
Zij zijn getrouwd op 10 mei 1837 te Breda .
Volgens de volkstelling van 1839 is Wilhelmina Martens uit Oosterhout, oud 21 jaar, dienstmeid in het gezin. Het register van de periode 1848-1860 vermeldt dat zijn kinderen Francisca en Adriaan schoolleerling zijn.
31 oktober 1837: Johannes Martens en Catharina van lersel dicteren voor de notaris hun testament. Beiden geven en legateren wederzijds al dat gene, dat de wet hen toestaat.
[207 - Bron: Stadsarchief Breda, Notarieel Archief, inv no 1417, acte 219, dd 31 oktober 1837.]
Kind(eren):
15 februari 1833: Johannes Martens leent een som gelds van f 1000,= van Martinus Smits, meester zadelmaker in Breda, tegen een rente van 4% per jaar. Tot zekerheid wordt verbonden de molenaarswoning, staande aan de Ginnekenpoort en genaamd Het Langhuis of Den Nachtegaal, belend ten westen: de stadspoort, ten oosten: het kommiesenhuisje, ten noorden: ' s Heerenstraat en ten zuiden: de stadswal.
[204 - Bron: Stadsarchief Breda, Notarieel Archief, inv no 1413, acte 37, dd 15 februari 1833.]
26 mei 1840: Johannes de Jong, broodbakker in Breda moet een rekening van f 222,= voldoen aan Johannes Martens. Dit bedrag is door debiteur niet betaald en Johannes Martens stelt een vordering in, welke behandeld wordt door de rechtbank in Breda. De rechter erkent de vordering en veroordeelt de gedaagde tot onmiddelijke betaling van f 222,= en intrest alsmede tot betaling van de kosten, met zonodig toepassing van lijfsdwang.
[208 - Bron: Rijksarchief Noord-Brabant, Index stafraken arrondissementsrechtbank Breda, inv no 820, vonnis 165.]
3 juli 1840: Wilhelmus Kouwenbergh, broodmaker in Breda, leent van Johannes Martens een som gelds van 400 gulden. Tot zekerheid worden verbonden een huis, stalling, plein en erf, staande aan de westzijde van de Grote Markt in Breda, genaamd De Burger.
[209 - Bron: Stadsarchief Breda, Notarieel Archief, inv no 1420, acte 154, dd 3 juli 1840.]
23 oktober 1847: Begin dit jaar heeft Johannes Martens in Keulen nieuwe molenstenen besteld. Het transport is verzorgd door cargadoor Van Ommeren. In Rotterdam aangekomen zijn de molenstenen naar Breda vervoerd in het schip van Maria van Beek, weduwe van De Ruijter en hertrouwt met Adrianus Schouten. Cargadoor Van Ommeren brengt aan Maria van Beek nog vervoerkosten in rekening, die zij tracht te verhalen op Johannes Martens. Deze weigert de kosten en dat leidt tot een proces. De rechter veroordeelt Johannes Martens tot betaling van het gevorderd bedrag van f 74,40 1/2. Johannes Martens gaat in beroep en op 28 maart 1848 dient de appèlzaak. Uit het vonnis van de rechtbank blijkt, dat de kantonrechter de eis van Maria van Beek verkeerd heeft toegewezen en zij wordt niet ontvankelijk verklaard in haar eis.
[210 - Rijksarchief Noord-Brabant, Index strafzaken arrondissementsrechtbank Breda, inv no 823, vonnis 835.]
15 november 1847: De Bredase molenaars Johannes Martens op De Vier Winden en Adrianus Canters op De Oranjeboom worden de nieuwe eigenaren van de stenen windgraanmolen, molenaarswoning, tuinkamer met bloem- en moestuin, koepel en erf Het Fortuin. De koopsom bedraagt f 9900.=, met dien verstande dat het gaande werk nog apart wordt afgerekend. De verkoper is eigenaar-molenaar Cleophas Wilhelmus Bruijnzeels,die daarna elders in Breda een stoomkoren molen opricht. Deze drie molenaarsfamilies hebben met hun bedrijven de meelvoorziening van Breda in handen en zullen ruim voldoende bestaansmiddelen hebben geboden op een bevolking van 16000 mensen.
[211 - Bron: Stadsarchief Breda, Jaarboek De Oranjeboom 1985, deel 38, pagina 3 enz.]
1 juli 1854: Bij vonnis van de rechtbank in Breda, uitgesproken op zaterdag is Johannes Martens twee maal tot een geldboete van 50 gulden veroordeeld en tot verwijzing in de kosten van het geding. Volgens het eerste vonnis heeft Johannes Martens graan en meel naar en van zijnn molen laten vervoeren, zonder dat op de molenkar, zijn naam en die van zijn molen, in olieverf, zoals de wet voorschrijft, is vermeld.
[213 - Bron: Rijksarchief Noord-Brabant, Index strafzaken arrondissementsrechtbank Breda, inv no 17, vonnis 262.]
Uit het tweede vonnis blijkt blijkt dat Johannes Martens schuldig is bevonden aan het niet aangeven bij het kantoor van de ontvanger van 's rijks belastingen van de knecht, die hij in dienst heeft.
[214 - Bron: Rijksarchief Noord-Brabant, Index strafzaken arrondissementsrechtbank Breda, inv no 17, vonnis 262.]
Welke is de achtergrond tot de beide vonnissen? In de vorige eeuwen -tot 1855- valt het produkt graan onder de accijnswet en is onderhevig aan de betaling van belasting. Tal van voorschriften zijn uitgevaardigd, o.a. voor molenaars. Controle op de naleving vindt plaats door commiezen van de directe belastingen. Deze beambten controleren op 1 april 1854, op de hoek van de Ridderstraat, de met meel geladen molenkar van Johannes Martens. Zij stellen vast dat de molenkar niet is voorzien van de naam van de molenaar. In de tweede situatie heeft Johannes Martens in de registers zijn knecht laten doorhalen, als ware deze niet meer in zijn dienst. In de praktijk blijft deze echter gewoon zijn werk doen. Bij beide gevallen is proces-verbaal opgemaakt wegens ontduiking van de belasting.
Johannes Gerardi Martens | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) 1828 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Clasina Bernardina Aertgeerts | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1837 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Catharina van Iersel |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.