Hij is getrouwd met Theodora Johanna Burger.
Zij zijn getrouwd op 25 oktober 1913 te Naaldwijk, Zuid-Holland, Nederland , hij was toen 22 jaar oud.
Kind(eren):
Cornelis Wilhelmus van der Ende, de tweede zoon van Gerardus en Comelia van Veen wordt geboren op 14 februari 1891 in een huis bij de 'Stenen Brug' in Kethel. Hij krijgt als roepnaam Willem (ook wel Wullem) omdat zijn oudere broer al Kees heet: beide grootvaders heten Cornelis. Op negenjarige (!) leeftijd wordt hij in de kost gedaan bij de familie Lansbergen en na de lagere school gaat hij daar ook op de boerderij werken. Maar op zekere dag trekt hij de stoute schoenen aan en neemt in 1911 de bodedienst Pijnacker - Delft van Arie de Haan over. De Haan heeft een advertentie gezet, waarin hij zijn bodezaak te koop aanbiedt. Klaarblijkelijk heeft Willem op een of andere manier van deze advertentie kennis kunnen nemen. De Haan woont in bij de smid Arie de Raadt. Deze smederij wordt later overgenomen door smid VerbakeI. De Haan werkt nog met een hondekar, waarmee hij van Pijnacker naar Delft en v. v. rijdt (of moet je zeggen loopt?), maar Willem koopt een paard-en-wagen. Hij ligt, omdat hij nog niet getrouwd is, in de kost bij Gerrit Ruijgt die op het einde van de Vlielandseweg woont. Daar ook stalt hij zijn paard en wagen. Dit gedeelte van Pijnacker nabij de driesprong Vlielandseweg, Nieuwkoopseweg en Katwijkselaan wordt in de volksmond "Het Mophuis" genoemd.
Op 25 oktober 1913 trouwt hij in Naaldwijk met Theodora Burger, die daar ook geboren is op 17 juli 1891. Hoe hij haar heeft ontmoet, is niet bekend, maar het ligt voor de hand dat hij het nichtje van zijn (stief-)moeder bij een familiegelegenheid (feest, verjaardag of begrafenis) ontmoet heeft. Na hun trouwen gaan zij in Pijnacker, op de Vlielandseweg 173, vlakbij het Mophuis, wonen. Op 5 augustus 1914 wordt hun eerste kind Gerardus geboren. Als de baby enkele dagen oud is, breekt de Eerste Wereldoorlog uit, welke aan het jonge gezin niet ongemerkt voorbij gaat. De mobilisatie wordt afgekondigd en oudste broer Kees wordt opgeroepen. Willem krijgt voorlopig wegens broederdienst uitstel, maar in 1916 is het toch raak en moet hij opkomen. Eerst krijgt hij een opleiding in Leiden, waarna hij overgeplaatst wordt naar Rockanje, waar hij tot het einde van de oorlog in 1918 is gebleven. Daar ook krijgt hij net als alle andere soldaten verplicht zwemles. Spartelend aan een touw in het Haringvliet probeert Willem de zwemkunst machtig te worden. Tevergeefs, want tot zwemmen is het nooit gekomen.
Gedurende zijn diensttijd wordt de bodedienst waargenomen door zijn broer Kees en zijn zwager Doms Burger. In 1918 neemt hij echter de leidsels weer in eigen hand en blijft dat doen tot 1954. Dan neemt zoon Theo de zaak over. In al die jaren heeft hij zeven paarden versleten, met als recordhouder een witte schimmel die van ± 1938 tot ± 1952 dienst heeft gedaan. Echte bodediensten bestaan er tegenwoordig niet meer. Maar in de tijd dat de afstand naar 'de stad' nog groot was en het vervoer nog slecht, vervulde de bode een belangrijke rol in het economisch verkeer. Zo haalt bode Van der Ende, als bode op Delft, 's morgens in Pijnacker de bestellingen, pakjes en allerlei soorten spullen op. Rond het middaguur rijdt hij dan naar Delft. Daar spant hij het paard uit en geeft het voer, waarna hij zelf ook gaat eten. Dat gebeurt allemaal bij Café Overgaag (nu beter bekend als het café van Rooie Willem) aan de Beestenmarkt/Burgwal. Na de schaft worden de bestellingen, meestal per fiets, uitgevoerd. Er worden bijvoorbeeld spullen ter reparatie gebracht of al gerepareerde zaken opgehaald. Boodschappen worden gedaan, zoals het kopen van asperges of garnalen voor de notaris of de pastoor; delicatessen die in het vooroorlogse Pijnacker niet verkrijgbaar zijn. Maar ook wordt er gist gehaald voor de Pijnackerse bakkers en vlees van de koudslachter voor hen, die goedkoop vlees willen eten. In de loop van de middag wordt dan de terugtocht naar Pijnacker aanvaard. De bestellingen worden bezorgd en rond een uur of negen 's avonds zit de dag erop. Er wordt nog warm gegeten en daarna is het bedtijd.
Twee keer in de week is de route over de Zuidweg, Oude Ledeweg, Zuideindseweg naar Delft; de andere dagen rijdt bode Van der Ende over de Delftse Straatweg naar Delft. Concurrenten (of collega's) zijn bode Huisman, die ook een bodedienst op Delft onderhoudt, maar vooral het protestantse volksdeel bedient en bode van der Spek, die een bodedienst Zoetermeer - Delft heeft, maar er geen probleem van maakt om onderweg in Pijnacker een graantje mee te pikken.
In de 43 jaar dat bode Van der Ende met paard en wagen op pad is, heeft hij maar één ernstig ongeluk meegemaakt. De bekende A.C.Raadschelders, die van 1942 tot 1946 kapelaan in Pijnacker was, vertelt daarover:
"Het was op een zaterdagavond, dat ik uit de biechtstoel gehaald werd om naar de overweg te gaan. Daar bleek de bodewagen van de heer van der Ende door de trein gegrepen te zijn en Grada van der Stap lag zwaargewond op de rails. Haar hoofdhaar was afgestroopt en het mooie haar lag achter in haar nek. Goddank is zij geheel hersteld inclusief haar krullen ".
In 1954 neemt zoon Theo, die dan al jaren bij zijn vader werkt, de zaak over. Hij koopt een vrachtauto, maar het tij is al verlopen. De mensen hebben intussen zelf een auto en er is geen of weinig behoefte meer aan een bode en zeker niet alleen op de route Pijnacker-Delft. In de zestiger jaren stopt zoon Theo met de zaak. Vooral voor de oorlog leidt het eenmansbedrijf je echter een bloeiend bestaan. Uit het feit dat Willem zijn gezin met vijftien kinderen kan voeden en kleden en dat hij in 1939 zelfs een groot huis kan laten bouwen voor f 9000,=, blijkt dat wel. Uit overlevering is bekend dat hij in de dertiger jaren regelmatig f 30,= in de week maakt, meer dan het dubbele van het loon van een gewoon werkman.
Het oude huisje, waarin het gezin al sinds 1913 woont, wordt in de jaren dertig met vijftien kinderen langzamerhand toch wel erg klein. Tante Cor v.d. Meer-Burger in 1995: "Hoe de huisvesting was aan de Vlielandseweg, is niet te beschrijven!". Er wordt uitgezien naar een ander huis. Eén van zijn buren bij het Mophuis, Jan Ruijgt, krijgt op een bepaald ogenblik een asociaal gezin (wat dat dan ook moge betekenen) als buren. Dat bevalt hem niet en hij plaatst een advertentie onder nummer in het zogenaamde Pijnackerse blaadje. In de advertentie vraagt hij iemand die met hem een dubbel woonhuis - twee onder één kap - op een braakliggend stuk grond aan de Vlielandseweg wil bouwen. Wie schetst de wederzijdse verbazing als Willem op de advertentie van zijn buurman reageert? Vrij snel worden zij het eens en geven opdracht tot de bouw. Zoals bekend, is de sociale controle (en daarmee de afgunst?) in een dorp niet gering. Als het kapitale huis op de Vlielandseweg 83 klaar is, is Willem wel een derde van zijn klanten kwijt: "Hij laat een groot huis bouwen van onze centen"! Ondanks het mooie nieuwe huis met een wagenschuur, paardenstal en een stuk weiland voor het paard kan Willem de goede oude tijd aan het Mophuis maar moeilijk vergeten.
Willems grootste hobby is schaatsen, wat hij wel van zijn vader geërfd zal hebben. Hij kan het ongelooflijk goed. De schaatstocht naar Vlaardingen is iedere keer weer een winters hoogtepunt in het gezin. Samen met een aantal kinderen wordt de tocht naar Vlaardingen ondernomen. Voor de thuisblijvers èn als bewijs voor het volbrengen van de tocht, worden er dan Vlaardinger-moppen, geknoopt in een rode zakdoek, meegebracht. Hij kan ook erg goed schieten, maar de lange werkdag belet hem om deze sport intensief te beoefenen. Toch laat hij op zaterdag wel eens zijn paard voor een uurtje in de steek om even bij de schietvereniging aan te wippen. Volgens zeggen schoot hij iedereen van het bord.
Als hij in 1954 van de wagen stapt, kan hij toch niet stil zitten. Hij doet dan nog enige jaren los werk bij verschillende boeren, wat natuurlijk ook nog enige inkomsten oplevert. Het overlijden van zijn vrouw in 1966 heeft hij niet kunnen verwerken. Hij komt er niet meer bovenop en na enkele trieste jaren legt hij in 1969 definitief het moede hoofd neer.
Zijn vrouw, Theodora Johanna Burger, is de dochter van Pieter Burger en Anna Maria Steentjes. Zij is geboren op 17 juli 1891 in Naaldwijk. Op 10 oktober 1966 overlijdt zij in het St. Hippolytusziekenhuis in Delft.
Dirk Burger, de vader van Pieter en grootvader van Theodora, komt uit een protestants gezin. Hij trouwt met de katholieke Theodora Pieternella de Gier. Dat dit nogal wat problemen geeft, is al eerder beschreven. Uit de Tienjarige Tafels (1860-1869) blijkt het volgende:
Aan het Kerkhof A. Nr. 353 in Naaldwijk wonen Dirk Burger, geboren 7 maart 1816 op Rozenburg, arbeider, Ned.-Hervormd en Theodora de Gier, geboren 6 december 1826 in Zaltbommel, Roomsch-Catholiek:
Kinderen:
Arend, geb. 23-10-1849 N.H.
Leentje, geb.14-01-1853 R.C.
Pieter; geb. 07-10-1859 N.H. later R.C.
Hendrik, geb. 15-12-1860 N.H., overleden 26-08-1861
Johannes, geb. 1861 N.H., overleden 14-08-1862
Jansje, geb. 10-07-1863 R.C.
Christina, geb. 15-10-1866 R.C.
In 'Bevolking Naaldwijk 1860-1869' blijkt Pieter echter nog als Ned.-Hervormd te boek te staan; evenzo in 'Bevolking Naaldwijk 1870-1879'. Dat de vader van Theodora al voor zijn tiende verjaardag rooms-katholiek geworden zou zijn, is ook niet erg geloofwaardig! Of vinden we hier het verhaal terug dat Pieter pas toen hij vier jaar was, wordt gedoopt en op zijn zestiende zijn Eerste H. Communie doet?
Pieter kan lezen noch schrijven: hij is analfabeet. Zijn dochter Theodora vertelde wel eens dat haar vader zich daar voor schaamde en soms de krant pakte en zogenaamd ging lezen. Op een keer had hij de krant echter op zijn kop... Pieter Burger overlijdt op 18 december 1921.
Tussen haakjes: Jansje zijn we al eerder tegengekomen als de tweede vrouw van Gerardus van den Ende. Zij is dus zowel de tante als de schoonmoeder van Theodora. Ook van de moeder van Theodora Burger is wel iets bekend. Zij, Anna Maria Steentjes, is de dochter van Joris Steentjes en Adriana van der Loos en geboren op 25 juli 1865 in Naaldwijk. Op 15 september 1888 trouwt zij in Naaldwijk met Pieter Burger, 28 jaar en arbeider. Het zal een huwelijk uit een laag en arm milieu geweest zijn. Dit is niet alleen af te leiden uit het feit dat vrijwel alle betrokkenen van beroep arbeider zijn, maar ook dat er zoveel van hen niet kunnen schrijven. In 1888 kan toch circa 90% van de bevolking in Delfland lezen en schrijven. Bij het huwelijk van Pieter en Anna Maria blijken de bruidegom, de moeder van de bruidegom (maar ook haar dan al overleden man Dirk Burger kon niet schrijven) en de ouders van de bruid niet te kunnen schrijven! Anna Maria Steentjes overlijdt op 3 mei 1937.
Zoals zoveel rooms-katholieke gezinnen in de eerste helft van de twintigste eeuw is ook het gezin van Willem van der Ende en Door Burger zeer groot; zij krijgen niet minder dan vijftien kinderen. Dat betekent dat er een periode geweest is dat zeventien mensen in dat, naar onze maatstaven gemeten, piepkleine huisje bij het Mophuis hebben gewoond
Cornelis Wilhelmus van der Ende | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1913 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Theodora Johanna Burger |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.