Heinrich III van Baexen (Edelheer en Schepen van Baexem) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Kind(eren):
899» midden 14e eeuw (15e ? eeuw, ca1350).
Klaring over het marktrecht van Grathem van daags vóór tot daags na St. Severinusdag. Gebied van de markt wordt omschreven.
Marktgericht wordt gehouden door de heer van Horn en Johan van Ensenbroeck, ook inzake kapitale delicten. Als schepenen niet vroed zijn, zal de meier van Thorn de plaats van Johan van
Ensenbroeck innemen. De boeten zijn dan 1/3 telkens voor de richters. Als marktrecht wordt geheven 8 vat rogge en 11 hoenders, waarvan Horn 1 malder krijgt en Ensenbroeck 1 sester; de hoenders ieder de helft. De gezworenen krijgen 7 lutslag geld van Horn en van Ensenbroeck. Verder bepalingen over criminele justitie. "Item die heylgen sijn mijnre vrouwen"(abdis van Thora), de heer van Horn, "die sal men lenen den dryen venken", te weten Goird van den Bongard, Henric van Baexem en Johan van Meersen "wanneer sy derre gesynnen", daarvan heeft een bode" dat he die heylgen daer drecht van schout wegen 1 alden brabants, mer van waerheit te seggen nyet".
Transport van onroerend goed moet voor de bank, waaronder het goed gelegen is. Omdat "men die heylgen lenen sal in den benken vuers" krijgt de abdis 2/3 van de grote breuken en de heer van Hora 1/3. De molen te Grathem is banmolen; maalloon is 1 kop per malder graan of 2 kop per kar. De molenkar behoort tot het laatgoed van de heer van Goir. Regeling waterstand van de molen.
Annales Societe Historique et Archeologique Maestricht 1854 1855 P 298/300. Bron; Regesten Gem. Roermond.