Hij is getrouwd met Maria Hubertina Petronilla Kerrens.
Zij zijn getrouwd op 9 mei 1922 te Goé (B) prov. Luik, hij was toen 35 jaar oud.
Kind(eren):
Van 1923 tot 1934 gemeenteraadslid Sittard. Van 1924 tot 1931 wethouder Sittard. Van 1 maart 1934 tot 1940 burgemeester Broek-Sittard.
em oneervol verleend.
Burgemeester Corbeij heeft het niet makkelijk gehad in Broeksittard. Hij bleef namelijk wonen in Sittard hetgeen hem kwalijk genomen werd. Met verdacht hen er van dat hij van plan was om Broeksittard bij Sittard te boegen. Hoe hij dit ook ontkende, de verdenking bleef. Verder was dhr. Corbeij ook nog bestuurlid van de geheelonthoudersclub. Op feesten van b.v. schutterij of fanfare, waar meestal ook stevig gedronken werd, liet hij zich daarom nooit zien.
Na het uitbreken van de oorlog kreeg de burgemeester al gouw problemen met de bezetter. De maatregelen van de bezetter vond hij maar niets en weigerde hij uit te voeren. In augustus 1941 bood hij, o.a. samen met burgemeester Coenders van Sittard, zijn ontslag aan bij de bezetter. Dat werd hem oneervol verleend.
Van 7 januari 1942 tot 8 februari 1943 heeft hij als gijzelaar vastgezeten in Sint Michielgestel. In de latere oorlogsjaren is hij actief geweest in het verzet. Dat zijn weigering om samen te werken met de Duitse bezetting uiteindelijk heeft geleid tot annexatie van Broeksittard door Sittard is hem door menigeen verweten. Men probeerde hem de schuld in de schoenen te schuiven maar burgemeester Corbeij valt in deze niets te verwijten. Veeleer kon hij als voorbeeld dienen voor anderen.
Van 1945 tot 23 september 1949 wethouder van Sittard. Van 24 september 1949 tot 5 december 1950 burgemeester van Nieuwstadt en lid van de Provinciale Staten van Limburg. Van 1946 tot 1950 gemeenstraadslid van Sittard. Van 1946 tot 1950 wethouder van Sittard en waarnemend burgemeester van Oirsbeek, Merelbeek en Schinveld. Bij zijn overlijden verschenen krantenartikelen, waarin beschreven werd welk een voortreffelijk bestuurder en goed mens gestorven was.
Toen de Duitsers Nederland binnenvielen, was hij één van de eerste burgemeesters (Mathieu Corbey was toen burgemeester van Broek-Sittard, die de ambtsketen aan de wilgen hing en het leven van ambteloos burger verkoos. Hij trok zich uit het openbare leven terug en begon de ondergrondse strijd 'rücksichtlos', zoals de Duitsers hem hadden voorgezegd. Hij werd L.O. leider in het district Sittard. Ook dit werk werd onderbroken. Op een kwade dag in januari 1942 werd de gemeentesecretarie van Sittard, de heer Ensinck, gebeld door zijn vriend Corbey, die hem met rustige stem door de telefoon zei: "Secretaris, loester ens. Ich mot aeve weg! Zörg goud veur ALLES". De secretaris kreeg geen tijd, te vragen hoe of wat. Een feldwebel stond naast de telefoon in woning van Mathieu Corbey, aan de Engelenkampstraat 2, maar hij waarschuwde toch nog dringen: "Zorg goed voor alles". Hoe de feldwebel ook sputterde, Corbey belde op en waarschuwde, terwijl de Duitser bevelen schreeuwde. Corbey moest niet langer dralen anders ... Mathieu negeerde niet alleen de Duitser, maar moet hem ook flink gekleineerd hebben. Hij antwoordde de mopperende feldwebel "Jullie nazi's mogen ogenschijnlijk dan overal de 'baas' zijn en een grote mond hebben, hier in huis ben ik de baas en daarmee moet u ook rekening houden". Dat heeft hij kennelijk gedaan, want Mathieu kon in alle rust zijn telefoontjes plegen, terwijl de zwaar bemande overvalwagen buiten stond te wachten.
Toen ging hij gewillig mee in ballingschap naar het kamp. Er was voor alles gezorgd! Via Maastricht werd hij per trein "afgevoerd" naar het interneringskamp te Haaren, later St. Michielsgestel. Mathieu huldigde het gezegde "brutalen hebben de halve wereld" en kreeg het voor elkaar een "goede" Duitser zover te krijgen, dat zijn familie in Sittard op de hoogte gesteld werd van zijn doorkomst op het station. Hij speelde het ook nog klaar de trein een oponthoud te laten maken van meer dan 20 minuten, zodat hij ruimschoots afscheid kon nemen van zijn familieleden. Dit alles verliep onder luid protest van de Nazi's en andere betrokkenen, maar Mathieu gaf daar niets om.
Zoals hij in het dagelijks leven was toonde hij zich ook in het kampleven. De eerste kennismaking toonde de kampleider hoe hard, hoe fanatiek deze man kon zijn. Aan Mathieu werd de gebruikelijke vraag gesteld: "Je voornaam?" "Mathieu", zei Corbey. " Je bedoelt Matthias", verbeterde de Duitser. "Mathieu", klonk het onvervaard. "Buchstabieren Sie", werd hem toegevoegd. En toen kwam het vlug en scanderend: "De M van Mozes, de A van Aäron, de T van Tobias, de H van Habakuk, de I van Isaäc, de E van Ezau en de U van Uriël". Daar kon de Duitser het voorlopig mee doen. Toen men later aan hem vroeg, hoe hij op dat moment aan Joodse namen uit het Oude Testament kwam, antwoordde hij, dat het "een ingeving van boven" was geweest. Corbey kwam na ruim een jaar uit het kamp terug. Hij werd om gezondheidsredenen als civiel-geïnterneerde voor Nederlands Indië ontslagen. Mathieu was nog meer geladen tegen over de overheersers dan hij het kamp was ingegaan. De volgende morgen stond hij al weer op de sluis van het Juliana kanaal te Born en waarschuwde de schippers, zich niets aantrekkend van de waarschuwing: "Ben toch veurzichtig, Mathieu........". "Schipper ga met je schip niet meer naar Duitsland. De Duitsers nemen het je af om het te gebruiken voor de invasie van Engeland". Mathieu Corbey stortte zich met zijn getrouwen in de strijd, de gevaren niet achtend, alleen met het heilige doel voor ogen. In zijn huis te Sittard kwamen vele draden samen van het verzet. Corbey maakte er een web van, waarin veel werd gevangen. De distributie van de persoonskaarten en bonnen voor onderduikers gebeurde mede via hem. Hij verdeelde alles en... bracht de bescheiden zelf aan de onderduikers. Op zijn "fitske kretschte" hij de dorpen in de wijde omgeving af. "Es ze mich kriegen, doon ze mer wat ze neit laote konne. Basta". Noch de smeekbeden van zijn vrouw, noch de goede raad van zijn medewerkers kon hem weerhou den. Hij telde alleen het doel. In huize Corbey werden ook piloten ontvangen, die op doortocht waren terug naar hun vaderland. Als ze aan tafel zaten met de gezinsleden gedroegen ze zich als doofstommen, om de eigen kinderen niet te confronteren met verzetswerk en pilotenhulp. Bij de familie Corbey kregen de piloten onderdak en verzorging, meestal in zeer moeilijke omstandigheden. Hierna werden ze door de vermaarde "Witte" en zijn helpers verder getrans porteerd naar het grondstoffenbedrijf Juliana in Berg aan de Maas, vanwaar zij door toedoen van Louis Muyres z.g. de overtocht naar België konden maken. Dat was één van de bekende escape-routes.
Zoals de meeste verzetsstrijders bediende Mathieu Corbey zich, noodgedwongen, van een schuilnaam. Hij ging de oorlogsjaren door als No. II. Deze benaming moest zeer nauwkeuriggehanteerd worden: het cijfer 2 moest het Romeinse teken zijn, gevolgd door het leesteken de
punt. Eventuele correspondentie, in de vorm van een rapport of een kort bericht moest dus altijd correct ondertekend zijn om de echtheid ervan te waarborgen. Als verzetsstrijder had Mathieu Corbey de naam een "keiharde" te zijn, die voor niets en niemand bang was.
Duizenden onderduikers zullen Mathieu Corbey op zijn sterfdag gedacht hebben en gezegd hebben: "Er is een goed mens gestorven".
Mathieu Corbey was vooral een barmhartig mens, vol van mededogen voor mensen wie het leven te zwaar geworden was en zich hadden laten gaan. Hij was voorzitter van de reclasseringsvereniging in het kanton Sittard. Dit betekende dat hij altijd klaar stond voor mensen, die aan de zelfkant van het leven stonden. Dit wilde bij hem zeggen, dat hij elk uur van de dag en elk uur van de nacht voor deze mensen te spreken was. Deze mensen wisten dit en in de vroege morgen liet hij dikwijls de laatste bezoeker uit. Hij bezocht de delinquenten, die weer in het openbare leven terug keerden en hielp hen met goede raad en dikwijls met goede gaven.
Mathieu Corbey was jarenlang nationale secretaris van "Sobriotas". Hij bestreed het drankmisbruik in al zijn vormen, maar respecteerde ook de mening van anderen. Zelf gebruikte hij nooit een druppel alcohol. Ook hierin toonde hij weer zijn ijzeren wilskracht. Toen hij uit het kamp de eerste avond thuis was bood hij aan één van zijn beste vrienden, om zijn
thuiskomst feestelijk te vieren, een borrel aan. "En doe dan, Mathieu?", vroeg de vriend. "Ich höb mien piep", zei hij en dampte als een schoorsteen. Als burgemeester van Broek-Sittard, later als waarnemend burgemeester van Merebeek, Oirsbeek en Schinveld en sinds 1949 van Nieuwstadt, zorgde Mathieu met overgave en inzet voor zijn gemeente-ambtenaren. Bij zijn installatie als burgemeester van Broek-Sittard in 1934 zei hij: "Ik ben er innig dankbaar voor, dat ik op dit moment en op deze datum (de feestdag van St. Thomas van Aquino) mag herinneren aan de woorden van deze grote man: "Rechtvaardigheid en naastenliefde!"
Eenmaal per jaar riep Mathieu alle gemeentenaren in een vertrouwelijke vergadering bijeen, waarin iedereen vrijuit mocht zeggen wat hem of haar op het hart lag. Mathieu had het niet gemakkelijk, maar hij ging met zijn strijdersnatuur geen tegenstroom uit de weg. "Recht door zee en schuw niemand", was zijn leuze. Als lid van de Provinciale Staten stond hij op de bres voor de katholieke beginselen. Doordat hij zijn mening nooit onder stoelen of banken stak en steeds met open vizier streed had hij vaak met heftige tegenwind te kampen. Na elke windvlaag stak zijn hoofd echter scherper in de wind. Mathieu was ook een zeer religieus man, voor elke dag en elke klus zocht hij zijn bescheiden plaats, achter in de kerk, op.
Op 8 mei 1983 werd aan de weduwe van Mathieu Corbey, Mimy Corbey-Kerrens, postuum het verzets herdenkingskruis uitgereikt. Dit ereteken werd ingesteld door het Nationale Comité verzetsherdenkingskruis te 's Gravenhage. Ook zij zelf mocht deze hoge onderscheiding in ontvangst nemen. Bij de uitreiking memoreerde oud-verzetsstrijder en L.O. leider Theo Goossens, dat Mathieu Corbey, destijds burgemeester van Broek- Sittard, al vóór 10 mei voorzag, wat de Duitsers van plan waren. Hij stelde de regering in Den Haag telefonisch van de plannen van de Duitsers op de hoogte, maar zijn raad werd in de wind geslagen. De inval van de Nazi's werd voor Mathieu een dramatisch gebeuren. Hij wist dat er moeilijkheden zouden ontstaan, want hij was wat Nazi's en "Anti" noemden, iemand, die zich openlijk verzette tegen de groeiende verdrukking.
Een toespraak van de door de Duitsers benoemde Commissaris van de Provincie Limburg, de N.S.B.'er graaf de Marchant et d'Ansembourg deed zijn vaderlandse gemoed ten top stijgen. De graaf zei onder meer dat men in deze nieuwe staat kleur moest bekennen, openlijk moest tonen begrip te hebben voor de nieuwe tijd, kortom, men diende een keuze te maken. Hij verwachtte van de burgemeesters dat zij zich aan de gewijzigde omstandigheden zouden aanpassen, zonder pardon. Burgemeester Corbey verzette zich hiertegen, hij was één van de eersten, die in augustus 1941 zijn ontslag aanbood. Dit werd hem verleend, uiteraard niet eervol. Zijn openlijk verzet leidde ertoe dat hij op de zwarte lijst werd geplaatst. Vanaf die tijd heeft hij zich met nog meer inzet en strijdvaardigheid in de strijd geworpen tegen de bezetter.
Buiten de al genoemde Nederlandse onderscheiding ontvingen Mathieu en zijn vrouw van buitenlandse regeringen eretekens namelijk het "Croix du Combattant de L'Europe", het Belgische Kruis van Verdienste en de onderscheiding van de nationale Unie van Franse Krijgsgevangenen.
Marie Joseph Peter Mathieu Corbeij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1922 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maria Hubertina Petronilla Kerrens |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.