Paul Christiaan Smis. Oude namen. » Jan Veren Aleydensone van Haerlem (< 1272-< 1305)

Persoonlijke gegevens Jan Veren Aleydensone van Haerlem 

Bron 1

Gezin van Jan Veren Aleydensone van Haerlem

Hij is getrouwd met - --.Bron 1

Zij zijn getrouwd


Kind(eren):

  1. Arend van Berckenrode  < 1305-± 1357 


Notities over Jan Veren Aleydensone van Haerlem

De Nederlandse Leeuw, jaargang 1940, nr. 58. blz 11 e.v.
Het geslacht Van Berckenrode,
door DR. G . H. KURTZ.
In den stamboom van de oude Haarlemsche familie Van Berckenrode, vermeld in „D'oude chronycke ende historiën van Holland, Zeeland en Utrecht" van W . v. Gouthoeven
(2e druk, 1636), overgenomen door S. van Leeuwen in zijn „Batavia illustrata" (1685) en daarna bijna letterlijk gevolgd in het „Nederlandsch geslacht-, stam- en wapenboek" van
J. Kok en A . Ferwerda (1785), zijn ernstige fouten geslopen.
Reeds vroeger was dit opgemerkt, immers ook Jhr. Pieter Adriaansz. van Adrichem van Dorp († 1706) verbetert in zijn aanteekeningen over eenige Haarlemsche geslachten, welke Jhr. Mr. A . F. O. van Sasse van Ysselt publiceerde in de „Bijdragen voor de Geschiedenis van het bisdom Haarlem", jrg. XXII (1897), eenige grove fouten, die Gouthoeven, en Van Leeuwen als zijn navolger, in deze genealogie begingen [i] .

Toch heeft hij, en Van Sasse van Ysselt met hem, nog andere, zelfs grovere fouten over het hoofd gezien, waardoor de laatste ook geen oplossing heeft gevonden voor de opvolging van eigenaars van stoel nr. 1 van het Kerstgild te Haarlem, in bezit van de familie Van Berckenrode, in zijn boek „Beschrijving van het H . Kerstmisgilde te Haarlem" (1905).
De reden is, dat de tot nu toe bekende genealogieën Van Berckenrode steeds de fout begingen, Hendrik en Haze en hun broers en zusters — volgens Kok en zijn voorgangers is dit slechts Catharina; volgens Van Adrichem: Willem en Gerrit, terwijl Catharina een dochter van dezen laatste is — kinderen te laten zijn van Gerrit Gerritsz. Jr„ gehuwd met Adriana van der Goude.

Uit de familiepapieren, die blijkbaar ook aan Jhr. Pieter van Adrichem van Dorp bekend zijn geweest en thans berusten op het Haarlemsche gemeente-archief, waaraan zij in 1900 door de heeren Van Sasse van Ysselt geschonken zijn, blijkt echter, dat Gerrit, Hendrik, Willem en Haze kinderen waren van Gerrit Gerritsz. Sr., die eerst in 1534 overleden is [ii].
Ook de schrijver van de aanteekeningen had wel opgemerkt, dat 1497 niet het sterfjaar
van Mr. Gerrit Gerritsz. Sr. was, daar nog acten van hem en zijn echtgenooten voorkwamen in 1508 en 1515 [iii], maar hij heeft niet gezien, dat zijn dood viel na dien van zijn zoon Gerrit Gerritsz. Jr., den vader van Catharina, wier moeder Adriana van der Goude was.
Evenmin is hem opgevallen, hoe Gerrit Gerritsz. Sr. daardoor soms met zijn vader Gerrit Jansz. is verward, wiens sterfjaar inderdaad 1497 was, zooals blijkt uit den inventaris van de goederen van Gerrit Gerritsz. Sr., waarin hij schrijft: ,is mijn vader gestorven vijf jaer naet Kasenbroot" [iv].
Ook van Adrichem noemt 1497 als het sterfjaar van Gerrit Jansz., terwijl de genealogieën
1487 aannemen.

Na deze en eenige kleinere fouten verbeterd te hebben, meen ik den stamboom der Berckenrode's, aangevuld met de gegevens uit de familiepapieren, het „Naamregister van de
heeren in de regeering der stad Haerlem" en bovengenoemd werk over het Kerstmisgilde te Haarlem, aldus te moeten geven:

I. Jan van Haarlem, heer van Berckenrode † 1305, wan:
II. Arend van Berckenrode, heer van Berckenrode [v], † 1357, wan:
III. Jan van Berckenrode, heer van Berckenrode, 1374 bezitter van stoel nr. 1 van het Kerstgild te Haarlem, † 1380, gehuwd met Emse Gerritsdr. Paridaam, wan:
IV. Gerrit van Berckenrode, heer van Berckenrode, 1394 bezitter van stoel nr. 1 van het Kerstgild, † 1415[vi], gehuwd met Catharina, wan:
1. Jan(volgt V ).
2. Gerrit, 1419 bezitter van stoel nr. 30 van het Kerstgild, 1428 thesaurier, 1453 schepen van Haarlem, † c. 1478.
3. Petronella [vii].

V. Jan Gerritsz. van Berckenrode, heer van Berckenrode, 1415 bezitter van stoel nr. 1 van het Kerstgild, 1441 schepen, 1465 burgemeester van Haarlem, † 1466 [viii], gehuwd met Margriet Gijsbertsdr. van Noirtich, wan [ix]:
1. Gerrit(volgt VI).
2. Jan, 1431-'39 thesaurier, 1477, '86, '96, '98, 1500 burgemeester van Haarlem, 1480 bezitter van stoel nr. 37 van het Kerstgild bij koop, † c. 1502, gehuwd met ..., wan:
a) Gerrit, priester, 1502 bezitter van stoel nr. 37, † c. 1530.
b) Eva, gehuwd met Jan van Schagen.

3. Willem, 1469 schepen, 1467, '71, '81 burgemeester, 1470, '79 thesaurier van Haarlem.
4. Jonge jan, 1454, '55, '58, '59, '63-65, '71, '75, '76, '78 thesaurier, 1468 schepen van Haarlem, getrouwd met Lijsbeth Harst, wan:
Margaretha, † 1482, gehuwd met Jan Claasz. van Persijn [x].

VI. Gerrir Jansz. van Berckenrode, heer van Berckenrode, baljuw van Waterland, rentmeester van Kennemerland, schout van Monnikendam, 1457 schepen, 1476 schout, 1475, '76, '82, '91 burgemeester, 1480, '81 thesaurier van Haarlem, 1466 bezitter van stoel nr. 1, 1478 van stoel nr. 30 van het Kerstgild, † 1497, gehuwd met
le Lijsbet van Assendelft, † 1479 z.o.;
2e Aaf Pontiaansdr. Wtenbroeck, wan:

VII. Mr. Gerrir Gerritsz. van Berckenrode Sr., heer van Berckenrode, 1477 rentmeester van Kennemerland, 1484 schepen, 1488 schout[xi], 1489, '97, '98 burgemeester, 1496, '99 thesaurier van Haarlem, 1497 bezitter van stoelen nrs. 1 en 30 van het Kerstgild, † 1534, gehuwd met
le Catharina Hendriksdr. van Alkemade, †c. 1510,
2e Catharina Jansdr. van Naaldwijk, weduwe van Jacob Suys;
wan uit het le huwelijk:
1. Gerrit Gerritsz. Jr., 1504 schout van Haarlem[xii], 1511 schenker van koning Karei, † c. 1527, gehuwd met Adriana van der Goude, wan:
Catharina, gehuwd met Albert van Treslong, heer van Veenhuizen.
2. Hendrik(volgt VIII).
3. Pontiaan, krankzinnig.
4. Willem(volgt VlII bis).
5. Haze, gehuwd met Engbert Willemsz, Ramp van den Berch[xiii], burgemeester van Haarlem in 1532 e.v.
6. Margaretha, bagijn op het Groote Bagijnhof te Haarlem.

VIII. Hendrik Gerritsz. van Berckenrode, heer van Berckenrode, 1514-16, '18, '33, '42, '47, '48 schepen, 1547 thesaurier van Haarlem, 1527 bezitter van stoel nr. 1 van het Kerstgild bij gif te van zijn vader, † 1548, gehuwd met Erkenraad Dirksdr. van Bekesteyn, wan:

1. Dirk (volgt IX).
2. Jan, gehuwd met Emerentia Bisschops, wan:
Erkenraad, gehuwd met le Dirk Hendriksz. Berck,† 1589, 2e Johan Jansz. Berck, pensionaris van Dordrecht.
3. Mr. Gerrit, 1575 baljuw van Kennemerland, gehuwd met Geertruid van Merthem [xiv], z.o.
4. Cornelis,1561, '62, '64-'66 schepen, 1568 thesaurier van Haarlem, gehuwd met ..., wan:
a) Margaretha, gehuwd met Gerrit de Witte [xv].
b) (dochter).
5. Sijbrand [xvi], 1572 schepen van Haarlem, gehuwd met Machteld Adriaansdr. van Heussen, wan:
a) Hendrik.
b) Agatha, 1586 bezitster van stoel nr. 15 van het Kerstgild te Haarlem, 1624 gehuwd met Jan van Alkemade, wan:
Floris, gehuwd met Goedel van Berckenrode, zijn nicht.
c) Margreet.
6. Adriaan, vroedschap, 1572, '78 schepen1 7); 1577, '79, '80, '82, '83, '85, '86, '89, '90, '92, '93, '95, 1600, '02, '03, burgemeester van Haarlem, 1597, 1605 hoogheemraad van Rijnland, † 1606, gehuwd met ... wan:
Hendrik, 1606 vroedschap, 1607, '08, '11, '12 schepen, 1617, '18 burgemeester van Haarlem, 1627 hoogheemraad Rijnland, † 1635 z.o.

IX. Dirk van Berckenrode, heer van Berckenrode, 1549 bezitter van stoel nr. 1 van het Kerstgild, 1554 schepen, 1555-'57 burgemeester van Haarlem, †1559, gehuwd met Goedel van Zijl, wan:

X. Hendrik (van Haarlem) van Berckenrode, heer van Berckenrode, 1559 bezitter van stoel nr. 1 van het Kerstgild, † 1621, gehuwd met Maria Persijn, wan:
1. Dirk, heer van Berckenrode, 1621 bezitter van stoel nr. 1 van het Kerstgild te Haarlem, † 1642 z.o.
2. Hendrik, †1619.
3. Goedel, 1643 bezitster van stoel nr. 1 van het Kerstgild te Haarlem, 1618 gehuwd met haar neef Floris van Alkemade, wan:
a) Hendrik van Alkemade, heer van Berckenrode, 1649 bezitter van stoel nr. 1 van het Kerstgild te Haarlem, f 1690, gehuwd met Cornelia Bam.,
b) Margaretha, gehuwd met Dirk Ferdinand van Groenesteyn, heer van Grijpesteyn.
4. Barbara.
5. Josina,† 1630.

VlII bis. Willem Gerritsz. van Berckenrode, 1527 bezitter van stoel nr. 30 van het Kerstgild bij gifte van zijn vader, 1523-'30, '34, '38-'40 schepen, 1531 burgemeester van
Haarlem, f 1540, gehuwd met Anna Hendriksdr. Ramp, wan:
1. Maria, † 1577, gehuwd 1544 met Adriaan Claasz., thesaurier van Haarlem, † 1568.
2. Gerrit, 1545 bezitter van stoel nr. 30 van het Kerstgild, 1558 schepen van Haarlem, † 1559, gehuwd met Elisabeth Albrechtsdr. van Dorp, wan:
a. Willem, 1568 bezitter van stoel nr. 30 van het Kerstgild te Haarlem, † 1598 z.o.
b. Elisabeth, 1600 bezitster van stoel nr. 30 van het Kerstgild te Haarlem, gehuwd met le Nicolaas van Swanenburch, gez. van der Hooch, 2e Nicolaas Jansz. Verwer.
3. Geertruid, gehuwd met Cornelis Gerritsz. Kelou, 1565 bezitter van stoel nr. 29 van het Kerstgild te Haarlem, z.o.
4. Catharina, † 1591, gehuwd met Adriaan Willemsz. van der Nieuburg, burgemeester van Haarlem 1563-'65, † 1566, wan [xvii]:
a) Geertruid, gehuwd met Gillis Dirksz. van Heussen.
b) Maria, † 1637, gehuwd 1585 met Dirk Fransz.Thielman, z.o.
c) Willem, †1593, gehuwd 1588 met Cornelia Jansdr., z.o.
d) Anna, gehuwd met Pieter van Dorp.
e) Adriaan, 1610 vroedschap, 1607, '08, '10, '11 schepen, 1613, '14, '18 burgemeester, 1617 thesaurier van Haarlem, † 1618, z.o.
5. Margaretha.

Noten:

[i]Bijdragen tot de Geschiedenis van het bisdom Haarlem, XXII, blz. 144 en 146.

[ii]In 1534 is er boedelscheiding van de nagelaten goederen van Gerrit van Berckenrode den oude tusschen zijn kinderen Hendrik, Willem en Haze en Catharina, de dochter van zijn overleden zoon Gerrit. (Invent. van het familie-archief Van Berckenrode, nr. 21). Gerrit Sr. en zijn eerste vrouw, Catharina Plendriksdr., hadden in hun testament van 1508 bijzondere beschikkingen gemaakt voor hun krankzinnigen zoon Pontiaan en hun dochter Margriet, die bagrjn was (Arch. Van Berckenrode, nr. 18). Gerrit Gerritsz. Sr. had dus 4 zoons on 2 dochters, waaronder Margriet, zooals ook gezegd wordt in ontwerp-testamenten van Gerrit Jansz. en Aaf Pontiaansd., waar zij de kinderen van hun zoon bedenken (Arch. Van Berckenrode, nr. 10).

[iii]Bovengenoemd testament van 1508 en volmacht van Catharina Jansdr. van Naaldwijk, wed. van Jaeob Suys, voor haar man Gerrit van Berckenrode van 1515 (Arch. Van Berckenrode, nr. 19).

[iv]Arhief Van Berckenrode, nr. 14.

[v]Hij wordt door Van Adrichem van Dorp vermeld als knaap in 1340, schepen en in 1355 thesaurier van Haarlem.

[vi]Jan van Berckenrode doet in 1418 leenhulde aan Jacoba van Beieren (Arch. Van Berckenrode, nr. 3), dus zijn vader Gerrit was toen al overleden, vermoedelijk in 1415, het jaar van de stooloverdracht (niet 1420).

[vii]Vermeld in het testament van Catharina, weduwe van Gerrit van Berckenrode, haar moeder, in 1423 (Arch. Van Berckenrode, nr. 1).

[viii]Ook hier is het jaar van de stoeloverdracht als sterfjaar aangenomen, wat ook beter klopt dan 1463 van de genealogieën met de beleening van Gerrit Jansz. met goederen van de grafelijkheid van Holland in 1468 (Arch. Van B.erckenrodo, nr. 6).

[ix]Blijkens acte van 1451, waarbij Jan van Berckenrode de nalatenschap van zijn moeder Catharina, weduwe van Gerrit van Berckenrode, aanvaardt voor zijn 4 kinderen, gewonnen bij Margarotha Gijsbertsdr. van Noirtich, genaamd: Gerrit, Jan, Willem en Jan (Arch. Van Berkenrode, nr. 2). Eva Jansdr., gehuwd met Jan van Schagen, die in de gedrukte genealogieën genoemd wordt, is dus blijkbaar een dochter van zijn zoon Jan en een zuster van Gerrit Jansz., priester, die in 1530 stoel
nr. 37 van het Kerstgild te Haarlem nalaat aan den zoon van Jan van Schagen en Eva van Berckenrode.

[x]In J . E. Elias „De vroedschap van Amsterdam", I, 14 komt voor deze Margaretha van Berckenrode, dochter van Jan en Lijsbeth Harst. Het is niet uit te maken, of haar vader de oude of jonge Jan, alhier genoemd, is geweest; evenmin is dit te zeggen van Gerrit, priester, en zijn zuster Eva.

[xi]Acte van aanstelling van Gerrit Gerritsz. van Berckenrode tot schout van Haarlem in 1488 door Maximiliaan van Oostenrijk op voordracht van Burgemeesteren, schepenen, raad en rijkdom van Haarlem, aan wie door Maria van Bourgondië het schoutambt voor 10 jaar verpacht was (Arch. Van Berckenrode, nr. 12).

[xii]Acte van aanstelling van Gerrit van Berckenrode (Jr.) tot schout van Haarlem in 1504 (Arch. Van Berckenrode, nr. 22).

[xiii]In 1531 zijn de huwelijksche voorwaarden opgemaakt tusschen Engbert Willemsz. Ramp, weduwnaar van Jooste Dirksdr. Schrevel, en Haze Gerritsdr. van Berckenrode (Arch. Van Berckenrode, nr. 34). De genealogieën noemen als haar echtgenoot Karei van Drenkwaart, baljuw van Putten. In 1537 transporteert echter Willem van Berckenrode een huis
en erf in do Lange Bagijnestraat te Haarlem aan Engbert Willemsz., zijn zwager (Arch. Van Berckenrode, nr. 35). Deze verwantschap kan niet komen door zijn vrouw, Anna Ramp, want zij is genaamd Anna Hendriksdr. (Zie de scheiding zijner nagelaten goederen in arch. Van Berckenrode, nr. 31).

[xiv]Deze Gerrit van Berckenrode was één der afgevaardigden, die de Prins van Oranje in April 1572 naar Haarlem zond, om deze stad te bewegen, zich voor hem te verklaren. Hij was vroeger kanunnik geweest en tot de Hervormde godsdienst overgegaan. Om zijn afval en om zijn heftig vervolgen der geestelijken was hij bij de Katholieken zeer gehaat (C. Ekama. Beleg en, verdediging van Haarlem, blz. 3). In den slag bij het Manpad hoorde hij tot de ontzettingstroepen, die de Prins zond, en werd zwaar gekwetst (Ibid., blz. 234).

[xv]Margaretha Cornelisdr. van Berckenrode, wed. van Gerrit de Witte, maakt in 1600 een overeenkomst met Geertruid Adriaansdr. van Berckenrode (van der Nieuburg) over de scheiding hunner landerijen (Arch. Van Berckenrode, nr. 60).

[xvi]Sijbrand Van Berckenrode behoorde tot do „treffelijeke en notabele burgers", die na de overgave van Haarlem aan Don Frederik verklaarden, dat de tot afkoop der plundering' geeischte som onmogelijk op te brengen was (Ekama, blz. 262n). Te zijnen huize werd het vierkante noodgeld bijeengebracht, dat tijdens het beleg geslagen was, als afkorting van ieders schatting in deze afkoopsom (Ibid., blz. 263).

[xvii]Adriaan van Berckenrode was één der door Marnix nieuw benoemde schepenen van Haarlem bij het verzetten der Wet in Dec. 1572. Sommige schrijvers stellen een andere naam in zijn plaats (J'. van Vloten. Nederlands opstand tegen Spanje, III, blz. 93n), doch ook in „Een corte, waerachtige beschrijvinghe van alle geschiedenissen, aenslaghen, stormen, schermutsingen ende schieten voor de vrome stadt Haerlem... in 1573" van P. Sterlincx, wordt hij genoemd als „schepen van der stadt, een man de", burgher wel bemint".
Het Geslacht Van Berckenrode
door M. THIERRY DE BYE DOLLEMAN.
Uit: Centraal Bureau voor Genealogie Jaarboek, 1958, deel 12, blz. 81 e.v.

Inleiding.
Omtrent de geschiedenis van het aloude Haarlemse geslacht ,,van Berckenrode”, zoals deze in de genealogische literatuur van de 17e tot en met de 19e eeuw is vastgelegd, kan kortheidshalve verwezen worden naar de aanhef van de interessante publicatie van Haarlem’s Archivaris, Mej. Dr. G. H. Kurtz, in jaargang 1940 van ,,De Nederlandsche Leeuw”, kolom 11 e.v,
Het ordenen en de bestudering van de actes deel uitmakende van het ,,Berckenrode Archief” berustende ten Gemeente Archieve, had Dr Kurtz de juiste genealogische samenhang van de Berckenrode familieleden omstreeks 1500 duidelijk voor ogen gebracht en haar conclusies, neergelegd in bovenvermeld artikel, maakten definitief een eind aan diverse fouten welke sinds W. van Gouthoeven in de literatuur waren binnengeslopen.

Slechts het nieuwe licht hetwelk het .,Berckenrode Archief” kon brengen, was het doel van Dr Kurtz’ publicatie en ik heb het steeds betreurd dat zij, eenmaal begonnen zijnde aan de genealogie van dit zo interessant en destijds in Haarlem zeer zeker toonaangevend geslacht, niet getracht heeft ruimer arbeidsterrein te bestrijken, en al doende de vele aanvullingen en ook wel verbeteringen te vinden en te publiceren welke tot nu toe verscholen bleven in de verdere archivalia te Haarlem en elders.

Terwijl ik zelf bezig was aanvullende gegevens voor een meer volledige genealogie te verzamelen, waarbij vooral de elkaar opvolgende verlijen van de Grafelijke leengoederen, zomede de 15e en 16e eeuwse Haarlemse Transport Registers vele interessante gegevens opleverden, kwam het gehele speurwerk plotseling in een volkomen nieuw stadium door de bestudering van de Collectie Opt Straeten van der Moelen (zie Nederl. Leeuw 1956; k. 264 e.v.).
Het bleek mij dat deze 17e eeuwse amateur-genealoog bij zijn buitengewoon omvangrijke copiëer-arbeid onder andere twee zeer uitgebreide familiearchieven op Haarlem betrekking hebbende in handen heeft gehad en wel betreffende de geslachten van Bekestein en van Berckenrode. Zeer uitgebreid, inderdaad, want alleen al over laatstgenoemd geslacht noteerde ik de inhoud van meer dan 100 actes! waaronder tevens de oudste actes thans nog aanwezig in
het reeds hierboven besproken ,,Berckenrode Archief”. Dit Archief omvat thans nog 77 nummers, waarvan echter slechts de eerste 46 actes betrekking hebben ‘op de oude van Berckenrode stam en de 31 volgende actes uitsluitend op de tak van Egmond van de Nijenburg zich noemende van Berckenrode.
Van deze staak is het archief via de familie van Adrichem van Dorp vererfd op Jhr. van Sasse van Ysselt, de auteur van het boek over het Haarlemse Kerstmisgilde, die het een halve eeuw geleden ten geschenke gaf aan het Haarlems Gemeente Archief.

De hoofdstam der Berckenrode’s en na hen de van Alckemade’s en opvolgende ,,Heren van
Berckenrode” bouwden eveneens een archief op, lopende tot in de 20e eeuw. Dit laatste archief is zeer onlangs door de tegenwoordige bezitter der Heerlijkheid geschonken aan de Gemeente Heemstede. Ook in dit Archief berusten nog enkele acten betreffende het oude
geslacht van Berckenrode.

Uit deze opsomming blijkt wel duidelijk dat het oorspronkelijke ,,Berckenrode Archief” zoals Opt Straeten dit onder ogen heeft gehad belangrijk uitgebreider is geweest dan de huidige resten doen vermoeden, en het valt slechts te betreuren dat zo talrijke oorspronkelijke documenten de tand des tijds blijkbaar niet hebben kunnen weerstaan.
Gelukkig is het boven alle twijfel verheven dat onze amateurgenealoog, omstreeks 1650, slechts authentieke documenten heeft overgeschreven. Waar controle mogelijk is, b.v. bij huizentransporten, bij het weergeven van notariële actes waarvan de minuten nog bewaard zijn gebleven in de oude protocollen, en tenslotte vooral ook bij de Leenacten blijkt onomstotelijk dat Opt Straeten uitsluitend origineel materiaal onder ogen had.
Zelfs de alleroudste actes uit de jaren 1284 tot 1360 geven in hun samenhang met de van elders bekende, vaststaande gegevens een sluitend geheel, en kunnen mijn inziens dan ook als betrouwbaar genealogisch materiaal beschouwd worden.

Slechts één enkel voorbehoud wil ik hier maken: wanneer Arend van Berckenrode op hoge leeftijd in 1355 en 1356 ‘) ,,verklaring van afkomst” geeft ten behoeve van een volle neef en diens zonen fantaseert hij mogelijkerwijs wanneer hij zijn overgrootvader wil aansluiten aan de van Teylingen-stam, doch dit zelfde verschijnsel kennen wij uit notariële verklaringen in later eeuwen waarin comparanten mededelingen doen inzake voorouders c.q. familieverhoudingen van drie of vier generaties terug, waarbij het traditionele korreltje zout niet mag worden vergeten.
De acten als zodanig zullen echter ongetwijfeld de door Opt Straeten overgeschreven tekst hebben bevat, waarbij echter wel blijkt dat deze soms niet al te nauwkeurig te werk ging bij dit overschrijven, mogelijk doordat hij hier en daar de oorspronkelijke tekst niet goed begreep of niet goed kon lezen.

De oudste generaties.
De oudste generaties opgesteld volgens de gegevens van van Gouthoeven alsmede ,,Bijdragen Bisdom Haarlem XXII” worden door Dr Kurtz als volgt vermeld:

I. Jan van Haarlem, heer van Berckenrode, † 1305, wan:
II. Arend van Berckenrode. heer van Berckenrode, knape 1340, schepen van Haarlem, tresorier van Haarlem in 1355, † 1357, wan: [i]
III. Jan van Berckenrode, heer van Berckenrode, in 1374 bezitter van Stoel 1 van het H. Kerstmisgilde te Haarlem, † 1380, gehuwd met Emse Gerritsdr Parridaen, wan: enz. enz.

Dit herhaalde ,,heer van Berckenrode” is mijn inziens wel ietwat euphemistisch uitgedrukt, tenzij men met deze titulatuur slechts wil doen uitkomen het ,,bezitten” dan wel bewonen van het ,,huis” te Berckenrode. Een Ambachtsheerlijkheid Berckenrode bestond echter niet in de 14e eeuw en in de Grafelijke Leenregisters zal men daar dan ook tevergeefs naar zoeken. Wel bezaten de van Berckenrode’s naast hun Haarlemse woonhuizen van oudsher ook terreinen in de omgeving van Haarlem, en in een acte van 1451 [ii] wordt gesproken van de ,Berckenroedsche goederen metter hofstede ende het huis dat daer op staat, leggende in de banne van Heemstede”.

Dit huis nu was wel degelijk een echte edelmanswoning, liggende in een slotgracht, zoals te zien is op Plaat 1. Het is een reproductie van een 17e eeuwse tekening welke destijds was vervaardigd naar een oud schilderij ,,op ‘t Huis Berckenrode hangende voor de schoorsteen”.
Deze fraaie tekening in 0. Indische inkt van de hand van Dirk Dalens (ca. 1660) is in het bezit van het Gemeente Archief Haarlem: een woord van dank aan Dr Kurtz, die welwillend
toestemming tot reproductie gaf, is hier op zijn plaats.
Het oorspronkelijke schilderij gaf ongetwijfeld slechts een ideale reconstructie” van het oude slot, vóór dat het tijdens het Beleg van Haarlem door krijgsgeweld gedeeltelijk verwoest was geworden. In 1628, toen de laatste Dirck van Berckenrode de kasteelruïne nog bewoonde, maakte Pieter Saenredam een tweetal afbeeldingen van het huis, welke in later jaren herhaalde malen door tekenaars of graveurs werden gecopieerd. Plaat 11 toont een stel dergelijke
tekeningen waarop duidelijk de identiciteit van de ,,ruïne” met het kasteel van Plaat 1 is te constateren. Tenslotte biedt Plaat 111 een beeld van het Huis te Berckenrode zoals dit getekend werd door R. Roghman, circa 1649, waarbij blijkt dat in de verstreken 20 jaren de uitgebrande achter-bouw weer was hersteld en onder de kap gebracht. De toren werd echter niet meer opgebouwd.

Onder de oppervlakte van de grote vijver van de tegenwoordige buitenplaats ,,Berkenrode” bevinden zich nog altijd de fundamenten van dit oude kasteel, zoals schrijver dezes persoonlijk kon constateren toen in het najaar 1956, tijdens werkzaamheden ter plaatse, de vijver tijdelijk was drooggelegd. Bij de herbouw in 1691 van dit practisch tot een ruïne vervallen gebouw en wederom in 1747 na een zware brand, werden dezelfde fundamenten en muurresten benut. Uiteindelijk viel het Huis te Berckenrode definitief onder slopershanden in het jaar 1797.

De heerlijke rechten over dit speciale gebied, hetwelk ressorteerde onder de Ambachtsheerlijkheid Heemstede, behoorden in de 14e eeuw niet toe aan het geslacht van Berckenrode, doch aan het aanzienlijke en riddermatige geslacht der van Heemstede’s.
Echter: het kan verkeren, zoals Breeroo reeds zei, en toen in het midden der 15e eeuw Jan van Heemstede in financiële moeilijkheden kwam te verkeren verkocht hij in 1466 aan de schatrijke Haarlemer Gerrit van Berckenrode Janszn een deel van zijn ambachtsheerlijke
rechten voor zover die betrekking hadden op het reeds aan Gerrit Janszn toebehorend grondbezit.
Kort daarop, 1 okt. 1466 wordt Gerrit van Berckenrode Janszn officieel beleend door de Graaf met dit ,,heerlijk” recht, en sindsdien noemen de van Berckenrode’s zich eerst met recht ,,Heer van Berckenrode”. Doch de conservatieve kanselarij in ‘s-Gravenhage spreekt in de bovengenoemde beleningsoorkonde en ook in de daarop regelmatig volgende nieuwe verlijen
niet van de Heerlijkheid Berckenrode. doch steeds van ,,een deel van de Ambachtsheerlijkheid van Heemstede zoals Jan van Heemstede die te houden placht”. Later, toen de Staten van Holland de rechten van het Grafelijk Huis overnamen, veranderde de betiteling langzamerhand in ,,Heerlijkheid Berckenrode”.
Nog heden ten dage is de tegenwoordige eigenaar van de buitenplaats Berkenrode ,,Heer van Berckenrode” en ligt zijn ,,gebied” als vanouds als een enclave temidden van het gebied der .,Heerlijkheid Heemstede”.

Deze aloude ,,Berckenroedsche goederen” met het daaropstaande huis (waarvan het bouwjaar echter niet bekend is) behoorden in 1466 reeds bijna twee eeuwen tot het bezit van het geslacht van Berckenrode. in feite is dit terrein zelfs de naamgever voor dit geslacht geweest, zoals blijkt uit een oorkonde van Graaf Floris V, gegeven op de 5e december 1284.
Opt Straeten vermeldt deze oorkonde in Deel 111 op folio 806. doch zij is ook nog na te slaan in de Leenregisters en wel in Hollandse Leenkamer No. 40, (oudtijds E.L. 41) op folio 32. De tekst werd door van den Bergh gepubliceerd in Deel 11 van het Oorkonden Boek Holland en Zeeland onder No. 529. Ter plaatse leest men:

.,Wi Florens grave van Hollandt, maken condt allen dien ,,ghenen, die desen brief sien selen jofte hooren, dat wy Janne ,,van Haerlem, veren Aleyden sone, onsen knape, gegeven
,,hebben den campe, die Willem Terninc bedolven hadde, die ,,leghet bi den gasthusen dat the Haerlem in den hout staet, ,,dat die Berckenrode heyt, also verre alse der gastlyde thuin
,,ghaet, ende huer sloet the Haerlemmerhoute waert, ende alsoe ,,verre alse die Willem Terninc, ende alsoo breedth, gedolven ,,hadde tote Nordigerhoutwart, in dier manieren, dat die Jan ,,dien campe ghebruke ende besige vrigelike ende erflicke. In ,,orconde van desen, so willen wy, dat hem niement en hindere ,,in desen voorgesegheden campe, die dat dede, dede uterlike ,,teghen ons.
Dese brief was gegheven in die jare ons Heeren ,,dusent tue hondert ende viir en tachtigh, in Sente Niclais ,,avont.“

Het is met deze oorkonde van 1284, en tevens met een later te behandelen oorkonde van het jaar 1305, een zeer bijzondere geschiedenis, mogelijk kan men zelfs spreken van een unicum! Bij het naslaan van bovenvermelde inschrijving in Hollandse Leenkamer No. 40, folio 32, bleek mij namelijk dat de oorkonde niet tijdens de samenstelling van dit Register (circa 2e kwart der 14e eeuw) werd ingeschreven, doch véél later, n.1. op 28 mei 1621 door de Griffier van de Leenkamer E. Gool. Deze schreef de inhoud af van het originele charter hetwelk hem kennelijk was voorgelegd door de laatste heer van Berckenrode toen deze in 1621 verlij verzocht voor de hem na dode zijns vaders aanbestorven leengoederen.

Vanzelfsprekend dringt de vraag zich op of men in 1621 wel met voldoende wetenschap de toen voorgelegde oorkonde voor echt mocht verklaren. Juist in die jaren kwam het meermalen voor dat families trachtten, min of meer te goeder trouw, hun aanzien te verhogen door het naar voren brengen van pretenties, al dan niet gestaafd door ,,originele bewijzen”, welke thans, bekeken door een meer critische bril, onvoorwaardelijk naar het rijk der fantasie
worden verwezen.

De van Berckenrode’s waren echter geen ,,nieuw geslacht” dat nog een extra krans aan de reeds behaalde lauweren behoefde toe te voegen. Integendeel, in 1621 vormden zij nog slechts een uiterst kleine, op uitsterven staande familiegroep, welke, Katholiek gebleven, geen deel nam aan de geweldige opgang der Zeven Provinciën, en in ,,Den Haag” ook zeker geen connecties meer zal hebben bezeten om toch daartoe te geraken middels minder oirbare manupilaties. Ook de inhoud van beide oorkonden, die slechts bevestigde hetgeen later reeds eeuwen lang een realiteit bleek te zijn, zweemt niet bepaald naar vervalserspractijken.

De tweede oorkonde, eveneens door E. Gool in 1621 in het Register Holl. Leenkamer NO 40 bijgeschreven, en wel op folio 41 vo., behelst een quitantie van de Ontvanger van de Heergewaden van Holland aan Arend van Berckenrode voor het voldoen van het Heergewaad over het hem bij dode zijns vaders aanbestorven leengoed ( 1305).
Deze acte wordt vermeld door P. L. Muller in zijn ,,Regesta Hannonensia” waar hij op blz. 13 spreekt van ,,een verdacht stuk”.

Teneinde in deze kwestie zoveel mogelijk klaarheid te verkrijgen heb ik een en ander voorgelegd aan de heren van het Algemeen Rijksarchief te ‘s-Gravenhage, waar de Rijksarchivaris van ’t Hoff en Chartermeester Fox in hun schriftelijk antwoord dd. 15 okt. 1957 tot de conclusie kwamen dat wel degelijk meer dan voldoende argumenten aanwezig zijn om tot echtheid van beide oorkonden te besluiten.
Een woord van dank aan deze heren, die hun wetenschappelijke kennis dadelijk wilden inschakelen teneinde mijn visie als amateur te hulp te komen, is hier zeer zeker op zijn plaats.

Wat de plaatsbepaling in de oorkonde van 1284 betreft, nog het volgende. Tot goed begrip diene dat de tegenwoordige buitenplaats ruwweg gesproken ligt aan de hoek welke de Herenweg (de oeroude heerbaan tussen Haarlem en Leiden) maakt met de Zandvoortselaan
welke laatste in de Middeleeuwen en nog lang daarna ,,Gasthuislaan” heette. Bij die hoek stond van overoude tijden her een ,,Gasthuis” zoals niet alleen blijkt uit bovenvermelde acte, doch ook uit andere authentieke bronnen. Zo vond ik nog in een acte van 12-8-1393 (Holl. Leenkamer No. 52, fol. 99vo.) de redactie: . . .
de wildernisse in de banne van Heemstede tussen het Manpad en het Gasthuis . . . (de ,,Wildernisse” was ter plaatse de oude benaming voor de beboste strook binnenduinen, liggende ten Oosten van de Herenweg).

Dit oude Gasthuis moet omstreeks 1600 zijn afgebroken. Op 31-5-1629 verklaren twee oude Heemstedenaren op verzoek van Jhr Dirck van Berckenrode dat zij het Oude Gasthuis liggende op die bewuste hoek (en waarvan de fundamenten toentertijd in 1629 nog te zien waren) goed hebben gekend, en er tijdelijk met hun gezin ook in hebben gewoond; en dat het op die plek altijd de scheiding is geweest tussen ,,Berckenrode” en ,,Heemstede”.[iii]
Mogelijk had reeds dit oude Gasthuis bij Berckenrode connecties met het eveneens zeer oude Gasthuis in de stad Haarlem, waaruit later het thans nog bestaande St Elisabeth’s Gasthuis is voortgekomen.
In ieder geval behoorde het hele complex Gasthuisgoederen in de banne van Heemstede in de 17e eeuw toe aan dit St Elisabeth’s Gasthuis.

Uit de redactie van het charter van 1284 blijkt duidelijk dat het bewuste terrein niet in leen werd gegeven, en hiermede is dan tevens verklaard dat in later jaren geen verlijen voor dit grondbezit in de boeken van de Leenkamer worden aangetroffen.
Dat de van Berckenrode’s zich steeds bewust zijn gebleven van deze 13e eeuwse ‘overdracht aan hun stamvader Janne van Haerlem, blijkt wel sterk uit het feit dat zij omstreeks 1600 hun naam zelfs veranderden in ,,van Haerlem van Berckenrode” daarbij hun wapen met de geblokte leeuw kwartelerend met het wapen van het oude riddermatige geslacht ,,van Haerlem” waarbij laatstgenoemd wapen zelfs de voorrang kreeg in het eerste en vierde kwartier.

De van Berckenrode’s achtten het dus toentertijd een zekere zaak dat Janne van Haerlem, veren Aleyden sone een telg uit dat geslacht was: er zijn mijns inziens echter wel degelijk redenen dit te betwijfelen. Opt Straeten copieert namelijk een tweetal actes gedateerd 1355
en 1356 (hiervoor reeds terloops aangehaald), waarin Arend van Berckenrode ten behoeve van zijn volle neef Floris Hughensone en diens beide zonen Arend en Huge een afstammingsverklaring geeft waarbij hij mededeelt, dat zijn vader Jan veren Aleyden sone
heette en diens broeders Hughekyn uter Boekelrye, Dirc en Floris: allen gesproten uit grootvader Arend Denout.
Laatstgenoemde zou dan zijn een zoon van Dirc Naghel, behorende tot ,,de maechschap
van Teylingen”. De naam ,,van Haerlem” komt hierbij niet ter sprake en het wapen van die familie wordt ook niet gevoerd door Arend van Berckenrode. Hoewel Arend bewijsbaar schepen van Haarlem is geweest [iv] zijn van hem geen zegelafdrukken bewaard gebleven. Opt Straeten, die bovenvermelde actes overschreef, zag daar kennelijk nog wèl Arends zegel onder hangen en het is dan ook zuiver op zijn gezag dat hier geboekstaafd wordt als Arends
wapen: 3 bomen naast elkander geplaatst. Kennelijk een ,,sprekend” wapen, hetwelk echter later weer werd verlaten vooh de goud gekroonde, van zilver en zwart geblokte leeuw op een rood veld.

Het komt mij voor dat indien Janne van Haerlem inderdaad een ,,van Haerlem” zou zijn geweest, zijn zoon Arend zulks pertinent in bovengenoemde actes tot uitdrukking zou hebben gebracht, en het is dan ook mijn overtuiging dat de naamsaanduiding in het charter van 1284 slechts als een aanwijzing van plaats van herkomst was bedoeld.

Hierboven schreef ik reeds dat in de Leenregisters geen beleningen van ,,Berckenrode” worden aangetroffen. Toch waren de van Berckenrode’s wel degelijk leenmannen van de Graaf van Holland, want wèl vindt men, met de regelmatigheid van een klok overgaande
van vader op zoon de belening met de ,,Berckenroedsche hoeve” gelegen in het Westland tussen Monster en ‘s-Gravenzande. De eerste beleningsoorkonde is te vinden in Holl. Leenkamer No. 27 (oudtijds E.L. 29) op folio 9, gedateerd Maandag na St. Gillis
(= 4 september) 1357:

,,Hertog Willem doen cond alle luden dat Jan van Berkenrode ,,van ons tot rechten lene hout ende ontfaen heeft de hoeve ,,liggende tusschen Monster ende ‘tsgravensande van welke
,,hoeve hi ons dienen sal als anders onse mannen ons sculdigh ,,sijn te doene. In oirconde deser breve gegeven in den Haghe ,,des manendachs nae Sinte Gillysdach a0 1357.” [v]

Een nog ouder gegeven valt te putten uit het ,,Oude Register van graaf Floris”, waarin de Berckenroede hoeve als zodanig vermeld staat in een inschrijving welke de bewerker, S. Muller, dateert op circa 1346. Hierover later meer.

Hoe kwamen de van Berckenrode’s aan dit leengoed in ’t Westland op hetwelk zij kennelijk hun eigennaam overdroegen reeds zeer kort nadat zij zelf deze naam hadden aangenomen uit hoofde van hun eigendomsrecht op de zo geheten ,,campe” in de banne van Heemstede? De Leenregisters zwijgen hieromtrent als gevolg van hun incompleetheid over de periode rond 1300. Opt Straeten geeft ons echter in zijn copieerboek de inhoud van de hier volgende
Haarlemse Schepenacte uit het jaar 1294.[vi]

,,Wi Jan ver Badeloghen soon ende Willaem Dullaert. scepenen in Haerlem, oerconden dat Jan Veren Aleyden Soene ,,hevet gecoft thegens Janne die Dirrix Clercs soenne was dat
,,landt dat die hove heet dat legget tussen des greven zainde ,,ende Monster ende hum dat landt vol1 ende al1 betaelt hevet, ,,voort so hevet Jan die Dirrix Clercs soenne was geloeft Janne ,,Veren Aleyden soenne dat voergenomede lant te waren voer ,,eighen of voer leen thegens den grave van Hollant, waer ,,dat hi des niet en dede so soude hij of sijn ervename gheven Janne vern Aleiden soenne offe sijne ervename hondert pont ::Hollants.
In orconde deser letter beseghelt met onsen seghelen int Jaer ons Heeren dusent tve hondert ende vier en ,,neghentich oppe Sente Johannes dach” (24 juni 1294).

(Hieronder getekend de wapenfiguren van Willem Dullaert en Jan ver Badeloghen zoon).

Dat deze hoeve een belangrijk bezit vertegenwoordigde blijkt uit de voor die tijd hoge ,,dwangsom” van £100 !
Reeds kort daarna moet een officiële belening door de Graaf zijn gevolgd. Dat er van leenverband sprake is blijkt namelijk duidelijk uit de reeds hiervoor vermelde quitantie voor het voldoen door Arend van Berckenrode in het jaar 1305 van het door hem verschuldigde
heergewaad. Ik laat hier thans de redactie van deze acte volgen zoals zij in 1621 in het oude Leenregister werd bijgeschreven.

,,Wi brodere Jan, Myster van der Brake ontvanger van der ,,herewadhe van Hollandt doe kunt ende orkunde dat Arnout ,,van Berckenrode Jans zoone veren Aleiden sone die houder ,,is van deser Letter genoich gedaen hevet van den Ghodhe ,,dat op hem vel van sines vaders doit.
In orcunde deser Letter ,,gesegelt mit onsen zegele in onsheren jaer dusent drehondert
.,ende vyve des manesdaghe na Sente Servais dach.”

De Graven van Holland hadden de inkomsten uit de Heergewaden van Holland geschonken aan de Tempelierenorde wier commanderij Ter Brake in Noord-Brabant lag. In 1312 bij de opheffing van de Tempelierenorde vervielen hun bezittingen aan de Sint Jans Heren, doch in 1305 blijkt het dus volkomen correct te zijn dat broeder Jan, meester van den Brake het heergewaad van Arend van Berckenrode in ontvangst neemt en daarvoor quitantie
afgeeft.

Ik stipte reeds even aan dat de ,,Berckenrode hoeve” bereids in 1346 met deze specifieke naam wordt aangeduid. Wij zien in 1357 Jan van Berckenrode beleend worden met ,,de hoeve”, in 1375 zijn zoon Gerrit wederom met ,,die hoeve”, en eerst diens zoon Jan in 1412 met ,,die Berckenroedsche hoeve” welke terminologie dan verder in de daarop volgende verlijen gehandhaafd blijft. De vermelding in het jaar 1346 nu slaat op een acte voorkomende
in het ,,Oude Register van Graaf Florens” uitgegeven met verklarende notities door S. Muller in Bijdragen Historisch Genootschap XXII; op blz. 238 leest men dat in het originele boek op fol. 58vo geschreven staat:

,,Item Dieric van Valkenburch X £ tsjaers die hi neemt uter hoeven van Berckenrode in ‘t ambacht van tsgravenzande”.

Dit jaargeld hield Dirc van Valkenburch als ,,recht leen” en na dode van zijn kinderen verviel dit leen dan ook weer terug aan de Graaf. Hiervoor kan verwezen worden naar Holl. Leenkamer No. 50 (1111 Albrecht) fol. 177vo.:

Kerstavond 1377. Hertog Albrecht verkoopt aan Engebrecht Wermbrechtzoon een rente van 5£ Hollands s’jaars welke de Graaf weer aangekomen waren na dode van Agatha van Valkenburch Dircxdr, en welke destijds een deel vormden van de X £ s’jaars uit de Berckenroedsche hoeve gehouden door Dirc van Valkenburch ten rechte lene. De andere 5 £ zijn op dat moment reeds in bezit van het Gasthuis te ‘s-Gravenhage.

Hoewel familieverwantschap van de van Valkenburch’s met de van Berckenrode’s voor de hand ligt valt zulks uit de redactie van deze beide officiële inschrijvingen toch niet te bewijzen. Opt Straeten licht ons echter in omtrent een zoon van Dirc v. V., namelijk Willem
van Valkenburch. De acte welke hij weergeeft in Deel 111 op folio 804 is gedateerd zaterdag na St. Ambrosiusdag 1356;

Willem van Valkenburch oorkondt dat hij een regeling treft met ,,sinen Oem” Arend van Berckenrode inzake de uitbetaling van de jaarrente welke ,,Dirc minen Vader daer plach te hebben”. Ook hier dus weer een bevestiging van een Opt Straeten acte door de officiële
stukken, waarbij wij bovendien vernemen dat Arend van Berckenrode een Oom was van Willem en dus ook van Agatha van Valkenburch.
Dit nu kan zijn op drieërlei manier:

a. Arend van B. en Dirc van V zijn broeders,
b. Arend van B. is gehuwd met een zuster van Dirc van V.
c. Dirc v. V. is gehuwd met een zuster van Arend van B.

Geval b. biedt geen enkele logische grond voor een jaarrente uit een Berckenrode leen toekomend aan Dirc van Valkenburch.

Blijven dus de gevallen a. en c.
Geval a. zou enige steun kunnen vinden in een heraldische hypothese:
Opt Straeten meldt onder bovenstaande acte dat Willem v. V. zegelde met: een leeuw beladen met een barensteel (geschakeerd) met vijf hangers. Nu had ik mij vroeger reeds afgevraagd
waar toch de van Berckenrode’s die zo zeldzaam voorkomende ,,geblokte” leeuw vandaan hadden. Arend v. B. voerde volgens Opt Straeten drie bomen, doch zijn zoon Jan wijzigde dit in het leeuwenwapen.
Waar nu Arend zich positief uitlaat over een ,,Teylingen” afkomst zou het zeer goed mogelijk zijn dat Dirc van Valkenburch, indien hij mede een zoon was van Jan Veren Aleyden sone, het oude Teylingen wapen voerde en daarbij als brisure voor jongere tak de effen blauwe barensteel wijzigde in een geschakeerde! En Jan van Berckenrode zou dan na het uitsterven der Valkenburch lijn (zie de leenacte van 1377) wederom het oude leeuwenwapen voor zijn tak hebben aangenomen, daarbij de barensteel laten vervallen doch de schakering toepassend op de hoofd-figuur, nl. de leeuw zelf!
Dit alles is natuurlijk slechts een speculatieve hypothese en persoonlijk voel ik veel meer voor de laatste mogelijkheid, nl. dat Dirc van Valkenburch gehuwd zou zijn geweest met een zuster
van Arend van Berckenrode.

Geval c. Wij weten namelijk alreeds dat Jan Veren Aleydenzoon een aanzienlijk en zeer zeker ook een rijk man is geweest, zodat hij zeer wel in staat zal zijn geweest om naast zijn zoon en leenvolger ook eventuele dochters een belangrijke erfenis toe te delen. Omtrent Dirc van Valkenburch en diens ega worden wij nu nog verder ingelicht door de hogergenoemde publicatie van S. Muller in Bijdr. Hist. Genootschap XXII. Achter de tekst van het ,,Oude
Register” vervolgt Muller ter plaatse met Bijlage A., de lijst der Teylingse goederen na dode der Vrouwe van Voorne omstreeks het jaar 1328. Aldaar leest men onder 4e:

,,Dieric van Valkenburch houter of dat derdendeel van al der ,,smaltienden van de prochie van Hairlem ende die behuede ,,hi mit siner wive diese hair ouders helden van den here van
,,Teylinge ende seijd dat in sijn huweliic ghesproken was dat ,,suden tiende op droch ende quite scout ende dat hine ontfene ,,van der vrouwe van Voirne”.

Deze tienden waren dus het eigendom geweest van Dirc’s schoonouders en zijn ega had een derdedeel ervan geërfd en aan de vrouwe van Voorne opgedragen opdat haar echtgenoot er weder mede beleend zou worden.

De hypothese dat Dirc v. V. met een zuster van Arend v. Berckenrode gehuwd zou zijn, geeft naar aanleiding van het bovenstaande tot resultaat dat Jan Veren Aleyden zoon de vorige bezitter van de Haarlemse smaltienden zou zijn geweest. Dit nu lijkt mij niet onmogelijk gezien de status van Jan als aanzienlijk man in Haarlem’s omgeving, doch buitendien is er nòg een nuttig gegeven! In het ,,Oude Register” komt een nòg oudere opsomming voor
van de Teylingse leenmannen, welke door S. Muller gedateerd wordt op omstreeks het jaar 1283. Op folio 88vo. wordt dan als de toenmalige eigenaar van de Haarlemse smaltienden genoemd: Gerardus de Honte (of de Houte)., waarbij Muller aantekent dat het vrijwel ondoenlijk is bij dit oude schrift om uit te maken of ter plaatse een U of een N geschreven staat. Gezien Gerardus acht ik ook het woordje ,,de” hier te staan voor ,,van den” en zou ik de
naam in moderne taal willen schrijven Gerard van den Hout. Is het nu niet verleidelijk om deze persoon in familieverband te zien met de door Arend van Berckenrode vermelde grootvader Arend Denout? Jan Veren Aleyden zoon zou dan de bewuste smaltienden
van zijn ,,oom” Gerard hebben kunnen erven.[vii]

Hoe dit nu precies moge zijn, en hoe men ook sceptisch kan staan tegenover de traditie der ,,van Haerlem” afstamming, danwel tegenover de door Arend opgegeven ,,van Teylingen” afstamming, een feit blijft dat Jan Veren Aleyden zoon, zéker door zijn moeder (wier prefix toch een adellijke geboorte aanduidt) maar mogelijkerwijs ook door zijn vader, gelieerd moet zijn geweest met een machtige familiegroep [viii]. De overlevering van een Teylingenafstamming behoeft dan ook mijns inziens zeker niet zonder meer
naar het rijk der fantasie te worden verwezen.

Tenslotte de strikt genealogische bewijsvoering van:
Generatie I, Jan Veren Aleijden zoon op
Generatie II, Arend van Berckenrode op
Generatie III, Jan van Berckenrode

Een werkelijk zuiver authentiek gegeven dat Arend’s vader ,,Jan Veren Aleyden zone” heette, ontbreekt ons ten enenmale. Opt Straeten heeft echter bij de bestudering van het toenmalige
Berckenrode Archief een 5-tal actes gezien en gecopieerd waaruit zulks duidelijk zou blijken. Het betreft hier:

a. de Grafelijke oorkonde van 1284 betr. de kamp land genaamd Berckenrode, in 1621 officieel bijgeschreven in de Leenregisters en sindsdien door alle geschiedschrijvers en
genealogen voor authentiek gehouden.
b. de schepenacte van 1294 betreffende de aankoop van de ,,hoeve”.
c. de quitantie van 1305 inzake het heergewaad door Arend voldaan aan de daartoe competente instantie.
d. en e. een tweetal actes van Arend zelve inzake familieverhoudingen.

Het bovenstaande geeft mij aanleiding de bewuste filiatie volkomen aanvaardbaar te achten: de naamsgeving door Arend aan zijn zoon Jan bevestigt nog ten overvloede het reeds voorhanden zijnde bewijsmateriaal.
Dat Jan (III) de zoon is van Arend (II) volgt niet met zoveel woorden uit zijn belenings-acte van 1357 - zie hiervoor – doch wèl uit een acte van het Klooster Leeuwenhorst (A.R.A., fiches
Charters Leeuwenhorst 223) gedateerd 1-3-1364, handelend over een kwestie tussen Bartradis ,,nonne ter Lee”, en haar broeder Jan van Berckenrode, die weigerde haar een rente van 4£ ‘s jaars uit te keren, haar toekomende volgens het testament van hun vader Arnoldus.

Na aldus de oudste generaties uitvoerig belicht te hebben voeg ik hier een schema tussen waarin de tot nu toe behandelde personen in onderling verband staan aangegeven, waarbij dus in het oog moet worden gehouden dat de hier opgevoerde familieleden van Jan Veren Aleyden zone vermeld stonden in actes van Arend van Berckenrode welke actes thans niet meer controleerbaar zijn.

Alvorens over te gaan tot het opstellen van een zo compleet mogelijke genealogie van het geslacht van Berckenrode moet ik hier wel de clementie van mijn lezers inroepen voor het feit dat, hoewel de stam-lijn onomstootbaar vaststaat, het een ander geval is met enkele leden van deze familie, die, levend in de 15e eeuw en slechts zeer sporadisch in de oorkonden naar voren tredend, meermalen slechts vragenderwijs door mij een plaats in het familieverband konden worden aangewezen.

Tevens is het hier de juiste plaats om mijn dank te betuigen aan Mr J. W. Groesbeek, de Rijksarchivaris in Noord-Holland, die niet alleen de hieraan voorafgaande Inleiding met een critisch oog heeft willen bekijken, doch die tevens ook verder zo bereidwillig was mij in mijn naspeuringen terzijde te willen staan en mij zijn eigen notities inzake ,,van Berckenrode” mede te
delen, zodat nog enkele vroeg 15e eeuwse leden van dit geslacht die ik zelf nog niet had weten te vinden, toch in het familieschema konden worden ingevoegd.

Bij het opstellen van een genealogie betreffende een geslacht welks leden leefden tussen 1300 en 1640 is het vanzelfsprekend uitgesloten om ook maar enigermate daarbij op compleetheid te kunnen bogen. Doel van deze publicatie is dan ook speciaal om door het aansnijden van het probleem andere genealogen op te wekken eventuele aanvullingen c.q. verbeteringen te publiceren op de thans hierachter volgende Genealogie, hetgeen mijnerzijds in hoge mate zal worden gewaardeerd.

Noten

[i]Opt Straeten Deel III, fol. 803 en 804

[ii]2, Opt Straeten Deel 111, fol. 811.

[iii]G. A. Heemstede; Berckenrode Archief No. 5&, acte verleden voor schout en schepenen van Berkenrode dd. 31!5/1629.

[iv]Arend komt voor als schepen van Haarlem in het ,,Cartularium van St Jan” (Gemeente Archief Haarlem) en wel in de jaren 1324, 1325, 1335, 1336, 1337, 1340 en 1343.

[v]In de daaronder volgende acte machtigt de Graaf Jan van Berckenrode om de lijftocht voor zijn echtgenote Eemse Gerrit Parridaenszdr vast te stellen op ,,de mime helft” van deze hoeve. Een en ander klopt met het jaartal 1357 ongegeven in de oude genealogiën als sterfjaar van Jan’s vader Arend van B.- Jan erfde tevens eenachterleen van Blois want in het desbetr.
Leenregister. HOR. Leenkamer No. 111 .,Bloijs”, fol. 88 vo, vindt men op ,,2 dagen na’ St. Severijnsdag” (= 24 October 1357 de machtiging van Jan van Blois aan ,, Jan van Berckenrode ons mannen” om ,,Eemsen sine wiven die Gherit Parridaenszoens dochter is” als lijftocht de helft van een Camp lants in Tetrode toe te kennnen. Dr P. L. Muller; Regesta Hannonensia,
blz. 111, geeft ons een acte van 18/1/1323, waarin ridder Kerstant van Raephorst Gheryd Paridaensz. zijn neef noemt. Deze acte komt voor in het Cartularium van St Jan, eertijds in het Rijks Archief voor Utrecht, thans in het Haarlems Gemeente Archief. Het daarbij door Muller opgegeven nummer 171 is echter foutief. In het Oude Register van Graaf Florens vond ik nog vermeld circa 1346, een Simon Parridaen, waarschijnlijk een broeder van onze Gheryd. Terwijl vader Paridaen mijn inziens wel te identificeren valt met de Haarlemse schepen uit het jaar 1305, die vermeld wordt in acte No. 685 van bovengenoemd cartularium.

[vi]Opt Straeten Deel III, fol. 803.

[vii]De naam ,,van den Hout” kwam in de 14e eeuw inderdaad meer voor. Gezien het feit dat Arend van B. mededeling doet omtrent een Oom én een neef van hem die beiden Floris heetten, viel mijn oog onwillekeurig op ,,Floris van den Hout” vermeld in het interessante artikel ,,Foreest en Hodenpijl” van de hand van Jhr H. A. van Foreest in Nederl. Leeuw 1957,
k. 201, noot 143. Zijn zegel (1433) vertoont een leeuw, met een schildhoofd waarin drie voorwerpen naast elkaar welke ik, na nauwkeurige bestudering wel voor drie bomen zou willen houden, Een merkwaardige coincidentie! Deze Floris van den Hout was schepen van Haarlem in 1345. (Zie Oud Archief Herv. Gemeente; Inventaris No. 217, Regestenlijst No. 14.) alsmede diverse vermeldingen als zodanig in het Cartularium van St Jan.

[viii]Om tweeërlei redenen kwam het ín de Middeleeuwen voor dat een man zich met zijn matronymicum aanduidde; a. wanneer zijn adellijke moeder zich gemésallieerd had, en het voeren van de moedersnaam dus uiteraard een voordeel bood; b. wanneer de vader een groot heer was die buitenechtelijke kinderen verwekte bij een adellijke jongedame, waarbij zijn kinderen
toch maar liever niet de bastaard-toevoeging wilden vermelden. (zie voor dit laatste geval een bekend voorbeeld vermeld in Nederl. Leeuw 1926; k. 326: Willem Ver Margrieten sone, een bastaard zoon van Willem van Brederode verwekt bij Margriete dochter van Daniel van de Merwede.)

Tijdbalk Jan Veren Aleydensone van Haerlem

  Deze functionaliteit is alleen beschikbaar voor browsers met Javascript ondersteuning.
Klik op de namen voor meer informatie. Gebruikte symbolen: grootouders grootouders   ouders ouders   broers-zussen broers/zussen   kinderen kinderen

Voorouders (en nakomelingen) van Jan Veren Aleydensone van Haerlem

Jan Veren Aleydensone van Haerlem
< 1272-< 1305


Arend van Berckenrode
< 1305-± 1357

    Toon totale kwartierstaat

    Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

    • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
    • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
    • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).

    Verwantschap Jan Veren Aleydensone van Haerlem



    Visualiseer een andere verwantschap

    Bronnen

    1. Literatuur; CBG jaarboek , 1958, deel 12, blz. 81 e.v., 19 oktober 2014
      Centraal Bureau voor Genealogie Jaarboek, 1958, deel 12, blz. 81 e.v.
      Het Geslacht Van Berckenrode
      door M. THIERRY DE BYE DOLLEMAN.

      blz 93
      1. Jan van Haerlem. Veren Aleyden sone. Knape, aldus voorkomend in een oorkonde van Graaf Floris V, gedateerd 5-12-1284, waarbij de Graaf hem een kamp land overdraagt genaamd ,.Berkenrode” gelegen bezuiden de Haarlemerhout, zeer vermoedelijk op de plek waar nog heden ten dage de buitenplaats ,,Berkenrode” zich bevindt 9) .

      Hij koopt voor schepenen te Haarlem op 24-6-1294 een ,,hoeve” gelegen tussen Monster en ‘s-Gravezande 10). Deze koop werd blijkbaar door de Graaf met een belening bevestigd, gezien het feit dat in het Leenregister werd bijgeschreven een ,,Quitantie” wegens het voldoen van het heergewaad in het jaar 1305, en tevens gezien het feit dat zijn nazaten nadien regelmatig door de Graven met dit leengoed werden verlijd. Deze hoeve draagt van de 14e tot de 18e eeuw de naam ,,Berckenroedsche Hoeve”.

      Zoals hiervóór uiteengezet bij de bespreking van de oudste generaties is het zeer wel mogelijk te achten dat Jan Veren Aleyden zoon door de Heer van Teylingen beleend was met een deel der Haarlemse smaltienden (een Grafelijk achterleen
      dus), welk leen hij op een dochter zou hebben laten vererven.

      Jan stierf waarschijnlijk kort vóór 1305. De naam van zijn echtgenote is niet bekend.

      Noten:
      9): A.R.A. Holl. Leenkamer No. 40; fol. 32. Zie van den Bergh, Oorkondenboek voor Holland en Zeeland, Deel II., onder No. 529.
      10): Opt Straeten, Deel 111, fol. 803.

    Over de familienaam Van Haerlem


    De publicatie Paul Christiaan Smis. Oude namen. is opgesteld door Paul C. Smis (contact is niet mogelijk).
    Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
    Paul C. Smis, "Paul Christiaan Smis. Oude namen.", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/stamboom-boris-schubert-moonlight/R3454.php : benaderd 4 juni 2024), "Jan Veren Aleydensone van Haerlem (< 1272-< 1305)".