Paul Christiaan Smis. Oude namen. » Hendrik Veeckens (1779-1815)

Persoonlijke gegevens Hendrik Veeckens 

Bronnen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7

Gezin van Hendrik Veeckens

(1) Hij is getrouwd met Alida Jonetta Wonneman.Bronnen 8, 9, 10

Zij zijn getrouwd op 10 maart 1811 te Jakarta, Jakarta, Indonesië, hij was toen 31 jaar oud.


Kind(eren):

  1. Jan Hendrik Veeckens  1811-1899 
  2. N.N. Veeckens  1815-1815


(2) Hij is getrouwd met Geertruida Cornelia Stokkie.Bronnen 8, 11, 12

Bron: Neerlands taal in 't verre Oosten
auteur: F.P.H. Prick van Wely
G.C.T. van Dorp & Co., Semarang-Soerabaia 1906

‘Na gedurig geopende en weder vervlogene vooruitzigten tot herstelling, wierd heden ochtend ten half vier uren van mij weg genomen mijne waarde Huisvrouw Geertruida Cornelia Stokkie, in den ouderdom van ruim een en twintig jaren, verliezende ik in haar eene teederhartige en getrouwe echtgenoote, en mijne kinderen eene niet min brave en deugdzame moeder. De tijd vermag de bloedende wonde te verzachten, die mij hier door is toegebracht, doch zij zal nooit geheel kunnen opdroogen de tranen, welk dit zwaar verlies mij reeds heeft ontperst, ofschoon ik daar in vertroosting vinde, dat mijne echtgenoote, als eene ootmoedig en geloovig Christen, de eeuwigheid is ingetreden, waarin zij op de verpligtendste wijze is ondersteund geworden door den Heer Professor Ross, dien ik daar voor bij deze openlijk mijnen dank betuige’.

Zij zijn getrouwd op 25 augustus 1805 te Jakarta, Jakarta, Indonesië, hij was toen 25 jaar oud.


Kind(eren):

  1. Hendrik Veeckens  1806-1868
  2. Jan Lambertus Veeckens  1810-< 1811

Gebeurtenis (Death of Spouse).


Notities over Hendrik Veeckens

In het voorwoord van zijn boek 'Japan' (uitgegeven door mr J.H. Tobias; Westerman & Zn; Amsterdam; 1830) denkt de schrijver Germain Felix Meylan, met negentiende eeuwse weemoed, terug aan zijn vriendschap met Hendrik Veeckens:

blz 5-7

Ik herdenk met weemoed, hoe vele vrienden en kennissen onzer jeugd, tusschen welke de rank onzer vriendschap aanvankelijk zich heenstrengelde , thans niet meer zijn; maar inzonderheid herdenk ik dien vriend, onder wiens schaduwe, als van eenen statigen eik, diezelfde rank onzer vriendschap de diepste wortelen schoot en weelderig opwies, en bij deze herdenking schenk ik met U een' traan van dankbaarheid aan de nagedachtenis van Hendrik Veeckens.

Ik herdenk, hoe dikwerf de onderscheidene bestemmingen, die wij gevolgd zijn, zeeën en bergen tusschen ons geplaatst hebben, zonder in het minst den band te krenken, die ons vereenigde: ik herdenk, hoe vele malen wij wederom zijn bij den anderen gebragt, en wat onze eerste ontmoeting ons dan deed gevoelen, daar wij in de bedwelming onzer vreugd konden uitroepen: » Het missen is een stip, 't genot eene eeuwigheid!"

Ik herdenk die schoone avondstonden, in welke wij bijeenkwamen, en, na eene angstvallige zorg genomen te hebben tegen de stoornis van lastige bezoekers, ons nederzettende onder een afdak, om van de werkzaamheden en vermoeijenissen des dags uit te rusten.

Ik herdenk, hoe onze gesprekken daaliepen over hetgeen ons gedurende onze scheiding bejegend was, wat wij verrigt en uitgevoerd hadden; en hoe deze gesprekken nog voortduurden, als reeds de nachtklok geslagen had, zonder door ons te zijn opgemerkt.

Ik herdenk, hoe daar, zonder eenige achterhoudendheid, onze gedachten zich mededeelden, gelaakt, waar gelaakt, en geprezen, waar geprezen moest worden, zoodat die uren van uitspanning, waarin wij al het zoet der vriendschap smaakten, te gelijk nuttig en leerzaam waren.

Ik herdenk, hoe wel eens de eigenliefde van den een of ander van ons daarbij gekwetst kon worden, doch ook, hoe schielijk de vriendschap eene verschooning zocht voor hetgeen zij had afgekeurd, en hoe er nimmer aan eene beleediging gedacht kon worden, daar wij gezamenlijk de innige overtuiging bij ons bleven omdragen, dat opregtheid, goede trouw en waarachtige belangstelling bij het vellen: van ons oordeel hadden voorgezeten.

Het is aan deze herdenkingen, mijne waardste Vrienden! dat de volgende bladzijden hare geboorte verschuldigd zijn, die eenige kleine Schetsen bevatten wegens het Land, waarin ik mij tegenwoordig ophoud. Het heeft den Albeschikker over der menschen lotgevallen behaagd nogmaals ons te scheiden, en een nog grooter afstand van zeeën en bergen tusschen ons te stellen, dan die immer geweest is.

In mijne afzondering dacht ik en denk ik nog gestadig aan U, en het is eene mijner genoegelijkste begoochelingen, mij steeds onder U te wanen. Het is voor U dat ik geschreven heb, mij verlustigende in het denkbeeld, dat ik, dit doende, van U niet verwijderd was, en de zwakke begaafdheden, die mij zijn ten deel gevallen, aanwendde, om U voor eenige oogenblikken eene aangename uitspanning te verschaffen.
HENDRIK VEECKENS, EEN AMBTENAAR VAN DEN OUDEN STEMPEL
door A. M. LUBBERHUIZEN-VAN GELDER
Uit: Cultureel Indië, 7, jaargang 1945, blz 89-106.

blz 89
Door den archivaris der Indische familiepapieren bij het Indisch Instituut 1) werden mij ter inzage gegeven eenige foliodeelen, die de copieën bevatten van brieven, door Hendrik Veeckens te Batavia geschreven aan zijn familie in Holland in de jaren 1802 tot 1815. Bij het doorlezen van deze brieven is de
eerste indruk, dat ze saai en langdradig zijn en ziet men den schrijver voor zich als een ijverige, maar droge en onbelangrijke man. Maar ... er zijn maar weinig menschen, die de kunst van brieven-schrijven verstaan. Deze secretaris van de Hooge Indische Regeering gebruikt in zijn correspondentie met de ver-
schillende familieleden in Holland vanzelfsprekend den vormelijken en onnatuurlijken stijl van zijn tijd, ook al schrijft hij slechts over de gewone dingen van het dagelij ksche leven. En, hoe gewichtig hij ook ieder epistel in zijn copieboeken bewaard heeft, het zal toch niet bij hem opgekomen zijn, dat zijn geschrijf bijna anderhalve eeuw later nog belangstelling zou vinden in breederen kring!
Bovendien was hij niet vrij om te schrijven, wat hij wilde: er was oorlog en bezetting. Ook het verzenden van de brieven op zichzelf leverde al de grootste moeilijkheden op. Willekeurige personen, reizende met buitenlandsche schepen, belastten zich met het overbrengen van de post, maar zoo gauw er eenig
onraad was, vonden deze het geraden, de brieven over boord te werpen. De inhoud van de stukken moest dus al zoo weinig mogelijk compromittant zijn, wilde men een kans hebben, dat de brieven hun bestemming bereikten.
Maar dit neemt niet weg, dat een man met een fijneren geest en een tikje humor heel wat meer had kunnen maken van een correspondentie in zoo bewogen tijden.
Een aaneengesloten reeks van Indische brieven uit de eerste jaren van de 19de eeuw is echter bijna een unicurn en, laten we veel lang uitgesponnen verhalen voor wat ze zijn, dan blijft er toch een fond van aardige mededeelingen, die de moeite waard zijn, om in het licht gegeven te worden.
Tot goed begrip van het geheel zal ik eerst trachten aan de hand van de brieven een korte schets van het leven van Hendrik Veeckens op te stellen, daarna nemen we de brieven nog eens in volgorde door om er de "petite hisroire" van Batavia uit te vernemen.
Er zijn de gebeurtenissen in de ambtenaarswereld van de Indische hoofdstad en de faits et gestes van dezen ambtenaar zelf, die maar steeds rijker en deftiger wordt, huizen en landgoederen koopt en buigt en knipmest voor de nog hooger geplaatsten.
Daarnaast zien we zijn tobberig leven in het ellendig ongezonde Batavia, waar zijn kind-vrouwtje en later zijn tweede vrouw eindeloos ziek zijn, en zijn zorg voor de kinderen, die zoo jong mogelijk naar Holland gezonden moeten worden.
Van meer algemeenen aard zijn de mededeel in gen over personen van dien tijd en over de gevoelens van de Hollanders ten opzichtevan de Engelsche bezetting, terwijl in de laatste brieven telkens de angstige vraag naar voren komt: zullen de koloniën aan het moederland worden teruggegeven? En tusschen alles door vindt men dan de echte "nieuwtjes" van Batavia.

blz 90
In gedrukte bronnen heb ik over het leven van Hendrik Veeckens niets kunnen vinden, geen enkel biografisch woordenboek noemt hem; alleen in Priangan, dl. 1, bladz. 114 en in Personalia der periode van het Engelsch bestuur over Java 2) wordt hij vermeld als de broer van Lambertus Veeckens. Verder geven de genealogische handboeken enkele data.
De brieven in de drie copieboeken, loopende van 1802-1815, dus uit de laatste dertien jaren van zijn leven, geven dan de volgende bij zonder heden :
Hendrik Veeckens werd geboren te Amsterdam in 1779 en na den vroegen dood van zijn vader 3) vertrekt hij naar Indië en komt in Januari 1794 te Batavia aan met een introductie aan den heer Wiegerman, raad ordinair van Indië. Deze geeft hem een plaats op een der "Schrijfcornptoiren" van de Compagnie en brengt hem onderdak in het Pennistengesticht.
Hij vangt aan met een salaris van 7 rijksdaalders per maand, vermeerderd met 3 rijksdaalders kostgeld.
Na twee jaar wordt hij ordinaire klerk der Hooge Indische Regeering op een tractement van 20 rijksdaalders en in 1801 gezworen klerk met een inkomen van 70 rijksdaalders. Hij heeft dan zes jaar in het Pennisten-gesticht gewoond, maar nu maken zijn 70 rijksdaalders het hem mogelijk een bescheiden huisje op den Molenvlietschen dijk 4) te betrekken. Hij krijgt steeds meer werk voor particulieren, wordt privé secretaris van Françoisvan Braam en van de Raden extraordinair Van IJsseldijk
en Holle, zoodat hij kans ziet een 1700 rijksdaalders .per jaar te maken. Hij kan nu een "chais" (sjees) houden, wat hij wel noodig heeft met al het schrijfwerk voor de verschillende heeren.
Hij solliciteert nu bij den G.-G. Siberg, naar de post van scriba van het Corps Pennisten 5), maar Morrees, reeds lang een vijand van Veeckens, wordt benoemd. Deze W. A. Morrees had grooten invloed op den Landvoogd en telkens vermeldt Veeckens dat hij door dezen wordt tegengewerkt.
In October 1802 heeft hij echter toch zijn doel bereikt en kan hij aan zijn broer te Amsterdam schrijven: "Ik heb door een plichtmatig gedrag en den invloed van verscheidene leden van de Hoge Regeering de tegenwerking van mijn vijanden krachteloos gemaakt en ben op 5 October aangesteld tot onder-
koopman en adjunct eerste gezworen klerk ter Generale Secretarij ."
Ondanks dit goede gedrag wordt het hem toch leelijk kwalijk genomen, dat hij deze plaats gekregen heeft met voorbijgaan van ouderen.
Maar door deze benoeming is hij op het kussen, kan aan huis komen bij allerlei aanzienlijke ambtenaren, zelfs komt hij op de avonden, die de Gouverneur-Generaal om de zes weken geeft. "Dit is ook volstrekt noodzakelijk om fortuin te maken", schrijft hij aan zijn broer.
Al spoedig volgt een nieuwe benoeming: in 1803 wordt hij koopman en eerste gezworen klerk. Doordat de collega's zooveel ziek zijn, moet hij het nu volgende jaar het secretariaat geheel alleen waarnemen, waarvoor hij beloond wordt met de benoeming tot opperkoopman en tweede secretaris. Hij verdient nu
250 rijksdaalders per maand; dit stelt hem in staat een huwelijk aan te gaan en wel met Cornelia Geertruida Stokkie, een meisje van 16 jaar. .
In 1806 wordt een zoontje, Hendrik, geboren en met dit kind komen de eerste familiezorgen.
Reeds vóór zijn geboorte hebben de ouders aan Neef en Nicht Tetterode te Amsterdam geschreven om hen te verzoeken de zorg voor het kind op zich te willen nemen, ingeval hun een zoon geboren zou worden: want een jongen kan onmogelijk op Batavia blijven. Hij zou geen goed Hollandsch leeren en van alle onderwijs verstoken blijven. Voor een meisje zou dat zoo erg niet zijn, maar een jongen moet onherroepelijk weggezonden worden.

blz 91
Het is dan ook een groote teleurstelling voor de ouders, dat het eerste kind een jongen is; er moet nu definitief naar Amsterdam geschreven worden en er moeten plannen voor den overtocht beraamd worden.
Het eerste jaar mag het moedertje het kind bij zich houden, maar tegen den rijd, dat dit vijftien maanden oud zal zijn, gaat een vriend des huizes Dr. de Raath, naar Holland en hij zal zich met het overbrengen van het dierbare Heintje belasten. Nu moet nog een vrouwelijke passagier gevonden worden, die de dagelijksche zorg op zich neemt. Na veel zoeken komt men in kennis met Mevrouw M. E. Rees-ter Winckel, een jonge weduwe, die gaarne de reis naar Holland wil maken, om haar familie te bezoeken en tot algemeene hulp wordt de slaaf Amsterdam aan de expeditie toegevoegd.
Eind November 1807 vaart het Deensche schip Norge af en het kleine gezelschap heeft een avontuurlijke reis. Eerst blijft het schip door slecht weer lang op de kust van Bantam liggen en als het eindelijk aan de Kaap de Goede Hoop is aangekomen, wordt het door de Engelschen, die in oorlog zijn met Denemarken, buitgemaakt. Na een lang verblijf aan de Kaap gelukt het de passagiers van de
Norge eindelijk een Hollandsch schip te vinden om de reis voort te zetten. In Augustus 1809 komt het kind in Holland aan en pas in de eerste maanden van 1810 ontvangen de ouders hiervan bericht.

blz 92
Drie jaren liggen tusschen het afzenden van het kind en het eerste bericht van zijn aankomst en ondertusschen zien de ouders nog steeds verlangend uit naar antwoord van de familie Tetterode op hun vraag, of deze zich werkelijk met de opvoeding van het kind willen belasten. Vader Veeckens zendt de eene brief na de andere naar Holland, om broer en zuster, ooms, tantes en zelfs grootmoeder te smeeken, toch antwoord te zenden! Maar de familie schijnt weinig vlug met de pen of de brieven komen niet aan door de blokkade der Engelschen.
Ondertusschen heeft Veeckens alweer promotie gemaakt, nu is hij eerste secretaris met een inkomen van 10.000 rijksdaalders 's jaars (en de noodige emolumenten).
Door de onrust over het kind is er wel al een iets menschelijker toon in de correspondentie gekomen, maar uit de brief van 10 November 1808 voelt men even, dat de schrijver werkelijk leeft. Ook alleen in dezen brief, doch er is dan ook iets zéér belangrijks gebeurd: onze ambtenaar en met hem heel Java heeft een oogenblik op zijn grondvesten gebeefd: Maarschalk Daendels is 5 Januari 1808 in Indië aangekomen! Veeckens dient hem 3 1/2 jaar als particulier secretaris en in dien tijd heeft hij moeten werken, sloven, reizen over heel Java, moeten verhuizen naar Buitenzorg ... allemaal verschrikkelijke dingen voor een in Batavia vastgeroesten ambtenaar. De opleving duurt helaas niet lang, in de volgende
brieven vervalt de schrijver al weer in den ouden toon.
Later in zijn leven is hij heel anders over den Maarschalk gaan denken, en schrijft nog menigmaal zeer misprijzend over hem, maar in dit eerste jaar is zelfs hij gegrepen door dezen dynamischer: geest. Enthousiast schrij ft hij: "De Maarschalk wil breken met de oude sleur en de vorige misbruiken. Hij heeft het oogmerk ons land meer partij van Java te doen trekken en het lot van den inlander te verlichten en meer aan onze belangen te verbinden. De Maarschalk heeft een ferm en ondernemend karakter, waardoor hij veel zwarigheden overwint, gezond verstand, goede ideeën en liefde voor zijn vaderland."
Hij schrijft dit uit Semarang, waar hij en zijn vrouw tijdelijk verblijven, want "zij zijn verplicht, Zijne Excellentie steeds te enroureeren en op zijn reizen naar alle gedeelten van Java te vergezellen". In Semarang heeft Daendels weken lang met de Inlandsche regenten over hun positie geconfereerd.
Hier wordt het dochtertje Geertruide Elisabeth geboren, 7 September 1807, later op Batavia volgt een
zoon Jan Lambertus, op 22 April 1810. Veeckens heeft zich waarschijnlijk voorgesteld, door Daendels in een of ander hooger ambt geplaatst te worden, zooals zijn broer Lambertus, die het tot President van de Hooge Militaire Vierschaar en Drossaard van de Bataviasche Ommelanden bracht. Wel worden de broers gelijktijdig verheven tot Ridder in de orde van de Unie van Holland"] (afb. 2), maar, wanneer de secretaris dit aan zijn broer te Amsterdam meldt, voegt hij er aan toe: "Toch heb ik de gunst van denG.-G. Daendels niet kunnen winnen en hieraan' is het te wijten, dat mij geen lucratieve post is te beurt gevallen, maar ik ben gedurende zijn geheele ambtsperiode zijn secretaris geweest".
Nu volgen de brieven uit 1811. het jaar, waarin de eene slag na den andere hem treft: Eerst sterft zijn zoontje, spoedig gevolgd door zijn jonge moeder, in Mei vertrekt Daendels, dan volgt de korte bestuursperiode van Janssens, van wien Veeckens ook weer secretaris is, en daarna maakt de komst van de Engelschen hem ambteloos.
Hendrik, noch zijn broer Lambert wenschen in Engelschen dienst over te gaan. Hij verkoopt zijn tuin bij Batavia en trekt zich op zijn landgoed Grogol 7) terug.
Ondertusschen is hij hertrouwd met A. J. Wonneman, wed. Woltgraft 8), op 11 Maart 1811. Zijn berichten over dit huwelijk doen sympathiek

blz 93
aan. Hij betreurt zijn eerste vrouw hartelijk, maar hij kon noch het kleine Truitje, noch zijn ingewikkelde huishouding (want hij voert een grooten staat) aan de slaven over-
laten. Hij heeft achting voor deze vrouw, die in haar korte leven, (zij is pas 29 Jaar) al zeer veel heeft moeten lijden; zij heeft drie mannen en een kind verloren. (0, ongezond Batavial). Pas later in zijn leven heeft hij liefde voor haar opgevat.
Op 27 December 1811 wordt opnieuw een zoontje geboren en meteen begeeft de vader zich weer in een uitgebreide correspondentie met de familie te Amsterdam, omdat ook deze kleine Jan zoo spoedig mogelijk naar Holland moet vertrekken, om de gewenschte educatie te ontvangen. En als op 27 Februari van het volgende jaar Lambertus Zegers ter wereld komt, wordt ook dit zoontje in de correspon-
dentie opgenomen. Het bovengenoemde plan komt echter niet snel tot uitvoer, omdat er bijna geen schepen op Batavia aankomen, waardoor de brieven en noch minder de zoontjes naar Holland kunnen worden afgezonden.
Ondanks deze bezwarende omstandigheden heeft Veeckens in de jaren 1814 en '15 heel wat brieven geschreven en ze ook conscientieus gecopieerd, alleen teekent hij in het copieboek aan, dat de brief zoo of zooveel maanden is blijven liggen door gebrek aan scheepsgelegenheid, maar in zijn ambteloos
bestaan had onze secretaris nu eindelijk eens tijd om aan zijn hartstocht voor brievenschrijven toe te geven!
In deze laatste brieven is het voortdurend terugkeerend motief zijn verlangen naar de terugkeer van de koloniën tot het vaderland, daarnaast kritiek op het bestuur van de Engelschen en ten derde zijn bemoeiingen met de opvoeding van de kinderen in Holland. Zoontje Jan is n.l. in Januari 1815 ook naar Amsterdam gezonden, onder geleide van Mr. I. H. Tobias, oud-fiscaal van Soerabaja en S. Kruseman.
Ook deze reis is niet voorspoedig, eerst krijgt de Unired Kingdom zóó zware schade in Straat Soenda, dat het schip naar Baravia moet terugkeeren; de passagiers gaan over op de Delhi, maar nu komen er telkens berichten binnen, dat de Engelsche schepen door de Amerikanen genomen worden en wat zullen ze doen met een klein jongetje en twee bejaarde heeren, die hun ouden dag in Holland willen gaan slijten?
Ondertusschen houdt de vader zich bezig met het opmaken van een schema voor de opvoeding van de beide jongens. Hij heeft eerst geschreven, dat Heintje, nu Henry genoemd, naar een Duitsche kostschool moet gezonden worden, omdat de Hollandsche scholen, hoewel den laatsten tijd verbeterd,
niet gunstig bekend staan. "Hooglijk wordt daarentegen de opvoeding in Duitschland geroemd, alwaar de jeugd wel wat strenger gehouden wordt dan bij ons, maar tevens ook alles leert, waardoor een man van geleerdheid en van de wereld zich doet onderscheiden, gezwegen dat de depenses ongelijk minder zijn dan in Holland."
Zijn vrienden raden hem de Duitsche scholen af, maar roemen de kostschool van den heer Pestalozzi te Genève 9). Vader Veeckens schrijft dit naar Holland, er bij voegend, dat, wanneer dit instituut geen plaats heeft, ook de inrichting van den Heer Salzmann 10) geschikt zou zijn. Voor Jantje vindt hij dit laatste adres ook aan te raden, maar die moet eerst een jaar of zes in Holland zijn, om goed Hollandsch te leeren en ook is hij nu nog te jong voor dergelijk ernstig onderwijs. Alleen met het godsdienst-onderwijs kan men niet vroeg genoeg beginnen, vooral moet het kind zoo jong mogelijk gewend worden aan het
bijwonen van den openbaren eeredienst.
Bij een volgende gelegenheid hoopt de vader nu ook Lambertus Zegers te zenden en zal dan ook, hoewel noode, afstand moeten doen van het lieve Truitje. Maar het kind sukkelt nu reeds met spruw, de kwaal, waar-

blz 94
aan haar moeder en grootmoeder zijn overleden; de doktoren raden hem dus ten zeerste aan, haar naar Nederland te zenden. "Als dan alle kinderen weg zijn", schrijft hij 1 April 1815 aan zijn broer, "zal mijn hart wel zóó sterk naar het vaderland trekken, dat wij zullen trachten hen spoedig te volgen, hoewel wij nu ten zeerste aan Java geattacheerd zijn", voegt hij er aan toe.
Het lot heeft echter anders voor hem beslist. In Mei wordt de vrouw ziek en na de geboorte van een dood kind, overlijdt zij zelf op den 20sten van dien maand. Zij heeft haar man nog voor haar dood op 't hart gedrukt, de kinderen (Geertruida en Lambertus, PCS) niet aan de slaven over te laten. De vader brengt ze dus bij Mevrouw de Witt en blijft zelf in zijn groot huis eenzaam achter.
De laatste brief van het copieboek, geschreven op 4 Augustus 1815 is dan ook volkomen in mineur gesteld: de kinderen sukkelen voortdurend, de eenzaamheid in het leege huis is niet, meer te verdragen, verwonder U niet", schrijft hij aan zijn broer, "als gij eertijds van een huwelijk van mij hoort", en juist dan "komen de fatale berichten van den terugkeer van Napoleon, die ons volkomen de hoop be-
nemen, dat Java aan het vaderland zal worden teruggegeven". .
Daarna zwijgt zijn pen, Vermoedelijk heeft hij alle moed verloren en wordt ziek. Hij sterft op 28 November 1815. De aankondiging van zijn dood staat in de Java Government Gazette van 2 December 1815.
Na deze korte biographie ga ik over tot de details; ik geef deze in de volgorde, waarin ze in de brieven voorkomen en zooveel mogelijk in de woorden van den schrijver. De brieven zijn over het algemeen lang en behelzen de meest verschillende mededeelingen, zoodat het moeilijk is er een aaneengesloten verhaal uit te distilleeren.
Zooals blijkt uit het bovenstaande, is het leven van Hendrik Veeckens weinig belangrijk geweest.
Ondanks de hooge positie van Secretaris-generaal heeft deze man geen rol gespeeld, hij heeft alleen maar fortuin gemaakt.
Met dit doel was hij ook naar Indië gegaan; na den vroegen dood van zijn vader, die een olieslagerij op de Brouwersgracht had, was het gezin zonder middelen achtergebleven en werd de oudste zoon naar Suriname en Hendrik naar de Oost gezonden. (Op de als afb. 1 gereproduceerde familiegroep ziet men een hoekje van de olieslagerij).
Als Hendrik op zijn 15de jaar in Indië aankomt, ziet het leven er zeker niet rooskleurig voor hem uit.
Door protectie krijgt hij een klerkenbaantje, maar verder bemoeit niemand zich met hem. Zelfs de troost van een brief van thuis wordt hem onthouden; de eerste brief van het copieboek begint al met de klacht: "Lieve Moeder, nu ben ik al zeven jaar in dit land en heb nooit een brief van U noch van een van de
familieleden ontvangen". En in een volgend schrijven is het al niet beter: "Het is wel bekend, dat de brieven, meegegeven aan schepen van vreemde natiën veiligheidshalve overboord gegooid worden, maar andere menschen in mijn omgeving hebben toch ook brieven ontvangen, waarom ik dan geen enkele?" Gelukkig komt eindelijk in Mei 1802 zijn broer Lambert als stuurmansleerling op een Pruisisch
schip te Batavia aan en deze kan hem volop alles van thuis vertellen.
Aangedaan door het treurig verhaal, dat Lambert ophangt over het lot van een jonger broertje en zusje, die na den dood van de moeder onverzorgd zijn achtergebleven, begint hij met zijn eerste geldzending, die door vele gevolgd zal worden. De moeilijkheden met het koopen van wissels, de koersverschil-
len, enz. zijn het onderwerp van verscheidene brieven, maar kunnen hier buiten beschouwing blijven.
Een aardige trek in het karakter van Veeckens is zijn zorg voor zijn familieleden. Hij beijvert zich voortdurend met het zenden

blz 95
van geld en geschenken en verdiept zich tot in de kleinste bijzonderheden in het leven van zijn beide broers Jan en Arnoldus en van het zusje Santje en schrijft onophoudelijk aan
alle oudere en jongere bloedverwanten, terwijl de menschen in Holland hem nauwelijks bedanken. Er gaan jaren voorbij, zonder dat hij eenig teeken van leven ontvangt.
In een brief aan zijn broer Jan te Amsterdam schrijft hij over de portretten van grootvader en grootmoeder Rijser, die bij de Weeskamer te Batavia waren terecht gekomen en die hij nu gelukkig in zijn bezit gekregen heeft. Opgehangen in zijn kamer, zijn ze nu een heerlijk bezit, ten minste iets van de familie!
Hij vraagt dringend aan Jan, om ook zijn portret te zenden en voegt daaraan toe, dat hij er zelf geen kan sturen, omdat op Batavia geen schilders zijn, behalve een officier, maar die vraagt 50 ducaten voor één portret! Verder moet Jan ieder jaar "twee almanakken van de nieuwste smaak overzenden, één in een wit étui en in een wit satijnen band, om aan de dames present te doen en één in de gewone uitgave voor hemzelf".
In een brief van Mei 1802 aan zijn broer Nicolaas in Suriname vertelt Veeckens nog eens uitvoerig over zijn moeilijke reis naar Indië en verder over zijn wonen in het Pennisten-gesticht 11). Hij schrijft: "Dit gebouw is in 1788 geapproprieerd tot de inwoning van alle uit Europa komende scribenten en is op zichzelve eene voortreffelijke inrichting. Men heeft er een kamer en eten en drinken voor niet en een apart vertrek voor de zieken. Ik ben uit het Pennisten-Gestigt gegaan toen ik geld genoeg verdiende, ik wilde toen niet langer van deze weldadige inrichting gebruik maken, want zij is alleen bedoeld voor pennisten, die anders van gebrek zouden omkomen. Ook zijn de fondsen van het gestigt erg achteruit gegaan, want die bestonden hoofdzakelijk uit de verkoop van amphioen (ruwe opium, PCS) en door de oorlog wordt daarvan weinig of niets aangebracht." Later wordt Veeckens zelf regent van het gesticht.
In een schrijven aan broer Jan te Amsterdam van 1802 moet de arme banneling zijn gemoed weer eens luchten over het slechte schrijven van de familieleden. Juist nu hebben veel menschen in Indië brieven gekregen met de Echo en de William en daaruit heeft hij gezien, dat in de Hollandsche couranten een
advertentie gestaan heeft, meldende, dat deze schepen gratis brieven voor Batavia meenamen. Dat Jan dan altijd weer gebruik maakt van relaties op vreemde schepen, die de brieven in zee werpen!
In September 1802 schrijft hij, dat hij door van Lennep 12) geïnviteerd is bij Walbeek 13) te komen eten en dat hij sindsdien bij dezen de vrije tafel heeft, ook als er andere gasten zijn. In denzelfden brief een echt Bataviaasch nieuwtje: "In September is hier overleden Johan Frederik Baron van Reede tot de Par-
keler, Raad ordinair en Directeur van de

blz 96
Amphioen- Directie, hij laat 5 millioen Holl. guldens na en o.a. een diamant van 53 car., waarvoor hem alleen al .f 260.000 geboden is. Men kan hieruit zien, hoe voordeelig het is, Gouverneur van Java te zijn, in 5 jaren heeft hij dit verdiend, want hij is met niets begonnen!"
Dan nog even een sneer op de twee boeken van Dirk van Hogendorp, "in beide is weinig waarheid. "
Wat hij over zijn levenswijze schrijft is wel weer het gewone recept, maar ik zal het toch even in het kort weergeven: Om 6 uur opstaan, een half uur lezen, aankleeden, om 7 uur in de sjees naar zijn kantoor tot den middag, daarna eten bij een van de vrienden, slapen tot 4 uur, schrijven of lezen, theedrinken, om 5 uur aankleeden, wandeling, bij den een of ander koffiedrinken, weer schrijven tot 9 uur en daarna de avondmaaltijd. "Dit is iederen dag hetzelfde, behalve wanneer er iets bijzonders is, bijv. Zondags en Woensdags ga ik baden in de rivier, hetwelk in warme landen uitnemend verfrischt. Om de zes weken ga ik den avond passeeren bij den G.-G., gelijk alle Compagnies dienaren van eenigen rang." (Het
schijnt altijd nog niet tot dezen ambtenaar te zijn doorgedrongen, dat de Compagnie reeds lang ter ziele isl] "Ook wordt ik bij Zijn HoogEdelheid geïnviteerd op verjaardagen en festiviteiten. Dinsdag avonds om de drie weken ga ik naar den Directeur-Generaal en verder menigmalen den avond doorbrengen bij de aanzienlijkste ambtenaren, waardoor ik in de kring van de eerste lieden ben geraakt, dat ook volstrekt noodzakelijk is om fortuin te maken."
De G.-G. was in die dagen nog Joh. Siberg, maar volgens Veeckens verlangde deze destijds "hijgend naar zijn ontslag". Hij moest echter nog tot 1805 wachten, vóór hij toestemming kreeg, het bewind aan A. H. Wiese over te dragen.
"Men heeft op Batavia genoegzaam geen uitspanning. De schouwburg is het eenigste, men daaronder rekenen mag. Dezelve wordt door liefhebbers gedirigeert onder de zinspreuk: Inschikkelijkheid voor lof. De intekening is 50 rijksdaalders voor 12 representaties, waarover gemeenlijkeen jaar en dikwijIs langer wordt gespeeld. De vrouwen komen niet op het toneel, omdat de meesten maleydsch en maar weinigen goed Hollandsch spreken. Maar ook wanneer ze genoeg Hollandsch spreken, zou men het toch in Batavia niet voor fatsoenlijk houden. Door deze zelfde kwaal bederven de dames dikwijls de
stemming in de zaal, de gebeurtenissen op het toneel werken op haar lachspieren, omdat zij den loop van het stuk niet begrijpen.
Deze maand hadden wij een goede uitvoering van De onechte zoon 14). Ik ben ook dikwijls aan-
gezocht mee te spelen, maar de tijd ontbreekt mij."
Verder vertelt Veeckens nog over het dure leven te Batavia: nu hij in de aanzienlijkste kringen komt, moet hij wel goede kleeren dragen, wat veel uitgaven medebrengt. Dan heeft hij 3 bedienden en 2 slaven, Azor en La Fleur, een koetsier en een stalknecht, bovendien een kapchais met twee span paarden.
Voor dit alles is zijn inkomen van 200 rds maar zeer weinig, vóór zijn veertigste jaar zal hij niet kunnen repatrieeren.
In een brief van 4 Februari 1803 aan broer Lambert, die dan nog varende is, leest men: "Nieuws van deze plaats is weinig, alleen kan ik U melden, dat 's Compagnies kas geheel ledig is. Gedurende den oorlog brachten de Amerikanen en Deenen ons Spaansche matten voor 's lands producten, dog daar, mits de gesloten vreede, alle particulieren handel verboden is, zijn die bronnen opgedroogd. In het vaderland schijnt de kas al eveneens ledig. Nu vraagt de Regeering opgave van alle zilverwerk in particulier bezit, zeker om die naar de Munt te brengen."
De kas van de beau monde van Batavia schijnt echter nog genoeg te bevatten, want Veeckens raadt zijn broer, die over eenigen tijd weer naar Indië zal afreizen) aan, allerlei koopwaar mee te brengen, in de eerste plaats wijn, maar daarnaast lovertjes en gouden klinkant 15), pluimen en veeren, nagemaakte
bloemen en wit gaas, effen en gestreept, want bij plechtige gelegenheden worden vooral gasen kleeren gedragen." Voor zichzelf vraagt Veeckens een lorgnet om in de schouwburg te gebruiken en dan boeken, "werken van smaak", maar ook alle werken over Indië, die uitkomen, vooral die van Nederburgh en Van
Hogendorp.
Na de Vrede van Amiens (27-03-1802, PCS) is het Eskader-Dekker via de Kaap naar Indië gekomen. Zij brengen het bericht mee, dat de Engelschen niet van plan zijn de Kaapkolonie terug te geven, wat de grootste sensatie op Batavia geeft.
Een van de officieren van het Eskader, die de kunst van silhouetteeren verstaat, heeft het silhouet van den schrijver gemaakt, dat deze met den bijgaanden brief verzendt.
In een brief van Mei 1804 vertelt Veeckens, dat hij zijn woning op den Molenvlietschen dijk, die aan de Weduwe Wegener 16) behoorde, verlaten heeft en "een fraaien tuin", ook op het Molenvliet, betrokken heeft. Dit huis ligt zes tuinen van die van den G.-G. af, het eerste lag drie tuinen verder. De G.-G. Siberg woonde in het zoogenaamde huis van Reinier de Klerk, het tegenwoordige Landsarchief (afb. 4).
"Iedereen wil om gezondheidsredenen buiten de stad wonen", zegt Veeckens maar de meeste huizen zijn eigendom, daarom is huren bijna onmogelijk. Hij heeft dit huis dan ook moeten koopen voor 20.000 rijksdaalders, welk geld hij geleend heeft.
"Batavia is een uiterst ongezonde stad", vertelt hij uit den treure, , het is ongeloofelijk, zooveel jonge menschen als hier sterven". Verder krijgen we een ietwat saai verhaal over het blauwtje, dat hij geloopen heeft bij Mejuffrouw van IJsseldijk, de dochter van den Raad van Indië, W. H. van IJsseldijk. "Ik danste niet goed genoeg en dat is het hoofdvermaak van de Bataviaasche jufferschap!" schrijft hij schamper.
Minutieus als altijd copieert de brave Hendrik zijn brief aan vader Van IJsseldijk en ook diens antwoord. Bovendien heeft hij het origineel van dit antwoord in het copieboek bewaard. Dit is wel een ander epistel, dan onze stijve secretaris wist te schrijven: een hartelijke, vlotte brief in een stevig handschrift. Zoo kon het dus ook in dien tijd!
In denzelfden brief vermeldt hij, dat hij nu Regent is van het Pennisten-Gesticht en "dat hij zijn best zal doen, mee te werken aan de instandhouding van deze nuttige inrichting, waar hij zes jaar zeer genoegelijk gewoond heeft". Het strookte waarschijnlijk meer met zijn aanleg om nuttig, dan om verliefd te zijn!
Een volgende brief behelst een mededeeling, die uit een kunsthistorisch oogpunt merkwaardig is; hij vertelt n.l. dat de portretten van de grootouders Rijser zeer gevlekt waren en dat hij die nu naar China gezonden heeft om te laten copiëeren, wat zeer goed geslaagd is.
Uit een schrijven van Augustus 1804 aan broer Jan te Amsterdam hooren we weer iets over den dierbaren broeder Lambert, volgens Dr. de Haan de meest gehate man van Batavia. Aan dezen Veeckens, die zich dan reeds Zegers Veeckens gaat noemen, schrijft de G.-G. Janssens op 2 September in een woedenden brief o.a. het volgende: "Indien s'Lands kassen, indien die van weduwen en weezen verloren gaan, zoo is zulks aan Uwe lafhartigheid, ongehoorzaamheid en misdadig gedrag alleenlijk te wijten. Gij hebt geen vriend! Nimmer trof men iemand, die U niet haatte en verachtte! Uw brave broeder voldoet met ijver aan zijne verpligtingen; hij zal in een gerust geweten zijne belooning vinden; maar het zal hem altoos een pijnlijk gevoel zijn, eenen onwaardigen broeder, als Gij zijt, te bezitten."
Wordt vervolgd in notitie 3
vervolg HENDRIK VEECKENS, EEN AMBTENAAR VAN DEN OUDEN STEMPEL
door A. M. LUBBERHUIZEN-VAN GELDER

vervolg blz 97
(Deze Veeckens had namelijk bij de verovering van

blz 98
Java door de Engelschen zijn post verlaten, waardoor de onder hem berustende fondsen den vijand in handen waren gevallen) 17).
In 1804 is Lambert echter nog maar aan het begin van zijn Indische carrière, hij heeft de zeedienst vaarwel gezegd en heeft door bemiddeling van zijn broer een betrekking op Batavia gekregen. Hij is nu na een jaar reeds bevorderd tot onder koopman en gezworen klerk ter secretarie van den Hoogen Raad van Justitie, "hij maakt dus spoedig fortuin, wat te danken is aan zijn ieverig gedrag en kundigheden, niet aan gunst", is de meening van Hendrik. Maar er volgen nog meer éloges op dit begaafd familielid. Als Veeckens op 8 Decem:ber 1804 25 jaar geworden is, schrijft hij naar Amsterdam: "Broeder Lambert vergelukte mij op den morgen van dien dag met deze blijde epoque, deed mij veele lieve wenschen en stak mij, ten aandenken van zijn oprechte Broedermin een brillante ring aan de hand, zo fraai en zuiver, als zijn hart wel geplaatst en vlekkeloos is. Onwillig smolten wij weg in vreugdetranen en zwoeren elkanderen bij de geheiligde banden van broederschap een eeuwigdurende trouw."
In staatszaken heeft deze verblinde broeder echter een nuchter en mij dunkt, juist oordeel, waar hij zegt: "Men spreekt hiervan een reorganisatie van de coloniën. Ik vrees echter, dat degenen, die dit plan maken, te weinig kennis van Indiën hebben en van de moeilijkheden, waarmede men in Indië te kampen heeft. Het plan, waarvan wij hier hooren, is grenzeloos omslagtig. De grootste fout hier is, dat iedere ambtenaar teveel aan zijn eigen beurs denkt. De Maatschappij, nu het Land, is de algemeene melkkoe en een ieder maakt er zich een fête van, zijne voedstervrouw tot op het dor gebeente uit te mergelen."
In twee brieven uit de eerste maanden van 1805 vinden we weer eenige aanteekeningen betreffende personen uit zijn omgeving. Hij meldt den dood van David van Lennep en zegt over hem: "Na zijn dood kwam op Baravia het boekje, dat hij geschreven had, Aanmerkingen op het werk van Nederburgh 18). Nederburgh en veel andere aanzienlijke ambtenaren worden daarin aangevallen, Daarom wilde hij ook geen ambt hebben. Om geheel vrij te zijn was hij slechts Raad van Justitie, wat hem een sober bestaan opleverde."
Over den G.-G. Siberg zegt Veeckens, dat de Landvoogd hem bij zijn aftreden zijn tevredenheid betuigd heeft over zijn ijver en plichtsbetrachting, "wat wel bijzonder is, aangezien Siberg geen man van complimenten is. Zijn dagelijksche omgang, hoe aangenaam en inderdaad belangrijk en vervrolijkend, kan niet gezegd worden, zeer beschaafd te weezen". Even verder zegt Veeckens, dat Wiese hem met hetzelfde vertrouwen vereert als de vorige G.-G.
Na zijn échec bij Mejuffrouw Van IJsseldijk is onze secretaris nu beter geslaagd bij Mejuffrouw Cornelia Geertruide Stokkie, een meisje van 16 jaar. Op 25 Auguustus 1805 is hij getrouwd.
Hij is nu tweede secretaris, gehuwd en zéér deftig, dus vindt hij de tijd gekomen om zijn koetsier, "die tot dusver met een baat je, op de wijze van een kiel in het vaderland, gekleed was, een behoorlijke livrei te geven, die gebaseerd is op de kleuren van het familiewapen". Voorloopig heeft onze hooge ambtenaar er een als volgt laten maken: "De rok wit, de kraag en opslagen rood, de broek en camisool rood, alles met lichtblauwe biezen geboord en met vergulde knoopen, daarbij een ronden hoed met goudgalon en een gouden cocarde".
Hij vreest echter, dat dit niet geheel in overeenstemming is met het wapen en vraagt nu aan broer Jan of deze het wapen door een geaccrediteerd wapenschilder wil laten schilderen en meteen een uitlegging geven van de voorstelling.
In denzelfden brief verzucht hij: "het is met onze navale macht in de Indiën allerongelukkigst gesteld door de voorbeeldelooze sterfte

blz. 99
onder de equipage. Op deze wijze heeft de vloot niet de minste waarde en kost evenveel".
Ook over het leven op Batavia is hij niet best te spreken, het is eindeloos eentonig. "Wel ben ik nu sinds eenigen tij d lid van de Sociereit de Harmonie, men kan er kaartspelen en praten," maar ... voor dit laatste is nieuws noodig en dat is er bijna niet, men is gauw uitgepraat.
Eenige maanden later meldt hij iets over de zware epidemie, die in Cheribon gewoed heeft en over den daarop gevolgden opstand. Hij noemt de eischen van de opstandelingen billijk en is tevreden, dat daaraan door de regeering is toegegeven, nieuwe gezichtspunten geeft hij echter niet.
Op Batavia is men nu voortdurend in onrust over den algemeenen toestand op Java, men vreest voor meer opstanden en nu komt daar nog bij de diepe vernedering, die men hier voelt over den aanval van de Engelschen op de twee kostbare specerij-schepen, die, in convooi varende, door de Britten genomen zijn.
Nu weer even een mededeeling over zijn eigen leven: Mejuffrouw Stokkie heeft een 10.000 rijkdaalders aan land mee ten huwelijk gebracht, deze landerijen zijn nu verkocht en hebben 200.000 rijksdaalders opgebracht, waarvan een vierde gedeelte aan het echtpaar Veeckens toekomt.
In September 1806 vernemen we weer van nieuwe onrust op Batavia, men heeft n.l. van de aanstelling van de Commissarissen-Generaal Grasveld en Elout vernomen. Bovendien verluidt het, dat Grasveld Gouverneur-Gene-

blz. 100
raal van Bataafsch Indiën zal worden en dat verder verscheidene personen in aanzienlijke ambten zijn aangesteld. Een reorganisatie van het bewind lijkt den schrijver anders zeer problematisch, gezien het uitgeputte finantiewezen, de binnenlandsche onrust en de oorlogstoestand in Europa.
Ondertuschen is onze ambtenaar weer een trapje hooger geklommen, hij is nu eerste secretaris met een inkomen van 10.000 rijksdaalders. "Een baan bij de Hooge Regeering is de weg tot het fortuin," schrijft hij triomfantelijk.
Nu volgen twee brieven naar Kaap de Goede Hoop geschreven, aan Dr. de Raath en de Wed. Rees, die daar met het kind wachten op reisgelegenheid. Zij hebben nu een lok van Heintje in een medaillon gezonden, tot groote vreugde van het echtpaar.
Aan deze twee oud-stadgenooten schrijft Veeckens natuurlijk eenige Bataviaasche nieuwtjes: "Broer Lambert gaat trouwen met Mejuffrouw Holle 19) een van de charmantste meisjes van Batavia en die ook middelen bezit. Tiedeman 20) is gehuwd met Mejuffrouw Caulier, een rijk meisje en van goed humeur.
De Maarschalk houdt zijn residentie op Buitenzorg, hetwelk zeer verfraaid en logeabel gemaakt is. Wij zijn daar ook gaan wonen. De heer Motman 21), prefect van de Jacatrasche en Preanger Bovenlanden, woont op Pondok Gedee, tusschen welke plaats en Buitenzorg eenige van de eerste ambtenaren lusthuizen zullen aanleggen, waardoor Buitenzorg en zijn environs welhaast in fraaiheid Batavia zal kunnen evenaren.
Tante Deibert 22) woont bij ons in, wat het eenzame leven te Buitenzorg, alwaar anders geen getrouwde vrouwen zijn, ten minste voor mij, zeer aangenaam maakt."
In een volgend schrijven vraagt Veeckens weer om toezending van boeken, zooals de nieuwe wetboeken, de Koninklijke Almanak, kranten en ook de registers daarop, vooral sierlijk gebonden.
Een groote wensch van het echtpaar is een portret van den kleinen Hendrik; ook nog in volgende brieven wordt daar dringend om gebeden.
Het moet gevat worden in een medaillon met briljanten omzet. Na den dood van de moeder schrijft vader Veeckens, dat het, nog steeds niet ontvangen portret nu niet gemonteerd moet worden in een medaillon, maar gewoon geschilderd op doek, liefst ten voeten uit. Bovendien moet nog een exemplaar gezonden worden in de bijgaande afmetingen op ivoor geschilderd, "zoo modern en proper gewerkt als mogelijk is. Het moet gevat worden in een gouden kast, met een glas gedekt. Deze kast moet sluiten in een diamanten prétention 23) die op Batavia gemaakt is".
In een brief aan Oom Rijser van December 1809 beschrijft Veeckens, hoe hij plotseling "op den avond-cirkel van den Maarschalk" zijn neef Rijser ontmoet. Deze was dienzelfden dag aangekomen, hij moet natuurlijk bij de familie logeeren en Veeckens bezorgt hem dadelijk de betrekking van gezworen klerk ter
Secretarie der Hooge Regeering, want "er zijn hier weinig intelligente menschen om de hooge ambten te bezetten".
Hierna volgt weer eenig plaatselijk nieuws. Aan Dr. de Raath schrijft Veeckens, hoe ernstig diens vertrek in de kolonie gevoeld wordt. Nu is alleen Assmus hier nog als geneesheer gebleven, de anderen genieten geen vertrouwen, zijn onverschillig of leiden een ergerlijke levenswijze. Hij verzoekt De Raath
nog eens dringend zijn best te doen, geschikte doktoren naar Indië te zenden, want daaraan is hier het grootste gebrek. Van loenen is nog de beste, Meineriks is thans de lijfmedicus van den G.-G., nadat Jassoi is overleden.
Ik stel mij voor, dat de Heer Secretaris van tijd tot tijd een beleefdheidsbezoekje bij den ouden G.-G. aflegt - zij waren toch bijna buren op den Molenvlietschen dijk - en dan heel gewichtig naar Holland schrijft: "De Heer Sieberg en Mevrouw zijn zeer welvaren-

blz 101
de", telkens staat een dergelijke mededeeling in de brieven.
Nu volgen weer allerlei echte familiebrieven over den dood van het jonge vrouwtje en over het tweede huwelijk van den weduwnaar; ze zijn zakelijk en wat conventioneel godsdienstig geschreven en hebben uiteraard geen historisch belang.
Wel een belangrij k feit, maar volkomen genegeerd in de correspondentie, is de verovering van Java door de Engelschen (18 Sept. 1811). Dood-lakoniek merkt Veeckens slechts op: "Broer Lambert evenals ikzelf zijn nu ambteloos, alleen Neef Rijser hebben wij aangeraden een betrekking bij het Britsche
Gouvernement aan te nemen, want voor een persoon, die anders geen middelen heeft om te leven, kan men dit niet als misdaad aanrekenen."
Veeckens verkoopt nu zijn tuin bij Batavia en trekt zich terug op zijn landgoed Grogol, twee uren buiten de stad. Na eenigen tijd moet hij echter dit landgoed teruggeven, omdat de Weduwe Cantebeen, de eigenares, hertrouwt met Mr. H. A. Parvé, gewezen Raad van Indië en. het landhuis zelf in gebruik wil
nemen. Het echtpaar betrekt nu opnieuw een tuin bij Batavia, "mooier dan onze vorige woning en gezond gelegen." Veeckens leeft nu van de opbrengst van zijn landerijen en ook de koop van deze heeft hem groot voordeel gebracht, want hij heeft die nog juist gesloten vóór de komst van de Engelschen, dus vóór de sterke daling van het papieren geld.
"Hierdoor heb ik meer fortuin gemaakt dan door al mijn zwoegen in Gouvernements dienst, 't geen ik mij aanhoudend voor den geest breng ter dankbare vereering van God's beschermende hand."
De landerijen bestaan hoofdzakelijk uit rijstlanden en houtbosschen, verder zijn er de goed rendeerende passars. Over het volk schrijft Veeckens "Het land wordt bearbeid door vrije menschen, de slaven zijn slechts voor het werk in huis. De afschaffing van de slavernij door de Engelsehen voelt men daardoor niet zoo sterk, alleen is er geen aanvoer meer."
Ondanks zijn ergernissen over het bestuur van de Engelschen geniet de landheer de eerste jaren van het rustige buitenleven. "Van mijn 15de tot mijn 32ste heb ik altijd onder menschen gestaan en daaronder heeft mijn gezondheid geleden."
Deze afzondering maakt het gemakkelijker te dragen, dat de Engelschen hebben verboden de uiterlijke teekenen van statie te voeren, waardoor de eerste classe van alle de anderen onderscheiden wordt en verder ook aan de leden van de ridderorde der Unie te ontzeggen eenige teekenen van die orde in het
openbaar te vertoonen. "
Het Engelsche Gouvernement doet wel pogingen om de vroegere ambtenaren weer te laten werken. "Zoo ben ik onlangs aangezocht in een vleiende brief van den Gouverneur om de geschiedenis van het eiland Java en onderhoorigheden te vervolgen tot den overgang der kolonie aan de Engelschen. Maar het schijnt mij onkiesch de handelingen van de Gouverneurs-Generaal, die ik in een vertrouwde be-
trekking gediend heb, te boek te stellen en ook meen ik, daar niet genoeg kennis voor te hebben."
Uit een schrijven van September 1814 blijkt dat reeds berichten over den val van Napoleon Indië bereikt hebben en in alle nu volgende brieven is het hoofdmotief de wensch, dat de Engelschen zullen wegtrekken en de koloniën aan het moederland terug worden gegeven.
"Met veel verlangen wordt hier een aanstaande verandering van zaken tegemoet gezien. Het kan wezen, dat de Engelschen de éloges verdienen, welke men aan hun bestuur over de O.I. koloniën gemeenlijk toezwaait, maar dan heeft Java waarlijk in die roemwaardige directie niet gedeeld. Alles is hier gedrukt en uitgezogen en door een voor Java onberekende toepassing van het Bengaalsche stelsel zijn onze belangrijke cultures bijna

blz 102
geheel te niet. De vrees, dat men in Holland zoude ingenomen wezen met dit stelsel heeft mij de moed gegeven, om mijn gedachten over dit gewichtig onderwerp onder de aandacht te brengen van den Heer Gijsbert Karel van Hogendorp, in persoon mij niet bekend, maar wiens geschriften over onze O. I. bezittingen en tegenwoordige publieke betrekking hem zeker belang doen stellen in inlichtingen en rapporten van hier" 24).
In een anderen brief heet het weer: "Er schijnt nog volstrekt geen kans te zijn, dat Java aan Holland wordt teruggegeven. De Engelschen hier nemen de houding aan en laten die publiek door de courant aankondigen, alsof geen der veroverde koloniën zoude worden teruggegeven. De moed ontzinkt ons
daardoor..." Even later schrijft hij: "Tijd en inspanning zulÏen noodig zijn om Java te redden uit den desolaten toestand, waartoe het onder een vierjarig bestuur van de Engelschen vervallen is." "Men is hier overkropt met Europeesche goederen, de Hollanders moeten deze niet dadelijk aanbrengen, eerst moet er geld zijn, hieraan is absoluut gebrek. De Engelschen halen alle koffie weg."
Goed te spreken is hij dus niet over de bezettende macht, maar als hij over Daendels begint, komt zijn pen eerst recht los! Deze uitspraken zal ik in hun geheel overnemen, omdat zij als oordeel van een tijdgenoot, zeker belangrijk zijn.
"Wij leven nog steeds in de hoop, dat Java aan Holland wordt teruggegeven. Wanneer dat zoo is, is het van het grootste belang een geschikte G.-G. uit te zenden. Vooral geen zwak man, hoewel wij ook geen Daendels kunnen gebruiken. Met veel verwondering heb ik vernomen, dat de Generaal Daendels in den
Haag en geëmployeerd is. Hoe is dit nu mogelijk, vraag ik mij zelve, van iemand die, om van geen vroegere zaken te gewagen, hier op Java op een ergerlijke wijze de inlijving van Holland is vooruitgeloopen door zijn verlangen en verwachting na die gebeurtenis te kennen te geven, juist op hetzelfde tijdstip, dat het decreet van inlijving genomen was, ergo 4 à 6 maanden voordat daarvan tijding kon wezen op Java en die altoos de Hollandsche natie openlijk als een nietswaardige hoop ellendelingen ten toon stelde en met smaad sprak van al wat aanzienlijk onder die landaard genoemd kon worden. Is het berouw, is het inkeer of is het snoode veinzerij in hem, die nooit liefde tot het vaderland, maar eigenbelang tot den grondslag zijner principes gemaakt heeft?"
Als later het geschrift van Daendels op Java is aangekomen, schrijft zijn gewezen secretaris: .,De Mémoire van den Generaal Daendels, hoe interessant zij ook moge wezen, zal niet kunnen uitwissehen de tallooze vlekken op zijn bestuur. Hij heeft hier volkomen geregeerd à la Bonaparte. 'tgeen het beste en nauwkeurigste denkbeeld is, dat ik met weinig woorden van zijn gehouden gedrag kan geven.
De haat, daar hij in het vaderland in is, is regtvaardig en ik gevoel er een onuitsprekelijk genoegen over, dat men zich niet heeft laten vangen door zijn intrigues."
In een brief van April 1815 vind ik: "Wij wachten nog steeds op bericht of Java werkelijk teruggeven is. Iedereen verwacht, dat Janssens als Gouverneur-Generaal zal worden gezonden."
In Juli van hetzelfde jaar schrijft Veeckens: "In Juni is hier het Hollandseli schip De Elisabeth aangekomen; de satisfactie, die wij gevoeld hebben, toen wij de Hollandsche vlag weer ontrolt zagen, is onbeschrijfelijk, wij branden van ongeduld naar de bevestiging van het terugkeeren van de Koloniën onder Hollandsch bestuur." (Dit vond plaats op 16 Augustus 1816).
Daarna vraagt hij, hoe men in Holland oordeelt over de Memorie van Daendels. "Naar mijn meening zijn alleen de bedrijven, waarmede hij eenige roem kan behalen, behandeld, terwijl het zwart register van wandaden zorgvuldig is achtergehouden. En de

blz. 103
zaken, waarvan hij wel iets moest zeggen, zooals de zoogenaamde reorganisatie van de justitie zijn zeer oppervlakkig behandeld.
Daendels' voorstelling van de finantieele toestand onder zijn bestuur is volkomen bezijden de waarheid. De publieke kas is absoluut uitgeput, ondanks het afpersen van aanzienlijke sommen van ambtenaren, buitenlanders, zelfs van weezen, terwijl ondanks dit geldgebrek vier millioen gebruikt zijn voor het
bouwen van een gouvernementaal hotel, een sociëteit en een wandelplaats. Deze laatste was zoo weinig gevorderd, dat dit werk dadelijk gestaakt kon worden, de Sociëteit is door het Engelsche Gouvernement voltooid; aan de voltooiïng van het hotel, hoewel onder dak, moeten nog zulke immense kosten besteed wordendat daar nog verder geen hand aan geslagen is en ten uiterste in verval raakt.
De Memorie dient alleen om het crediet van Daendels te herstellen, maar hij moet steeds als gevaarlijk beschouwd worden en het zou zeer onpolitiek zijn, hem als particulier naar Indië terug te laten komen."
Een laatste uitspraak over den politieken toestand geeft dan nog de brief van Augustus 1815: er zijn Engelsche schepen aangekomen, maar tot zijn groote teleurstelling hebben zij geen brieven voor Veeckens meegebracht. Wel hoort hij, dat de naar Java afgezonden expeditie niet is doorgegaan, waarschijnli]k door de terugkomst van Napoleon, "ook hierdoor zal de teruggave van Java wel weer trai-
neeren", concludeert de schrijver. Hij voelt

blz 104
zich geroepen nogmaals aan Van Hogendorp te schrijven, want het is dringend noodig, dat hier schepen en militairen komen. Wanneer er geen echt leger kan komen, dan zou men al geholpen zijn met een 7 à 800 Europeesche officieren en onderofficieren en zou men hier de inlanders kunnen oefenen .: "Eerst moet er inwendig rust en veiligheid komen, om de cultures en de handel te kunnen herstellen."
In deze zelfde brieven uit de eerste maanden van 1815, brieven van tien tot twaalf bladzijden, komen nog allerlei mededeelingen voor, die de vermelding waard zijn.
De treurige passages over de ziekte en het sterven van zijn tweede vrouw zal ik stilzwijgend voorbijgaan, maar het nieuws van Batavia, dat Veeckens vooral schrijft aan zijn vrienden Tobias en Teisset, die op de hoogte van de toestanden in Indië zijn, laat ik hier volgen.
Het koopen van tuinen en landgoederen schijnt al heel belangrijk, jammer genoeg noemt Veeckens zelden de namen noch de juiste ligging.
Ten eerste heeft broeder Lambertus de tuin van den heer Westermann gekocht voor $ 10 000 zilver geld. De Heer T. (?) heeft de oude dragonderpost op Rijswijk gekocht voor $ 4000 papier geld, hij zal er een nieuw huis op zetten. De schrijver zelf koopt weer eens een nieuwen tuin, het is echter niet duidelijk,of
deze op Noordwijk of op Rijswijk ligt, want bij de begrafenis van zijn zoontje en bij die van zijn vrouw wordt vermeld, dat de eene is vanuit het sterfhuis Rijswijk en de andere vanaf Noordwijk, terwijl Veeckens zelf in November uit zijn huis op Rijswijk begraven wordt 25).
Verder koopt Veeckens, weer met Tiedeman 26) samen, de landen Djengot en Pasilian; zij hebben op deze landen veel last van zeeroovers, "die in stoutheid toenemen door de werkeloosheid van het Gouvernement 't geen, na loffelijke gewoonte, geen de minste notitie neemt van de vertoogen, die haar hierover worden gedaan."
Van de andere landgoederen geeft de schrijver slechts zakelijk op: "Van Reenen heeft de tuin van Watt, Burger 27) Campong Malayo, Cassa 28) de tuin van Fichat en Bauer 29) het landgoed Kadauan van wij len Specht."
Als laatste nieuwtjes vertelt Veeckens dan nog dat N. Engelhard verkozen is tot meester van de Loge La Vertueuse en Turr tot meester van La fidèle Sincérité.
Nu rest mij nog de vermelding van twee eenigszins onverwachte mededeelingen in de correspondentie: ten eerste komt daar in het ambteloos en eenzaam bestaan van dezen prozaïschen man schijnbaar plotseling de behoefte aan geestelijk leven. Hij schrijft naar Holland om hem zooveel mogelijk boeken te zenden, om te beginnen een kerkboek, dan de werken van Plutarchus, verder Le génie du Christianisme e.a. werken van Chateaubriand; daarnaast werken over de nieuwe wetgeving en de militaire justitie. En dan volgt nog iets, dat men niet zou verwachten: Veeckens, die nu twintig jaar in Indië is, schrijft dood-laconiek:
"De inlander Oemar heeft mij iemand bezorgd, om mij de Maleydsche taal te leeren. Ik gebruik de dictionaire en de grammaire van Marsden 30), die ik zeer kan aanbevelen, evenals de uitmuntende grammaire van Werndly 31). Het leeren van de Maleydsche táal komt hier recht in zwang."
Hadden dan toch de Engelsche ambtenaren hun Hollandsche collega's wakker geschud? Hoeveel slechts er ook gezegd kan worden van het Britsche bestuur, gebrek aan belangstelling kan men zijn leden niet verwijten.
Naast de hervormingen, die de bezetters zoo haastig en vaak zoo misplaatst hebben willen invoeren: een nieuw systeem van, regeeren, menschelijker rechten voor de inheemsche bevolking, afschaffing van de slavernij, om maar enkele dingen te noemen, hadden vele ambte-

blz. 105
naren, ieder voor zich, belangstelling voor land en volk.
Uit het reeds boven genoemde werk van Dr. de Haan, Personalia van het Engelsch bestuur, ziet men duidelijk, hoeveel Engelschen met open oogen hebben rondgekeken in het eilandenrijk, waarin zij zoo plotseling geplaatst . waren. Zij hebben de talen bestudeerd, de tempels opgemeten en geteekend, heele landstreken in kaart gebracht, geologische studies gemaakt. Het was Raffles zelf met zijn staf van
werkers, die den toon aangaf, maar ook de kleine onderzoekers hebben een schat van gegevens verzameld, waarvan, volgens Dr. de Haan, nog veel te vinden is in het India House te London.
Onze Hollandsche ambtenaren hebben gedurende de bezetting werkeloos toegezien en hun hart vastgehouden, als zij dachten aan al . het geld, dat verspild werd, aan het achteruit gaan van handel en cultures en wat niet al meer, maar toen het gevaar geweken was, drong het toch langzamerhand door, dat er van dit volk iets uitging, dat aan de meeste Indische Hollanders ontbrak.
Het nieuwe Nederlandsche gouvernement is dan ook op een andere basis begonnen. Het belangrijkst en ook het noodigst waren de nieuwe hygiënische maatregelen en de wetenschappelijke onderzoekingen op allerlei gebied. Daarnaast werd de studie van het Javaansch ter hand genomen en, zoo als Veeckens zegt, "men" ging .Maleisch, d.w.z. wetenschappelijk Maleisch, leeren. Van regeerings-
wege werden o.a. de werken van Werndly in het Nederlandsch vertaald.
Indië gaat leven: vrije menschen zetten de schouders onder het moeilijkste werk, de ijdele, rijke en egoïstische ambtenaar heeft uitgediend. Maar onze ambtenaar van het oude régime heeft dat alles niet meer beleefd, op 29 November 1815 wordt hij, nog weer heel ouderwetsch, begraven in het familiegraf in de Portugeesche Buitenkerk.

Noten:

1) De brieven zijn het eigendom van Mevrouw N. Kruseman-Bosch te Hengelo.
2) F. de Haan, Personalia der periode van het Engelsch bestuur over Java, 1811-16. Bijdragen tot de taal-, landen volkenkunde van Ned. Indië. Dl. 92, 1935.
3) Claas Veeckens, 1741-1793, eerst gehuwd met P. A. Tetterode, in 1775 met F. C. Rijser', 1750-1800 (dit moet zijn S.C. Rijser, PCS).
4) Het Molenvliet was een vaart, die in 1648 ten Zuiden van de stad, buiten de Nieuwpoort als arm van
de Groote Rivier of Tjiliwoeng gegraven werd. Oorspronkelijk diende deze vliet slechts als verbinding met de Zuidelijker gelegen houtbosschen en sawah's ; later werd het water gestuwd door sluizen en dammen om een groot aantal watermolens in beweging te brengen. In 1661 wordt de naam Molenvliet het eerst vermeld. Reeds in de eerste jaren van de 18de eeuw begonnen de bewoners het warme stadje Batavia te ontvluchten en legden in de omgeving van het Molenvliet de z.g. "thuynen" aan, meerendeels groote huizen met welverzorgde tuinen.
5) Zie hiervoor blz. 107.
6) De Ordre royal de I'Union de Hollande is in 1807 door Koning Lodewijk Napoleon ingesteld. Op 16 Febr. van dat jaar werden 450 Hollanders door den Koning tot ridder geslagen. De ridders droegen het ordeteeken aan een hemelsblauw lint om den hals en hadden bovendien een voorgeschreven costuum (van Nahuys, Histoire numismatique du royaume de Hollande, 1858).
7) Grogol, een landhuis ten Zuiden van Batavia, dat voor dezen oorlog nog bestond.
8) Geboren te Amsterdam 1792 (volgens Ned. Patriciaat), dit zal moeten zijn 1782, (gedoopt te Amster-
dam 23 Juni 1782, Doopboek Westerkerk).
9) De kostscholen van J. H. Pestalozzi in Burgdorf, Münchenbuchsee en vooral te Yverdon hadden een Europeesche vermaardheid.
10) Dit zal het bekende opvoedingsgesticht te Schnepfentahl van C. G. Salzrnann geweest zijn, dit be-
stond zelfs nog tot kort voor dezen oorlog.
11) Bij Resolutie van 8 Augustus 1788 werd besloten de pennisten (klerken) uit hun woning boven de Loge binnen het Kasteel te verplaatsen naar een gezondere woning aan den Molenvlietschen dijk. Voor dit doel stond J. H. van Riemsdijk (de latere G.-G.) een gebouw af, dat in zijn bezit was, n.l. het observatorium met woonhuis van Ds. Mohr, zie afb. 3, dat hij na diens dood gekocht had. Het was een eigenaardig, hoogopgetrokken gebouw, dat veel geleden had door aardbevingen. Het werd verbouwd en daarna diende het van 1788 tot 1809 tot woning van ongeveer 80 Europeesche pennisten. In 1809 heeft Daendels het instituut opgeheven.

blz. 106
12) Waarschijnlijk David van Lennep, zie hiervoor blz. 110.
13) P. Wal beek, president der Commissie tot inspectie
der Regentschappen en waarnemend Gecommitteerde over de Bovenlanden, bezat een tuin op Molenvliet en het landgoed Simplicitas ten Zuiden van Batavia.
14) De onechte zoon, tooneelstuk van A. von Kotzebue (Das Kind der Liebe), Hollandsche vertaling 1791.
15) Klinkant, gouddraad, Fransch: clinquant, klatergoud.
16) Waarschijnlijk de weduwe van Mr Ch. H. Wegener, advocaat en Raad extraordinair, gecommitteerde over den Inlander, vooral bekend om zijn Jacobijnsche agitatie.
17) H. J. van de Graaff, Brieven, 1816-26, uitgeg. door P. H. van der Kemp. Verhandelingen Bat. Genoot-
schap, dl. 52, 1901, blz. 62.
18) D. van Lennep: Brief, geschreven te Batavia, den loden Augustus 1803, bevattende onderscheidene aanmerkingen op het, in 1802 uitgekomen werkje van Mr. C.S. Nederburgh, Amsterdam, 1804.
19) Catharina Charlotte Holle, dochter van den Raad extraordinair J. H. Holle en erfgename van ongeveer een millioen.
20) ]. Tiedeman, landbezitter en koopman, ook tijdelijk secretaris-generaal (waarschijnlijk opvolger van
Veeckens) en lid van den Raad van Finantiën (v.d. Graaff, Brieven).
22) G. W. C. van Motman.
23) Waarschijnlijk de weduwe van]. B. Deibert, binnenregent van het Pennistengesticht.
23) Prétention, dit woord heb ik in geen enkel woordenboek of kunstwoordenboek kunnen vinden.
24) In een brief van den Commissaris-Generaal C. T. Elout aan den Directeur-generaal van koloniën Goldberg van 30 Mei 1816 wordt vermeld: "De Heer G. K. van Hogendorp is bezitter van een brief van den Heer H. Veeckens (wiens dood voor de kolonie en ons zelven in onze ambtsbetrekking een zeer groot verlies is) welke over deze materie (het papier van crediet) zeer belangrijke wenken geeft." M. L. van Deventer: Het Nederl. gezag over Java en onderh. sedert 1811, dl. I, 1891, blz. 69.
25) P. C. Bloys van Treslong Prins: Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden betr. de Europeanen op Java, blz. 22.
26) Zie noot 20.
27) J. Burger, in 1808 Raad van Justitie.
28) A. A. Cassa was onder het Engelsch bestuur lid van het Supreme Court of Justice, later Baljuw van Batavia,was eigenaar van het land Soedimara en van een huis op Noordwijk.
29) J.J. A. G. Bauer was voor en na de Engelsche bezetting president van de Rekenkamer en onder Raffles Accountant General and Auditor. (In deze functie had hij zooveel aanmerkingen van Raffles te verdragen, dat hij een van zijn slaven "Geduld" noemde.)
30) W. A. Marsden : Dictionary of the Malayan language. Londen 1812, id. A grammar of the Mal.
lang
31) G.H. Werndly: Maleische Spraakkunst, Amst,1736, in 1823 nogmaals uitgegeven, nu op last van de Hooge Regeering van Ned. Indië.

Opmerking achteraf van Paul C. Smis:
Opmerkelijk is het verschil in appreciatie van het karakter van Hendrik Veeckens tussen Germain Felix Meylan, die Hendrik goed gekend heeft en A. M. Lubberhuizen-van Gelder die, bijna anderhalve eeuw later, uit een correspondentie, Veeckens geest probeert te reconstrueren.
De Engelse bezetter van Oost-Indië zag de broers Veeckens als capabele bestuurders, zoals blijkt uit: RAFFLES OF SINGAPORE; BOOKS BY EMILY HAHN

blz 290
"Next to all these English employees the Dutch officials cut a poor figure. It is a lucky thing that the splendid gifts of Muntinghe were so well employed and fittingly rewarded by Raffles. Other capable men, like Van Haak, Van Sevenhoven, and the two brothers Veeckens, he would not make use of, owing to their political views.

Tijdbalk Hendrik Veeckens

  Deze functionaliteit is alleen beschikbaar voor browsers met Javascript ondersteuning.
Klik op de namen voor meer informatie. Gebruikte symbolen: grootouders grootouders   ouders ouders   broers-zussen broers/zussen   kinderen kinderen

Voorouders (en nakomelingen) van Hendrik Veeckens


    Toon totale kwartierstaat

    Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

    • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
    • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
    • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).

    Verwantschap Hendrik Veeckens



    Visualiseer een andere verwantschap

    Bronnen

    1. Literatuur; Nederlandsche Leeuw 1883-2008, De, 1999, jaargang 116, blz.591 en 592, 12 februari 2012
      De Orde van de Unie in Nederlands-Indië,
      of de eerste Indonesiërs met een Nederlands lintje.

      In het archief van het Ministerie van Koloniën bevind zich een kopierapport (1
      van R. Prediger, oud-geassumeerd lid van de Raad van Justitie te Batavia, gedateerd 14 Grasmaand 1810. Dit rapport bevat een opsomming van de bestuurlijke misstappen die in opdracht van gouverneur-generaal Daendels zouden zijn begaan met als laatste opmerking: "en eindelijk dat hij reeds 4 commandeurskruissen en 38 ridderorders had uitgegeven".

      Een bijlage met opgave van personen die de Orde van de Unie hebben ontvangen luidt dan als volgt: "Lijst der Commandeurs en Ridders van de Koninklijke Orde van Holland, die sedert de aankomst van den Gouverneur Generaal Daandels op het Eiland Java aanwezig, en meest allen door zijn Excellentie benoemd zijn:

      Commandeurs
      Zijne Excellentie den Gouverneur Generaal Wiese. Zijne HoogEdelheid den oud
      Gouverneur Generaal Siberg; den Heer Lieutt. Gouverneur Generaal Buyskes. Directeur Generaal van IJsseldijk, President van den Hoogen raad van Justitie Muntinghe, Secretaris generaal van Braam, Brigadier de Kok

      Ridders
      Raad van Indien van Hoesen
      Raad van Indien Chassé
      Raad van Indien Parvé
      Raad van Indien Romswinckel
      Raad van Indien Rothenbuhler
      Brigadiers von Gutslaff
      Brigadiers von Lutzow
      Brigadiers von Jett
      Brigadiers Gaupp
      Secretaris Generaal H. Veeckens
      President van Schepenen P. Engelhard
      Inspecteur Generaal over de Koffij Cultuur van Winkelman
      Inspecteur Generaal over de Houtbosschen Baron von Winckelman
      Landdrost L.Z. Veeckens
      Colonel Z. van Hek
      Woltgraaf
      Gerlag
      Jaufret
      Franquemont
      Gordon
      van Diermen
      Mollenbeek
      Bonelle
      Cannaarts
      Boions
      Starrenburg
      Holsman
      du Four
      Gicquel Destouches
      Major Motman
      Officieren van de Genie, Cornelisse, de Fries.
      Professor Honorair Ross
      Gezaghebber te Sourabaya Middelkoop [...]

      De benoemingen in de Orde van de Unie hebben blijkens het document
      voor 9 april 1810 plaatsgevonden. Van de navolgende personen kan een
      precieze datum van benoeming worden gegeven (2: op 1 juni 1808
      Veeckens [...]

      1) ARA, Ministerie van Koloniën, 1806-1807, inv. nr. 82.
      2) Mr. J.A. van der Chijs, Plakaatboek 1602-1811, dl. 14 (1804-1808) (Batavia 1895).
    2. Archief; CBG, familieadvertenties, via https://www.wiewaswie.nl/personen-zoeken..., 12 februari 2012
      overlijdensadvertentie

      Hoofdpersoon: Hendrik Veeckens
      Gebeurtenis: Overlijden
      Datum: dinsdag 28 november 1815
      Gebeurtenisplaats: Batavia
      Documenttype: Familieadvertenties
      Erfgoedinstelling: Centraal Bureau voor Genealogie
      Plaats instelling: Den Haag
      Collectiegebied: Nederland
      Registratienummer: VFADNL136513-1
      Registratiedatum: 28 november 1815
      Opmerking: Overlijdensadvertentie


      Den 28 november 1815 is te Batavia overleden, tot grote droefheid van al zijne betrekkingen, zo alhier als in Indiën, de Wel-Edelgestrenge Heer Hendrik Veeckens, in den ouderdom van 36 jaren, nalatende vier nu ouderloze kinderen, die allen te jong zijn om hun groot verlies naar waarde te kunnen gevoelen.

      Een afschrift van deze advertentie bevindt zich in het Bronnenboek Paul Smis.

      Hoofdpersoon: Hendrik Veeckens
      Gebeurtenis: Overlijden
      Datum: dinsdag 28 november 1815
      Gebeurtenisplaats: Batavia
      Documenttype: Familieadvertenties
      Erfgoedinstelling: Centraal Bureau voor Genealogie
      Plaats instelling: Den Haag
      Collectiegebied: Nederland
      Registratienummer: VFADNL136513-1
      Registratiedatum: 28 november 1815
      Opmerking: Overlijdensadvertentie
    3. Literatuur; Hendrik Veeckens, een ambtenaar van de oude stempel., Hendrik Veeckens, A.M. Lubberhuizen- van Gelder, blz 94, 24 juni 2012
      Hendrik Veeckens, een ambtenaar van den ouden stempel.
      door A.M. Lubberhuizen- van Gelder

      blz 94 Hij sterft op 28 November 1815. De aankondiging van zijn dood staat in de Java Government Gazette van 2 December 1815
    4. Literatuur; Nederland's Patriciaat 1910-1997, patriciaat, 1920, jaargang 11, blz. 294, 24 juni 2012
      Hendrik Veeckens, geb. 8 Dec., ged. Amsterdam (Nieuwe kerk) 15 Dec. 1779, secr:generaal van den gouverneur-generaal van Oost-Indië, overleden Batavia 29 Nov. 1815, tr. als wedr. van Geertruida Cornelia Stokkie, 2e Batavia 10 Maart 1811 Alida Janetta Wonneman, geb. 15 Juni, ged. Amsterdam (Westerkerk) 23 Juni 1782, overleden Batavia 16 Mei 1815, dr. van Isaac en C. . . . . Cokart en wed. van le J. M. Ludovici, 2e Jacob Nicolaas Michell en 3e Johannes Louis Woltgraft.

      Opmerking van Paul C. Smis
      De overlijdensdatum is 28-11-1815. De overlijdensplaats is Het Buiten Rijswijk, even ten zuiden van Batavia. Hendrik werd de dag erna begraven in Batavia. Bron: A.m. Lubberhuizen - Van Gelder.
    5. Archief; WieWasWie, Centraal Bureau voor Genealogie, via https://www.wiewaswie.nl/personen-zoeken..., 21 januari 2015
      VOC opvarenden

      Opvarende: Hendrik Veeckens
      Relatiesoort: Laatste vermelding
      Afkomst: Amsterdam
      Beroep: Hoogloper
      Maandbrief: Nee
      Schuldbrief: Nee
      Gebeurtenis: Einde Verbintenis
      Datum: maandag 30 juni 1800
      Gebeurtenisplaats: Azie
      Gebeurtenis: VertrekKamer
      Datum: maandag 5 mei 1794
      Gebeurtenis: Aankomst Kaap
      Datum: zaterdag 20 september 1794
      Gebeurtenis: Vertrek Kaap
      Datum: zondag 12 oktober 1794
      Gebeurtenis: Aankomst Indie
      Datum: donderdag 29 januari 1795
      Documenttype: VOC Opvarenden
      Erfgoedinstelling: Nationaal Archief
      Collectiegebied: Overzee
      Archief: VOC Opvarenden
      Registratienummer: 6842
      Pagina: 163
      Akteplaats: Amsterdam
      Boek: Amsterdam
      Bestemming: Batavia
      Site van samenwerkende overheidsarchieven.
    6. Literatuur; Nederlandsch-Indisch Plakaatboek 1602-1811, volume 15, 1808-1809, blz 306, 24 juni 2012
      blz 306: In een bepaling van toekenning van een traktementsverhoging aan verdienstelijke jachtopzieners, d.d. 28 sept 1808, wordt Veeckens genoemd als secretaris-generaal.
    7. Archief; Amsterdam Stads-, DTB 1564-1811, via http://stadsarchief.amsterdam.nl/archiev..., 24 juni 2012
      zoon Hendrik
      vader Claas Veeckens junior
      moeder Susanna Catharina Rijser
      getuigen Claas Veeckens
      Magdalena Veeckens
      pastor Daniel Serrurier
      doop 15 december 1779
      religie Hervormd, Nieuwe kerk
      bron 58 p. 204 (oud pag. 204) nr. 2

      Een afschrift van deze inschrijving bevindt zich in het Bronnenboek Paul Smis.
    8. Literatuur; Nederland's Patriciaat 1910-1997, patriciaat, 1920, jaargang 11, blz 294, 17 oktober 2012
      Hendrik Veeckens, geb. 8 Dec., ged. Amsterdam (Nieuwe kerk) 15 Dec. 1779, secr:generaal van den gouverneur-generaal van Oost-Indië, tr. als wedr. van Geertruida Cornelia Stokkie, 2e Batavia 10 Maart 1811 Alida Janetta Wonneman, geb. 15 Juni, ged. Amsterdam (Westerkerk) 23 Juni 1782, dr. van Isaac en C. . . . . Cokart en wed. van le J. M. Ludovici, 2e Jacob Nicolaas Michell en 3e Johannes Louis Woltgraft.
    9. Literatuur; Hendrik Veeckens, een ambtenaar van de oude stempel., Hendrik Veeckens, A.M. Lubberhuizen- van Gelder, blz 93, 17 oktober 2012
      blz 93 [...] Hij heeft achting voor deze vrouw, die in haar korte leven, (zij is pas 29 Jaar) al zeer veel heeft moeten lijden; zij heeft drie mannen en een kind verloren. (0, ongezond Batavia!). Pas later in zijn leven heeft hij liefde voor haar opgevat.
    10. Onderzoekscentrum; Online-familieberichten, via http://www.online-familieberichten.nl/zo..., 16 november 2014
      Samenvatting huwelijksadvertentie

      Bataviasche Courant, 15-03-1811
      Huwelijk: Hendrik Veeckens en Alida Jonetta Wonneman
      Batavia, 10-02-1811

      Bataviasche Koloniale Courant
      (1068974)

      Aanvulling van Paul C. Smis
      10-02-1811 is mogelijk een verschrijving. De krant is van een maand later. Ook andere bronnen (Patriciaat) spreken van een huwelijk in maart. Er zou dus moeten staan 10-03-1811.

      Een afschrift van deze tekst bevindt zich in het Bronnenboek Paul Smis.
    11. Literatuur; Hendrik Veeckens, een ambtenaar van de oude stempel., Hendrik Veeckens, A.M. Lubberhuizen- van Gelder, blz 90, 99, 17 oktober 2012
      blz 90
      Hij verdient nu 250 rijksdaalders per maand; dit stelt hem in staat een huwelijk aan te gaan en wel met Cornelia Geertruida Stokkie, een meisje van 16 jaar.

      blz 99
      Mejuffrouw Stokkie heeft een 10.000 rijkdaalders aan land mee ten huwelijk gebracht, deze landerijen zijn nu verkocht en hebben 200.000 rijksdaalders opgebracht, waarvan een vierde gedeelte aan het echtpaar Veeckens toekomt. .
    12. Literatuur; Nederlandsche Leeuw 1883-2008, De, 1905, jaargang 23, blz 254, 17 oktober 2012
      Huwelijken te Batavia in den Compagniestijd, medegedeeld door W. Wijnaendts van Resandt. [...]

      10 Augustus 1805.
      Hendrik Veeckens, van Amsterdam, opperkoopman en eerste gesworen klerk ter generale seeretarie, met Geertruida Cornelia Stokkie, van Batavia; geads. met den heer Jabob Bernard Deibert en desselvs huisvrouw Johanna Wilhelmina Lette.

      Opmerking van Paul C. Smis
      Vorsterman van Oijen geeft als huwelijksdatum 25 augustus 1805.
      Vorsterman van Oijen; Stam- en Wapenboek, deel 3, blz. 252.

    Historische gebeurtenissen

    • De temperatuur op 8 december 1779 lag rond de 3,0 °C. De wind kwam overheersend uit het noord-oosten. Typering van het weer: regen omtrent helder. Bron: KNMI
    • Erfstadhouder Prins Willem V (Willem Batavus) (Huis van Oranje-Nassau) was van 1751 tot 1795 vorst van Nederland (ook wel Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden genoemd)
    • In het jaar 1779: Bron: Wikipedia
      • 12 april » Spanje neemt deel aan de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog met het Verdrag van Aranjuez
      • 13 mei » Beierse Successieoorlog eindigt met het Verdrag van Teschen dat in Cieszyn gesloten wordt tussen Oostenrijk en Pruisen. Oostenrijk kreeg de Innviertel en deed afstand van de rest van Beieren.
      • 6 december » Première van de opera L'isola disabitata van Joseph Haydn.
    • De temperatuur op 15 december 1779 lag rond de 3,0 °C. De wind kwam overheersend uit het west-zuid-westen. Typering van het weer: zeer betrokken. Bron: KNMI
    • Erfstadhouder Prins Willem V (Willem Batavus) (Huis van Oranje-Nassau) was van 1751 tot 1795 vorst van Nederland (ook wel Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden genoemd)
    • In het jaar 1779: Bron: Wikipedia
      • 12 april » Spanje neemt deel aan de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog met het Verdrag van Aranjuez
      • 13 mei » Beierse Successieoorlog eindigt met het Verdrag van Teschen dat in Cieszyn gesloten wordt tussen Oostenrijk en Pruisen. Oostenrijk kreeg de Innviertel en deed afstand van de rest van Beieren.
      • 6 december » Première van de opera L'isola disabitata van Joseph Haydn.
    • De temperatuur op 25 augustus 1805 lag rond de 19,0 °C. De wind kwam overheersend uit het west-zuid-westen. Typering van het weer: zeer betrokken. Bron: KNMI
    • De Republiek der Verenigde Nederlanden werd in 1794-1795 door de Fransen veroverd onder leiding van bevelhebber Charles Pichegru (geholpen door de Nederlander Herman Willem Daendels); de verovering werd vergemakkelijkt door het dichtvriezen van de Waterlinie; Willem V moest op 18 januari 1795 uitwijken naar Engeland (en van daaruit in 1801 naar Duitsland); de patriotten namen de macht over van de aristocratische regenten en proclameerden de Bataafsche Republiek; op 16 mei 1795 werd het Haags Verdrag gesloten, waarmee ons land een vazalstaat werd van Frankrijk; in 3.1796 kwam er een Nationale Vergadering; in 1798 pleegde Daendels een staatsgreep, die de unitarissen aan de macht bracht; er kwam een nieuwe grondwet, die een Vertegenwoordigend Lichaam (met een Eerste en Tweede Kamer) instelde en als regering een Directoire; in 1799 sloeg Daendels bij Castricum een Brits-Russische invasie af; in 1801 kwam er een nieuwe grondwet; bij de Vrede van Amiens (1802) kreeg ons land van Engeland zijn koloniën terug (behalve Ceylon); na de grondwetswijziging van 1805 kwam er een raadpensionaris als eenhoofdig gezag, namelijk Rutger Jan Schimmelpenninck (van 31 oktober 1761 tot 25 maart 1825).
    • In het jaar 1805: Bron: Wikipedia
      • 1 februari » Op de stadsgracht te Leeuwarden heeft een wedstrijd plaats voor vrouwspersoonen. Er verschijnen 130 schaatsrijdsters aan de start, terwijl er op de stadswallen 10.000 toeschouwers staan. De eerste prijs is een gouden oorijzer ter waarde van 105 gulden en Trijntje Pieters van Poppingawier mag zich na afloop met het oorijzer tooien.
      • 4 februari » In Parijs vindt de eerste huisnummering in de geschiedenis plaats.
      • 4 maart » Thomas Jefferson wordt beëdigd voor een tweede termijn als 3de president van de Verenigde Staten.
      • 21 oktober » Slag bij Trafalgar. Horatio Nelson verslaat een Frans-Spaanse vloot en sneuvelt.
      • 13 november » Het leger van Napoleon neemt Wenen in.
      • 26 november » Het Pontcysyllte-aquaduct werd in gebruik genomen in Wales.
    • De temperatuur op 28 november 1815 lag rond de 0,0 °C. De wind kwam overheersend uit het oost-noord-oosten. Typering van het weer: half bewolkt omtrent betrokken. Bron: KNMI
    • De Republiek der Verenigde Nederlanden werd in 1794-1795 door de Fransen veroverd onder leiding van bevelhebber Charles Pichegru (geholpen door de Nederlander Herman Willem Daendels); de verovering werd vergemakkelijkt door het dichtvriezen van de Waterlinie; Willem V moest op 18 januari 1795 uitwijken naar Engeland (en van daaruit in 1801 naar Duitsland); de patriotten namen de macht over van de aristocratische regenten en proclameerden de Bataafsche Republiek; op 16 mei 1795 werd het Haags Verdrag gesloten, waarmee ons land een vazalstaat werd van Frankrijk; in 3.1796 kwam er een Nationale Vergadering; in 1798 pleegde Daendels een staatsgreep, die de unitarissen aan de macht bracht; er kwam een nieuwe grondwet, die een Vertegenwoordigend Lichaam (met een Eerste en Tweede Kamer) instelde en als regering een Directoire; in 1799 sloeg Daendels bij Castricum een Brits-Russische invasie af; in 1801 kwam er een nieuwe grondwet; bij de Vrede van Amiens (1802) kreeg ons land van Engeland zijn koloniën terug (behalve Ceylon); na de grondwetswijziging van 1805 kwam er een raadpensionaris als eenhoofdig gezag, namelijk Rutger Jan Schimmelpenninck (van 31 oktober 1761 tot 25 maart 1825).
    • In het jaar 1815: Bron: Wikipedia
      • 1 maart » Napoleon keert terug naar Frankrijk na zijn ballingschap op Elba.
      • 3 maart » In Groningen wordt de studentensociëteit "Mutua Fides" geopend. Dit is de oudste studentensociëteit van Nederland, de sociëteit behorend bij het Groninger Studenten Corps 'Vindicat atque Polit'.
      • 20 maart » Napoleon keert terug in Parijs na zijn ontsnapping van Elba.
      • 10 april » De Tambora op het Indonesische eiland Soembawa barst uit.
      • 22 juni » Napoleon wordt voor de tweede keer tot aftreden gedwongen.
      • 24 augustus » De eerste Nederlandse grondwet komt tot stand.
    • De temperatuur op 29 november 1815 lag rond de 1,0 °C. De wind kwam overheersend uit het zuiden. Typering van het weer: half bewolkt sneeuw. Bron: KNMI
    • De Republiek der Verenigde Nederlanden werd in 1794-1795 door de Fransen veroverd onder leiding van bevelhebber Charles Pichegru (geholpen door de Nederlander Herman Willem Daendels); de verovering werd vergemakkelijkt door het dichtvriezen van de Waterlinie; Willem V moest op 18 januari 1795 uitwijken naar Engeland (en van daaruit in 1801 naar Duitsland); de patriotten namen de macht over van de aristocratische regenten en proclameerden de Bataafsche Republiek; op 16 mei 1795 werd het Haags Verdrag gesloten, waarmee ons land een vazalstaat werd van Frankrijk; in 3.1796 kwam er een Nationale Vergadering; in 1798 pleegde Daendels een staatsgreep, die de unitarissen aan de macht bracht; er kwam een nieuwe grondwet, die een Vertegenwoordigend Lichaam (met een Eerste en Tweede Kamer) instelde en als regering een Directoire; in 1799 sloeg Daendels bij Castricum een Brits-Russische invasie af; in 1801 kwam er een nieuwe grondwet; bij de Vrede van Amiens (1802) kreeg ons land van Engeland zijn koloniën terug (behalve Ceylon); na de grondwetswijziging van 1805 kwam er een raadpensionaris als eenhoofdig gezag, namelijk Rutger Jan Schimmelpenninck (van 31 oktober 1761 tot 25 maart 1825).
    • In het jaar 1815: Bron: Wikipedia
      • 26 februari » Napoleon ontsnapt van het eiland Elba waar hij verbannen was.
      • 16 juni » Napoleon trekt met zijn troepen de Franse noordgrens over, België in. Hij verslaat de Pruisische aanvoerder Blücher in de slag bij Ligny. Zie ook: Slag bij Waterloo. Wellington houdt in de Slag bij Quatre-Bras Franse troepen onder maarschalk Michel Ney tegen.
      • 18 juni » Slag bij Waterloo
      • 22 juni » Napoleon wordt voor de tweede keer tot aftreden gedwongen.
      • 24 augustus » De eerste Nederlandse grondwet komt tot stand.
      • 7 december » Michel Ney, maarschalk van Frankrijk wordt geëxecuteerd door een vuurpeloton, nadat hij door het bewind van Lodewijk XVIII van Frankrijk schuldig is bevonden aan verraad, wegens zijn steun aan Napoleon Bonaparte gedurende de Honderd Dagen.
    

    Dezelfde geboorte/sterftedag

    Bron: Wikipedia

    Bron: Wikipedia


    Over de familienaam Veeckens

    • Bekijk de informatie die Genealogie Online heeft over de familienaam Veeckens.
    • Bekijk de informatie die Open Archieven heeft over Veeckens.
    • Bekijk in het Wie (onder)zoekt wie? register wie de familienaam Veeckens (onder)zoekt.

    De publicatie Paul Christiaan Smis. Oude namen. is opgesteld door Paul C. Smis (contact is niet mogelijk).
    Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
    Paul C. Smis, "Paul Christiaan Smis. Oude namen.", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/stamboom-boris-schubert-moonlight/R16.php : benaderd 14 mei 2024), "Hendrik Veeckens (1779-1815)".