(1) He is married to Elisabeth Angelique van Montmorency Barones van Meilou.
They got married
(2) He is married to Clara Clementine van Maillé Markgravin van Brézé.
They got married on February 9, 1641 at Parijs, he was 19 years old.
Child(ren):
Lodewijk II de Bourbon, Prins van Condé (Parijs, 7 september 1621 - Kasteel Fontainebleau, 11 december 1686), bijgenaamd de Grote Condé was een Frans militair genie, een van de bekwaamste veldheren in de 17e eeuw. Hij was een telg uit het huis Bourbon-Condé, gouverneur van Bourgondië en hertog van Enghien. Omdat hij familie was van de Franse koning was Condé een Prins van het Eerste Bloed. In 1672 ondernam Condé een veldtocht tegen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden met als doel het Franse grondgebied naar het noorden uit te breiden.
Leven
Lodewijk werd geboren als oudste zoon van prins Hendrik II van Bourbon-Condé en diens vrouw prinses Charlotte Margaretha van Montmorency. Hij had een oudere zus: Anna Genoveva (1619-1679), huwde hertog Hendrik II van Longueville en een jongere broer Armand van Bourbon. Hij kreeg een buitengewoon goede opleiding in Bourges. Zijn vader bemoeide zich met alles, zelfs met zijn kleding. In 1641 trouwde hij met een nicht van Richelieu, een 12-jarig kind.
In 1643 hielp Condé bij de slag bij Rocroi het Franse leger aan een overwinning op het Spaanse leger. Het was in keerpunt in de geschiedenis en betekende het einde van de Spaanse hegemonie. Hij nam enkele dagen vrijaf om zich in Parijs te laten fêteren. Vervolgens veroverde Condé Diedenhofen, en snelde Maarschalk Turenne te hulp in de strijd tegen Franz von Mercy. In 1644 en 1645 versloeg hij het Beierse leger bij Freiburg im Breisgau en Nördlingen. In 1646 veroverde hij Duinkerke en Condé had voorgoed zijn naam gevestigd op het Europese toneel.
Condé speelde een belangrijke rol in de Fronde, de rebellie van het Franse parlement tegen de Franse koning. Zijn broer Armand en zijn zus, de hertogin van Longueville, behoorden tot de tegenpartij. In 1649 bezette hij Parijs zodat de koning kon terugkeren. Nadat hij, zijn broer en zijn zwager in 1650 een jaar waren gevangengezet in Vincennes door Kardinaal Mazarin startte Lodewijk II de derde Fronde, ook wel genaamd 'de Rebellie van de Prinsen' aangezien verschillende prinsen uit het Huis Bourbon hierbij betrokken waren. Mazarin werd gedwongen het land te verlaten. Condé bleek niet opgewassen tegen de intriges van de koningin-moeder Anna van Oostenrijk (1601-1666) en kardinaal Retz.
In 1653 werd hij, samen met zijn medestander Turenne, verslagen bij Parijs maar hij accepteerde de voorwaarden niet en liep over naar het leger van de Spaanse koning. Na de slag bij Duinkerke, waar hij een nederlaag incasseerde tegen zijn moederland besloot hij na de Vrede van de Pyreneeën in 1658 terug te keren naar het Franse kamp. Ver van Versailles richtte hij nu al zijn aandacht op de verfraaiing van zijn landgoed Kasteel van Chantilly. Het park liet hij ontwerpen door de beroemde landschapsarchitect André le Nôtre, die later ook Versailles zou ontwerpen. Condé nam een beroemde Franse kok in dienst, François Vatel.
Condé en de Republiek
In 1672 ondernam Lodewijk II een veldtocht tegen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Henry de la Tour en Condé trokken richting de Maas. Op 17 mei lag het leger voor Visé. De aanvoerders waren het oneens of Maastricht aangevallen moest worden. Turenne was tegen en liet 10.000 man achter als rugdekking. Op 28 mei was Condé gevorderd tot Kaiserswerth en op 12 juni stond het leger voor Lobith, klaar om de Rijn over te steken. Condé raakte gewond tijdens de oversteek.[2] Turenne nam het commando over en splitste het leger in tweeën. Zowel Arnhem als Nijmegen werden belegerd. Lodewijk XIV trok naar Doesburg, zijn broer Philippe naar Zutphen. Grol en Deventer werden belegerd door de Duitse bisschop Bernard van Galen. Op 19 juni viel Naarden; 30 juni lagen de Fransen voor Gorkum. François Henri de Montmorency-Bouteville nam het commando van Condé over. De Grote Keurvorst kwam inmiddels vanuit het oosten oprukken.
De Maarschalk de Luxembourg, die tot genoegen van zijn manschappen kastelen langs de Vecht liet plunderen, had eind 1672 schoon genoeg van zijn verblijf in de ondergelopen polders. Condé, lijdend aan podagra, nam tegen zijn zin het bevel weer over. De Markies van Louvois gaf hem de opdracht wreed en onbarmhartig te zijn en zoveel mogelijk in brand te steken.[3]
De Prins van Condé had tijdelijk het kasteel bij Amerongen betrokken, verlaten door Margaretha Turnor en vervolgens het huis van oud-burgemeester Johan van Nellesteyn aan het Janskerkhof in Utrecht.[4] De stad Utrecht is aan de vijand ten prooi gegeven. Op 1 juni 1673 (?) trok de bisschop van Neercassel door de stad in processie. Een aanval op Nieuwersluis door Hendrik III Julius van Bourbon-Condé, zijn zoon, mislukte. Het leger trok verder naar Naarden.
Condé lag voor Schoonhoven en wilde via Dordrecht Rotterdam aanvallen. Hij richtte zijn troepenmacht op het zuiden om Breda om Den Bosch te bedreigen. De steden Bommel en Grave kregen een Franse bezetting 6.000 man.
Nadat de Nederlandse dijken werden geopend, konden de Fransen hun opmars niet doorzetten en trokken zij zich terug tot de Piéton. De Slag bij Seneffe (11 augustus 1674) tussen een Frans leger onder Condé, met dertig jaar ervaring en de beste ruiterij ter wereld en een gecombineerd Nederlands-Spaans-Habsburgs-Duits leger onder de jonge en onervaren stadhouder Willem III eindigde onbeslist. Beide partijen claimden de overwinning. Het was de bloedigste slag van het jaar.
Condé nam in 1675 ontslag, krom lopend van de jicht. Turenne stierf in dat jaar door een verdwaalde kogel.
The data shown has no sources.