getuige: Christianus Josephus Dohmen, Maria Elisabetha Bex, loco Maria Helena Palmen
Datum:
getuigen: Dohmen, Jan Mathijs, landbouwer, zoon van den overledene en Deumens, Jan Adam, secretaris, kennisse van den overledene; beiden wonende te Schinveld. J. L. Beckers, ambtenaar van de burgerlijke stand.
Datum: "ten acht ure voormiddag, te Schinveld in nummer twee en vijftig"
Er ist verheiratet mit Maria Elizabeth Paulissen.
Hun huwakte is ondertekend door bruidegom en bruid, de vader van de bruidegom en de stiefvader van de bruid. De moeders van bruid en bruidegom konden niet schrijven.
Sie haben geheiratet am 19. Oktober 1816 in Merkelbeek, Limburg, Nederland .
getuigen: Gerard Lindemans; Henricus Schrijen, landbouwer en Nicolaes Lienaerts, herbergier; allen uit Merkelbeek en Lambertus Wenmaeker(?), daglooner uit Schinveld. Joannes Arnoldus Lienaerts burgemeester en ambtenaar van de burgerlijke stand.
Kind(er):
Van zijn overlijden is de aangifte gedaan en ondertekend door zijn zoon Jan Mathijs.
In zijn jongere jaren woonde Joannes Josephus aan "de Heide nr.52" te Schinveld. Hij was geschikt bevonden voor militaire dienst en was dagloner bij de nationale militie in de Franse tijd [bron Dohmen-genealogie Schinveld in jaarboek van De Veersjprunk 2002]
Joannes Josephus Dohmen brengt door aankoop de Onderste Molen te Schinveld in de familie.
PWAE Van Bussel [in 1991 De Molens van Limburg pag.297] schrijft: De Onderste Molen werd in 1771 gebouwd door en voor rekening van de Schinveldse aannemer Peter Antoon Bex. Na Bex was molenaar F.Th Dortrans eigenaar. Hij verkocht de molen bij akte van 28 december 1825 aan Math. Linssen uit Berg. Linssen bleef er zeven jaar molenaar en verkocht de molen bij akte van 26 januari 1832 aan Jan Joseph Dohmen te Schinveld. Na deling werd in 1871 Jan Antoon Dohmen eigenaar en in 1878 na boedelscheiding Jan Mathijs Dohmen, wethouder in Schinveld. Mede-eigenaar werd de landbouwer Christiaan Joseph Dohmen, eveneens uit Schinveld. In 1903 vond een boedelscheiding plaats en werd Andreas Diederen, gehuwd met Maria Agnes Dohmen, eigenaar. Na zijn overlijden in 1908 zetten zijn vrouw en kinderen het bedrijf voort. Bij boedelscheiding in 1919 werd Christiaan Joseph Diederen, gehuwd met Maria Gielen, eigenaar van de molen.
Jean Diederen [in 1960 Historisch Overzicht van de Watermolen de Onderste Molen te Schinveld] schrijft dat Dortants de molen omstreeks 1800 gekocht had van Peter Antoon Bex, de bouwer. Dortants ging failliet en Joannes Josephus Dohmen kocht de molen.
JHW Bosch [in 1974 Bijdrage tot de Geschiedenis van Schinveld pag.295] gaat er van uit dat op 31 januari 1826 de molen eigendom is van Peter Antoon Bex, de gelijknamige zoon van de bouwer. Zie hiervoor de informatie bij Peter Antoon Bex, de zoon.
A Scherpenzeel [in 1870 Schets over den Politieken Toestand der Gemeente Schinveld 1849-1869] schrijft: De molen van Dorthang te Schinveld wordt door de Arrondissements Rechtbank publiek verkocht aan een zekeren Heer Linssen; deze draagt ze verder in eigendom over aan den heer J.J. Dohmen, den tegenwoordigen bezitter.
De Dohmen-genealogie in jaarboek 2002 van De Veersjprunk zegt dat Joannes Josephus Dohmen de molen kocht van Anton Bex en Anna Reijnders.
Hoe dit alles zich verhoudt tot het gegeven dat Van Bussel (pag.297) vanaf ca 1800 tot 1832 achtereenvolgens Dortrans (=Dortants=Dorthang) en Linssen als eigenaar van de molen noemt en dat Bosch (pag.295) ook nog de zoon Peter Antoon Bex als mogelijke eigenaar beschouwt in die periode, is onduidelijk. Wel is het zo dat Dortants een schoonzoon is van Peter Antoon Bex de bouwer (hij is getrouwd met diens dochter Joanna Maria Bex) en daarmee een zwager van Peter Antoon Bex, de zoon van de bouwer. Misschien waren Dortants (en zijn vrouw) en zijn zwager Peter Antoon gezamenlijk eigenaar van de molen.
Jean Diederen (1960) vertelt dat Joannes Josephus al spoedig verwikkeld raakte in een procedure met de familie Beckers (van het Schinvelder Huuske) over het eigendom van de dam/dijk rondom de molenvijver, waar zware Canadassen op stonden. Deze procedure heeft jaren geduurd en volgens Jean's groottante Marleene (Maria Helena, dochter van Joannes Josephus) een schoot vol geld gekost. De procedure is uiteindelijk gewonnen door Joannes Josephus, omdat zijn advocaat met een voorbeeld uit de praktijk, namelijk met een soepbord, aan de rechtbank duidelijk maakte, dat een vijver geen vijver is zonder dam/dijk.
Bosch (pag.297) schrijft: Toen de Onderste Molen werd gebouwd was bij de molen een "wijer" (bassin) nodig, waardoor echter het water in de beek steeg, zodat er "in den Duker" (=een eind stroomopwaarts) een brug over de beek moest worden gelegd, hetgeen dan ook door de bouwer van de molen gedaan werd. In 1837 moest die brug hersteld worden en het gemeentebestuur eiste dat herstel van de toenmalige eigenaar der molen Jan Jozef Dohmen. Dohmen weigerde en het gemeentebestuur daagde hem voor het gerecht te Tongeren. De rechtbank stelde de gemeente in het ongelijk en toen vroeg Dohmen aan de Proviciale Raad te Hasselt om de gemeente te dwingen zijn onkosten bij dit proces te betalen. Op zijn beurt weigert het gemeentebestuur nu te betalen, als de Gedeputeerde Staten van Hasselt, op advies van de Districtscommissaris van Maastricht, de gemeente hiertoe verplichten. De zaak komt in hoogste instantie bij de Koning en op 20 september 1839 ontvangt het gemeentebestuur van Schinveld de volgende beslissing (gesteld in het Frans): "Nous, Leopold, premier Roi des Belges ..., Wij, Leopold, eerste Koning der Belgen, bevelen dat de gemeente Schinveld binnen 48 uur de kosten moet betalen of anders met alle rechtsmiddelen daartoe zal gedwongen worden".
Dat de Belgische koning in deze zaak het laatste woord had komt omdat van 1830 tot 1839 ook Nederlands Limburg zich beschouwde als onderdeel van het nieuwe land België.
Volgens de Belgische wet hadden alleen de zogenaamde notabelen stemrecht. Dat waren grondbezitters die minstens f.15,- grondbelasting betaalden. In Schinveld waren dat er 31 in 1836. Jan Joseph Dohmen, molenaar, was daar in 1836 de voornaamste van met f 96,15 grondbelasting [Bosch pag.268].
Scherpenzeel (1870) zegt over bovenbeschreven affaire dat de molenaar J.J. Dohmen in een juridische procedure verwikkeld raakt met de toenmalige burgemeester Gabr. Beckers, die door Joannes Josephus wordt gewonnen en de gemeente 1320 fr. gekost heeft.
Burgemeester Beckers is de zoon van Jan Beckers die de "Bovenste Molen" in Schinveld gepacht had - de concurrent toen van de "Onderste Molen" - en die als pachter in de "Hof ter Heide", later "Schinvelder Huuske" genoemd, woonde [bron Bosch pag.165; Van Bussel pag. 295].
Scherpenzeel (1870) noemt Joannes Josephus "een zeer achtbaar en edelmoedig heer, die steeds als raadslid, gedurende lange jaren, met alle kracht het welzijn der gemeente behartigde en zich altijd en overal als de gezworen bestrijder der Beckers' (later pastoor's) partij onderscheidde", dit in tegenstelling tot Joannes Josephus' zoon Jan Mathijs Dohmen, die "een geheel ontaarde zoon van zijnen vader" genoemd wordt. Zie voor de redenen van deze uitval naar Jan Mathijs.Dohmen de informatie bij zoon Joannes Matthias/Mathijs/Matthieu van Joannes Josephus Dohmen. Scherpenzeel zelf was zéér anti burgemeester Beckers en zéér anti de latere pastoor Joors.
Is Joannes Josephus ook het raadslid J.J.Dohmen dat met andere raadsleden in 1855 tegen de salarisverhoging van de burgemeester, wethouders en secretaris stemt? [Bosch pag.298].
In 1852 vergezelt Joannes Josephus burgemeester J.P.Buysers naar de graaf d'Ansembourg in Amstenrade om de graaf duidelijk te maken dat niet hij maar de gemeente Schinveld eigenaar was van het Vosbroek [Scherpenzeel 1870].
Bosch (pag.38) zegt dat molenaar J.J.Dohmen halverwege de 19e eeuw samen met de toenmalige burgemeester Buijsers door de gemeente Schinveld werd aangewezen om mee te doen aan het kiezen van afgevaardigden voor de Nationale Vergadering van de Duitse Bond in Frankfurt am Main, waar het Hertogdom Limburg (de latere provincie Limburg) tot 1868 lid van was.
Joannes Josephus Dohmen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1816 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maria Elizabeth Paulissen |
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.