Datum: er is zowel te Schinveld als te Sittard aangifte gedaan van zijn overlijden.
Datum: op het oude kerkhof
Signalement van Christiaan: "lengte 1 m 655 mm, geschikt bevonden voor militaire dienst 24.03.1853".
De "keizer" en de "zouaaf" wordt hij genoemd. Hij was pauselijk zouaaf, de enige uit Schinveld. Na een oproep van de Paus om deel te nemen in het pauselijk leger teneinde de Kerkelijk Staat te verdedigen tegen Garibaldi meldden zich zo'n 5000 katholieke vrijwilligers uit Nederland, waaronder Christiaan. Bosch JHW [in 1974 Bijdrage tot de Geschiedenis van Schinveld pag.69] schrijft dat Christiaan de medaille van verdienste kreeg wegens het deelnemen aan de slag bij Mentana in 1867, waar Garibaldi, die de Kerkelijke Staat wilde veroveren om Italië tot één groot koninkrijk te verenigen, verslagen werd. Volgens het Zouavenmuseum in Oudenbosch (informatie verkregen in 2012) echter, heeft Christiaan niet aan de slag bij Mentana deelgenomen. Hij werd immers pas op 25 november 1869 als zouaaf ingeschreven en heeft vervolgens vanaf 1 december 1869 gedurende ongeveer 9 maanden in Rome verbleven, waar hij wel het beleg en de val van Rome op 20 september 1870 - waarmee een einde kwam aan de Kerkelijke Staat - heeft meegemaakt. Op 21 september 1870 werd het Pauselijk leger ontbonden en de zouaven werden krijgsgevangen gemaakt. Binnen een week werden zij op de trein naar huis gezet. In oktober 1870 keerden de zouaven in hun woonplaatsen terug en werden als helden ingehaald. Christiaan was ingedeeld als zouaaf 2de klasse 3de bataljon 5de compagnie. Zijn inschrijvingsnummer in Rome was 9518 [informatie verkregen van Zouavenmuseum te Oudenbosch].
De meeste zouaven werden eerst gekeurd in Brussel en daar geregistreerd. Vervolgens trokken ze via Parijs naar Marseille, vanwaar ze per schip naar Civitavecchia, een havenplaats bij Rome, werden vervoerd. In Rome volgde een tweede, strengere keuring. Daar werden ze opnieuw ingeschreven en ontvingen ze een nieuw inschrijvingsnummer. Christiaan werd in Brussel als zouaaf ingeschreven onder inschrijvingsnummer 4588 op 25 november 1869. Het "Feuille d'Enrôlement" dat toen werd opgesteld en dat vermeldt dat "Crétien Joseph Dohmen ... a été admis au service de Sa Sainteté comme simple soldat ...pendant deux anées ..." (= Christiaan Jozef Dohmen.... is toegelaten tot de dienst van Zijne Heiligheid als gewoon soldaat.... gedurende twee jaren) draagt Christiaan's handtekening [copie verkregen van Zouavenmuseum in Oudenbosch; in bijlageklapper nr 127]. De zouaven uit Limburg werden aangeworven via een bemiddelaar, die de toekomstige zouaven heeft aangeraden toestemming aan de Nederlandse koning (Willem III) te vragen om in dienst van de Paus te mogen treden, omdat ze anders hun Nederlands staatsburgerschap zouden verliezen. Christiaan heeft dus zeer waarschijnlijk de Nederlandse nationaliteit behouden. Vele zouaven van buiten Limburg hebben inderdaad wél hun Nederlandse nationaliteit verloren. Bij hun terugkeer konden zij echter binnen circa drie maanden hun staatsburgerschap terugkrijgen. Het duurde dan een maand of drie voor koning Willem III, welwillend als hij was ten opzichte van deze naïeve idealisten, hun verzoek inwilligde.
Ook koningin Emma heeft zich nog met deze verzoeken beziggehouden. In 1947 kregen ook alle overleden zouaven postuum het Nederlanderschap terug. [Deze algemene informatie over de Nederlandse zouaven is ten dele afkomstig uit de publikatie "De pauselijke Zouaven" van J.W.G. Netelbeek, geplaatst op internet op 25 oktober 2005].
Er bestaat een foto van Christiaan in zouavenuniform. Vergelijking met foto's van andere zouaven in het Zouavenmuseum in Oudenbosch laat zien dat veel van die foto's, ook die van Christiaan, tegen dezelfde achtergrond zijn genomen, zeer waarschijnlijk in Rome.
Christiaan werd "de keizer oet de meule" genoemd, omdat hij in de Onderste Molen in Schinveld woonde en keizer was van de Schinveldse schutterij St Eligius. Dat wil zeggen dat hij drie maal achter elkaar schutterskoning was geworden. Er bestaat een medaille met de inscriptie "C.J. Dohmen - Keizer - 1850". Aangezien Christiaan in 1834 geboren is betekent dat dat hij al op 16-jarige leeftijd keizer van de schutterij zou zijn geworden?!.
Jean Diederen [in 1960 Historisch Overzicht van de Watermolen de Onderste Molen te Schinveld] zegt dat Christiaan goed Krupp van Essen kon imiteren en "het vlees behoorlijk in de pekel hield".
Christiaan woonde in de Onderste Molen in Schinveld, waarvan hij mede-exploitant was. Tussen 1894 en 1898 was hij zelfs de enige exploitant, met slecht resultaat, zodat hij gedwongen werd de exploitatie over te geven aan Andreas Diederen, de man van zijn nichtje Maria Agnes Dohmen, dochter van Joannes Antonius Dohmen. Dit is misschien de reden dat op 31 maart 1898, des middags om 12u op verzoek van Christiaan Joseph Dohmen, landbouwer te Schinveld, een openbare veiling en verkoping plaatsvindt "van meubelen en levende haven voornoemde verzoeker toebehorend en zich in zijn woonhuis te Schinveld bevindend". Het betreft onder andere zeer veel huishoudelijke artikelen, meubelen, beddegoed, landbouwwerktuigen, een koe, een rund en vier scheutelingen (=grotere biggen/jonge varkens). Andries Diederen, de man van zijn nichtje Maria Agnes Dohmen koopt nogal wat huishoudelijke artikelen .
Op maandag 13 augustus 1900 is er "ter herberge van Jan Anton Geraets te Schinveld enen openbare verkoop van opstamstaande granen uitgewassen onder de gemeente Schinveld" op verzoek van o.a. Christiaan Joseph Dohmen te Schinveld door notaris Lienaerts van Merkelbeek . Vier kavels van Christiaan Joseph worden verkocht voor in totaal fl 41,50.
In het "Limburgsch Dagblad" van 22 november 1951 staat een verhaal over Christiaan waaraan vermoedelijk een interview met zijn achterneefje Jean Diederen (die ook het Historisch Overzicht van de Onderste Molen 1960 samengesteld heeft), oudste zoon van Christiaan's nichtje Maria Agnes Diederen-Dohmen, ten grondslag licht en dat hieronder kort is samengevat: Christiaan zal ongetwijfeld vaak teruggedacht hebben aan wat hij in Rome had meegemaakt. De kerken en heiligdommen van Rome schenen op hem meer indruk te hebben gemaakt, dan de strijd tegen Garibaldi. Rond 1950 herinnerden oudere mensen in Schinveld zich van zijn sterke verhalen hoofdzakelijk dat hij het vaak had over de Romeinse kerken en dat hij de meest ongelooflijke dingen vertelde over wonderen welke er in Rome gebeurden. Hij zou ook een voortreffelijk redenaar geweest zijn. Bij de begrafenis in Schinveld van de oude burgemeester Beckers was de man die de grafrede zou uitspreken, niet te vinden. Geheel onvoorbereid trad Christiaan toen naar voren om een grafrede te houden, die "zo ongelooflijk mooi" moet zijn geweest, dat oudere Schinveldse mensen er nog tientallen jaren later over spraken. Van die dag af werd hij een gezocht grafredenaar en ook bij andere gelegenheden moest hij 't woord doen.
Als goed lid der schutterij hield keizer Christiaan van een stevige dronk. En deze stevige dronk eindigde vaak met het Zouavenlied. Er waren in Schinveld rond 1950 nog mensen, die tekst en melodie van buiten kenden.
"Wij dienen als Zouaven,
wij dienen zonder spijt
voor Zijne Heiligheid
vol moed en vol courage
zo gaan wij naar de strijd.
In de strijd zijn wij gebleven,
maar de aanval was te groot.
Vele Garibaldisten zijn gebleven
zij zijn gebleven in den dood."
De keizer had een voorliefde voor medailles en eretekenen. Als hij met de schutterij uittrok, in zijn zouavenuniform, dan had hij zijn borst er mee vol hangen. Hij had medailles in alle soorten en maten. Bovenaan hing de pauselijke onderscheiding Bene Merenti [dit is vermoedelijk de medaille van verdienste waar Bosch over sprak], hem verleend door Paus Leo XIII voor zijn "moedig gedrag" in de strijd in Rome. Ook had hij nog een ereteken, waarop rond een grote W stond geschreven: „Voor Koning en Vaderland". Voorts natuurlijk droeg hij de eretekenen van koning/keizer van de schutterij en een stel Duitse eretekenen; welke hij zomaar ten geschenke had gekregen van de Kriegerverein te Gangelt, waar hij steeds een geziene gast was, vooral als hij zijn zouavenuniform droeg.
Eens, toen hij met de schutterij erop uit moest, kreeg zijn achterneefje Jean Diederen het verzoek: "Jong,
steek mich de medailles ens op". Dit achterneefje had enige dagen tevoren tijdens de kermis "mit houwen op t'r loekas" (slaan op de kop van jut) een mooi insigne verdiend, waarop stond „Hätte ich doch nie geliebt". Dit hing hij er ook maar bij, plus enige manchetknopen. En met welgevallen liet de keizer zijn ogen over zijn borst gaan, onwetend van wat daar eigenlijk allemaal hing. Ofschoon de keizer ongetrouwd was en bleef, kon hij met de meisjes, die hij voor het gemak allemaal Wlllemienchen noemde, goed overweg en de meisjes zagen hem graag. Hij trakteerde royaal en als tegenprestatie staken de meisjes hem allerlei medailles op, zodat hij vaak met meer medailles thuis kwam dan waarmee hij was vertrokken.
Christiaan verbleef veel op de Breukberg in Schinveld, die daarom ook "de Keizersberg" wordt genoemd. Hij had er een Calvarieberg aangelegd met op de grond in witte steentjes drie kruisen, omplant met heesters en dennebomen.
Eens per week ging Christiaan te voet naar Sittard, een afstand van 11 kilometer. Als het regende nam hij
het „Zugske" (=treintje) van Gangelt naar Tüddern. Hij liet zich dan in Sittard scheren en ging daar zijn wapenmakker, de zouaaf Lindeman opzoeken en misschien ook wel zijn zuster Maria Clara Crijns-Dohmen, die een kaarsenfabriek had op de Markt in Sittard. Nadat hij een beroerte had gehad vestigde hij zich voorgoed in het bejaardenhuis te Sittard bij de Zusters aan de Plakstraat, waar hij ook gestorven is.
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.