Lubbert is vernoemd naar zijn grootvader van moeders kant: Lubbert Hendriks Lok.
Geboren: "des voormiddags te vijf uur"
De auteur van deze publicatie heeft toestemming van de persoon in kwestie (voor zover het een levende persoon betreft) voor het vermelden van de gegevens.
Hij is getrouwd met Jentje (Jenny) Stellinga.
Zij zijn getrouwd op 29 december 1945 te Emmen, hij was toen 23 jaar oud.Bron 1
De 17-jarige dienstbode Jentje trouwt met de 23-jarige militair Lub Hobers.
Kind(eren):
In een plaggenhut geboren
De hut waarin Lub geboren werd, wordt beschreven door broer Tinus:
Ik ben geboren te Barger Erfscheidenveen bij Nieuw-Amsterdam, in een plaggenhut. Zoals ik geprobeerd heb te tekenen in de stamboomreeks bij mijn vader. Naast ons stonden twee woningen van steen. In de eerste woonde Albert Hobers, een broer van mijn vader, daarnaast de familie Anninga. Onze plaggenhut stond direct aan de spoorlijn Zwolle-Emmen, en in mijn gedachten zie ik nog de oude stoomtrein langs komen, puffend wolken stoom uitblazend, welke een bijzondere geur hadden. Aan de overkant van de spoorwegovergang stond een houten huisje met een indeling: een kleine woonkamer met een bedstee, plus een gangetje van een paar meter lang en daarachter een geitenhok. Daarin woonde Femia (achternaam werd nooit genoemd, heb ik dus nooit geweten). Zij had een geit en een hond met drie poten, had onder de trein gezeten. Ondanks dat mijn ouders het financieel niet zo breed hadden, heb ik de zes jaar in de plaggenhut toch een fijne tijd gehad. Rondom de hut was, zover als ik als kind zag, alleen maar hei, met op ongeveer 50 meter afstand een ven (wij spraken van een 'koele') met daarin kikkers, salamanders, libellen en andere waterdiertjes. Als ik mijn ogen sluit en denk aan die tijd zie ik mijzelf weer op mijn rug in de hei, kijkend naar de schone wolkenlucht met de gedachten hoe kan dit alles bestaan, zo mooi en zo onbegrijpbaar.
In de plaggenhut was een kamer met drie bedsteden, daarachter een klein winkeltje waarin ook een bedstee was. Daarachter was er nog een geitenhok en een gedeelte waar turf voor de kachel lag. We woonden met zes personen in die hut. Speelgoed maakten we zelf: een plankje met daaraan vier dekseltjes van schoenpoetsdoosjes was voor ons een wagentje. Een hoepel was een oud fietswiel die we voortdreven met een stok in de velg. Ook hadden we een onderstel van een oude kinderwagen waar we elkaar op voortduwden. Ik herinner me nog dat ik mijn broer Jan duwde; mijn vader had een hondenkar waarmee hij kruidenierswaren bezorgde, deze stond op dat moment schuin omhoog. Ik gaf mijn broer een duw en toen zat hij klem onder de wagen. Mijn vader moest de wagen optillen zodat hij er onder weg kon.
Ongeveer 70 meter voor ons stond een langgerekte dubbele woning, gescheiden door een gang. Daar woonden Harm en Dirk Vredeveld met hun gezin. Bij Harm Vredeveld werden zondags bankjes langs de muur gezet waarop wij konden zitten, omdat we daar zondagschool kregen, gegeven door Jantje Hoornstra. Deze woonde aan de Oud Schonebekerstraat, ongeveer 4 kilometer van ons. Zij kwam dan te voet naar ons toe. In 1932 kocht mijn vader een half hectare grond van zijn vader aan de Erfscheidenweg. Daarop liet hij een nieuwe woning met winkel bouwen door Ette Aardema, kostprijs 1500 gulden.
De winkel werd gerund door mijn moeder, vader bracht een paar dagen per week met paard en wagen boodschappen bij de klanten. Daarnaast vervoerde hij turf voor mensen die ze in de peel hadden gegraven. En tevens ploegde hij land voor mensen die zelf spullen voor levensonderhoud verbouwden.
Ook ging hij vrijdags naar de Emmer markt om biggen of andere dingen te vervoeren die de mensen daar kochten en s maandags vervoerde hij vetgemeste varkens van mensen die ze grootgebracht hadden naar Emmen, daar werden ze gewogen en gingen dan naar het slachthuis. (Wijze van vervoeren heb ik beschreven in het verhaal over mijn vader Willem Hobers)
(door Appie Hobers)
Mijn broer Lubbert ('Lub') heb ik thuis niet zo lang mee gemaakt. Uit overlevering heb ik vernomen, dat toen ik nog niet de moeilijke woorden onder de knie had en de naam Lubbert niet goed uit kon spreken, noemde ik hem onze Bulle. Ik schijn een keer gezegd te hebben, toen onze Helena de naaimachine pakte, "Bulle Lene pakt de siene."
Mijn EIGEN herinnering aan Lubbert begint in de oorlog. Ik zal een jaar of acht geweest zijn . Hij werkte toen bij Frits Lunenborg. Deze had een fietsenzaak aan de Herendijk. Daar heeft hij voor mij mijn eerste fiets gemaakt. Het was wel een tweedehands, met blokken op de trappers, anders kon ik er niet bij, maar ik was er wel blij mee. Vooral in de oorlog was het wat, als je een goede fiets had. Maar helaas ... onze Lubbert moest naar Duitsland. Hij werd daar tewerkgesteld in een garage, waar ze ook auto's voor het leger moesten repareren. Dat was in het Duitse Braunsweich . Zo af en toe kregen we wel een brief van hem. Een keer had hij er een pasfoto van hem in gedaan voor mij. Hij had er iets achter op geschreven: "Deze is voor kleine Appie, want ik heb ook één van hem gekregen. Goed bewaren hoor. Hang hem maar boven je bed. Een dikke kus, Lubbert." Deze foto heb ik anno 2008 nog steeds .
Ik zie hem na de oorlog nog terugkomen uit Duitsland. Hij is liftend vanuit Duitsland via Brabant
naar Nieuw- Amsterdam gekomen. We hoorden het thuis van andere mensen. "Hij staat bij Lunenborg op de Herendijk", waar hij gewerkt had. Ik ben direct op de fiets gesprongen daar naar toe.
Het laatste gedeelte was hij met paard en wagen meegereisd. Hij had een grote houten kist bij zich, met spullen en gereedschappen. Die had hij meegenomen uit de garage in Duitsland. Hij zag er slecht uit en heeft een tijd nodig gehad om weer op verhaal te komen.
Hij heeft daarna bij slager Mulder in Nieuw- Amsterdam een invalidenwagen gereviseerd. Dit was een soort bed op wielen. Dit bed werd aangedreven door een benzinemotor. Een broer van slager Mulder, Jo Mulder, reed hierop liggend, door Nieuw-Amsterdam.
Lubbert heeft hier Jen, zijn latere vrouw, leren kennen. Zij werkte daar als dienstmeisje. (Jenny zelf zegt daarover:"Ik vond Lub mooi, ik was stront gek op hem".)
Ze zijn in het zelfde jaar (1945) na de oorlog in december getrouwd. Lubbert was toen al in militaire dienst als vrijwilliger. Kort nadat hun eerste zoon Piet geboren was, is Lubbert naar Indonesië gegaan. Daar heeft hij drie jaar dienst gedaan, bij de aan- en afvoer troepen (AAT), als chauffeur op een legertruck.
Teruggekomen uit Indonesië, is hij met Jen en Piet aan de Wijkstraat in Nieuw-Amsterdam gaan wonen. Hij heeft gewerkt als chauffeur bij Cement Meyer in Emmen en ook bij een isoleerbedrijf voor de NAM. Daarna is hij gaan werken bij de AKU (Algemene Kunstzijde Unie, later ENKA) in Emmen. Eerst werkte hij in het gereedschapmagazijn en later heeft hij een opleiding gedaan als pijpfitter bij de AKU.
Lubbert Hendriks (Lub) Hobers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1945 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jentje (Jenny) Stellinga |