Stamboom Hobers » Jantinus (Tinus) Hobers (1926-2014)

Persoonlijke gegevens Jantinus (Tinus) Hobers 


Gezin van Jantinus (Tinus) Hobers

Hij is getrouwd met Jantje Zondag.

Zij zijn getrouwd op 23 januari 1951 te Emmen, hij was toen 24 jaar oud.


Kind(eren):

  1. Willem Hobers  1952- 


Notities over Jantinus (Tinus) Hobers

Levensloop van Jantinus Hobers, geboren 4 februari 1926.
Opgetekend februari 2010.

Ik ben geboren te Barger Erfscheidenveen bij Nieuw-Amsterdam, in een plaggenhut. Zoals ik geprobeerd heb te tekenen in de stamboomreeks bij mijn vader. Naast ons stonden twee woningen van steen. In de eerste woonde Albert Hobers, een broer van mijn vader, daarnaast de familie Anninga. Onze plaggenhut stond direct aan de spoorlijn Zwolle-Emmen, en in mijn gedachten zie ik nog de oude stoomtrein langs komen, puffend wolken stoom uitblazend, welke een bijzondere geur hadden. Aan de overkant van de spoorwegovergang stond een houten huisje met een indeling: een kleine woonkamer met een bedstee, plus een gangetje van een paar meter lang en daarachter een geitenhok. Daarin woonde Femia (achternaam werd nooit genoemd, heb ik dus nooit geweten). Zij had een geit en een hond met drie poten, had onder de trein gezeten. Ondanks dat mijn ouders het financieel niet zo breed hadden, heb ik de zes jaar in de plaggenhut toch een fijne tijd gehad. Rondom de hut was, zover als ik als kind zag, alleen maar hei, met op ongeveer 50 meter afstand een ven (wij spraken van een 'koele') met daarin kikkers, salamanders, libellen en andere waterdiertjes. Als ik mijn ogen sluit en denk aan die tijd zie ik mijzelf weer op mijn rug in de hei, kijkend naar de schone wolkenlucht met de gedachten 'hoe kan dit alles bestaan, zo mooi en zo onbegrijpbaar.'

In de plaggenhut was een kamer met drie bedsteden, daarachter een klein winkeltje waarin ook een bedstee was. Daarachter was er nog een geitenhok en een gedeelte waar turf voor de kachel lag. We woonden met zes personen in die hut. Speelgoed maakten we zelf: een plankje met daaraan vier dekseltjes van schoenpoetsdoosjes was voor ons een wagentje. Een hoepel was een oud fietswiel die we voortdreven met een stok in de velg. Ook hadden we een onderstel van een oude kinderwagen waar we elkaar op voortduwden. Ik herinner me nog dat ik mijn broer Jan duwde; mijn vader had een hondenkar waarmee hij kruidenierswaren bezorgde, deze stond op dat moment schuin omhoog. Ik gaf mijn broer een duw en toen zat hij klem onder de wagen. Mijn vader moest de wagen optillen zodat hij er onder weg kon.

Ongeveer 70 meter voor ons stond een langgerekte dubbele woning, gescheiden door een gang. Daar woonden Harm en Dirk Vredeveld met hun gezin. Bij Harm Vredeveld werden zondags bankjes langs de muur gezet waarop wij konden zitten, omdat we daar zondagschool kregen, gegeven door Jantje Hoornstra. Deze woonde aan de Oud Schonebekerstraat, ongeveer 4 kilometer van ons. Zij kwam dan te voet naar ons toe. In 1932 kocht mijn vader een half hectare grond van zijn vader aan de Erfscheidenweg. Daarop liet hij een nieuwe woning met winkel bouwen door Ette Aardema, kostprijs 1500 gulden.

De winkel werd gerund door mijn moeder, vader bracht een paar dagen per week met paard en wagen boodschappen bij de klanten. Daarnaast vervoerde hij turf voor mensen die ze in de peel hadden gegraven. En tevens ploegde hij land voor mensen die zelf spullen voor levensonderhoud verbouwden.

Ook ging hij vrijdags naar de Emmer markt om biggen of andere dingen te vervoeren die de mensen daar kochten en ’s maandags vervoerde hij vetgemeste varkens van mensen die ze grootgebracht hadden naar Emmen, daar werden ze gewogen en gingen dan naar het slachthuis. (Wijze van vervoeren heb ik beschreven in het verhaal over mijn vader Willem Hobers). In 1932 kwam er een gezin naast ons wonen met drie zonen en zes dochters, waarvan er één was die ik gelijk graag mocht en direct dacht; deze is voor mij. Na eerst met andere meisjes omgang hebben gehad, kregen wij in september 1946 verkering en zijn op 23 januari 1951 getrouwd. Tijdens onze verkering vertelde ze mij dat ze ook vanaf de eerste dag dat ze naast ons woonde ook mij als haar toekomstige man zag.

Op 6 november 1946 werd ik opgeroepen voor de militaire dienst, wat ik minder aangenaam vond, omdat ik graag wou sparen voor een eventueel huwelijk. Ik moest in dienst van 6 november 1946 tot april 1949, bijna twee en een half jaar. Ik verdiende toen 27,50 gulden per week en ik kreeg in dienst maar 7 gulden, dus 20 gulden minder. Daarvan moest ik één keer per 14 dagen ook nog de reiskosten naar huis betalen. Wat als gevolg had dat ik op een keer voor de terugreis naar de kazerne geen reisgeld had, ben toen zwart gaan reizen, met als gevolg dat ik in Zwolle uit de trein werd gezet, heb die nacht in Zwolle bij het Leger des Heils geslapen, kreeg de andere morgen geld voor de verdere reis, wat ik later heb teruggebracht.

Daardoor kwam ik natuurlijk te laat in de kazerne, gevolg 3 dagen streng arrest. Ik werd opgeroepen bij de A.A.T. (Aan en Afvoer Troepen in de Koning Willem III te Apeldoorn), daar kregen we een opleiding als chauffeur in een drietonner, wat ik geweldig vond, want anders had ik nooit op die leeftijd een rijbewijs gekregen. Maar er kwam even een kink in de kabel, want in januari 1947 kregen we kolenverlof omdat er gebrek was aan brandstof en de kazerne niet goed verwarmd kon worden. We gingen zaterdags met verlof en de volgende woensdag kreeg ik een telegram dat ik terug moest komen. Aangekomen waren we maar met 6 soldaten, en toen vertelden ze ons dat we naar de Vliegerlaan in Apeldoorn moesten voor opleiding tot sergeant, wat ik in eerste instantie weigerde omdat ik graag dat rijbewijs wilde hebben. Maar het werd een dienstbevel, en dat werd voor mij een soort strafkamp, want ik deed dingen waarvoor ik in totaal ruim 40 strafdagen heb gehad, en bij 50 of meer ging je naar Nieuwersluis, een afdeling voor gestraften.

Een paar van de dingen die ik deed zal ik opschrijven, want anders wordt het verhaal te lang. We kregen theorieles van een sergeant waar ik niet zo goed mee om kon gaan. We kregen les in de rangen en standen van het leger. "Mannen" riep hij "Eerst heb je de soldaat, dan onderofficieren, dan de balterne en subalterne officieren, maar vergeet nooit dat elke soldaat de maarschalkstaf in zijn ransel heeft." Hij had dit nog maar net gezegd, toen ging ik staan, liep naar de deur, waarop hij brulde: "Waar gaat dat naar toe?" Ik zeg: "Ik ga even naar mijn kamer om te zien of ik die er ook in heb zitten." Alle manschappen begonnen vreselijk te lachen, waarop hij kwaad werd en schreeuwde: "Ben jij zo stom, dit is maar bij wijze van spreken!" Toen zei Ik: "Wie is de stomste, bij wijze van spreken?" Maar ik moest op het rapport bij de kapitein en die zei: "Soldaat Hobers, ik heb weer een rapport van je gekregen." En ik vroeg "En kapitein, wat is het gevolg?' waarop hij riep: 'Weekend geen verlof en als je zo doorgaat stuur ik je terug naar de Koning Willem III kazerne, want zo word jij nooit een normale leidinggevende." Kijk, dat had hij niet moeten zeggen, want toen ging ik door.
Ik zal nog één geval vertellen: we moesten op een zekere dag een mars lopen, met bepakking, afstand te lopen 40 kilometer. Maar er was een soldaat die had een pijnlijke voet, die mocht op een fiets mee. We staan op het appel en toen vroeg de sergeant: "Wie van de manschappen heeft er een fiets?" Ik riep direct: "Sergeant, ik wel." Waarop hij vroeg: "Mag soldaat Pruis die wel gebruiken?' Ik zeg: "Natuurlijk sergeant, geeft u mij dan even een vrij vervoersbewijs voor de trein, want mijn fiets staat thuis." Het hele peloton natuurlijk brullen van het lachen. Ik moest weer op het rapport, met vermelding 'een meerdere voor schut gezet' volgens de kapitein. Ik zei: "Kapitein dat is niet waar. Ik heb antwoord gegeven op zijn vraag, dan had hij maar moeten vragen: "Wie heeft hier een fiets, maar hij vroeg; wie heeft er een fiets, en die heb ik". Het gevolg was weer geen weekendverlof en een week licht gestraft, ’s avonds na het eten de cel in. Na nog een paar van dat soort gevalletjes kon ik mijn ransel inpakken en moest lopende naar de Willem III kazerne. Die weg heb ik fluitend afgelegd. Zes weken later had ik mijn rijbewijs en certificaat van motorkennis, want we kregen ook theorie over het werken van een automotor.
Toen werd ik chauffeur op een drietonner, we hadden 45 drietonners, waarvan ik nummer 1 had, ik reed dan altijd als eerste achter de sergeant colonnebegeleider, die in een jeep vooraan reed. Toen had ik toch nog wel een prettige tijd, met weinig verdienste.

Ik moest een keer naar Limburg en me melden bij kapitein de Bruijn waarvoor ik wat moest vervoeren. Ik dacht gelijk: Hé, dat kon wel eens rooie Arie van de Vliegerlaan zijn. En jawel hoor, ik meldde mij als chauffeur Hobers waarop hij zei: "Je bent in de eerste plaats soldaat en zo moet jij je melden". Maar toen keek hij goed en zei "Wacht eens, volgens mijn indruk ben jij die beruchte Hobers van de Vliegerlaan". Ik zeg "Jawel kapitein, en daarvoor wil ik u nu nog hartelijk bedanken dat u mij overgeplaatst hebt." Toen zei hij "Daar heb je wel een beetje geluk mee gehad want allen die daar sergeant zijn geworden, zijn naar Indië gegaan." We hadden tijdens die rit wel gespreksstof over het verleden aan de Vliegerlaan. Hij zei wel "Ik had wel begrip voor hetgeen je graag wilde, maar ik moest natuurlijk het gezag handhaven."
Zo ben ik dan, het hele Nederland verkennend, de diensttijd doorgekomen.

Na mijn diensttijd had ik eerst geen werk. Ik solliciteerde bij de Eerste Drentsche Stoomtramwegmaatschaapij (EDS) en werd buschauffeur. Dat heb ik maar bijna een jaar gedaan want ik had vaak gebroken diensten, dat hield in dat ik sommige dagen per fiets om zes uur ’s morgens in Emmen moest zijn voor twee ritten naar Hoogeveen, retour. Dan kon ik om 11 uur weer naar huis gaan en moest er om 3 uur 's middags weer zijn voor een rit Emmen, Ter Apel, Zwartemeer, Schoonebeek, Coevorden, Emmen. Om 5 uur weer naar huis en om 10 uur 's avonds weer een laatste rit retour Assen. Toen was ik het zat, maar mijn contract was dat als ik binnen een jaar stopte ik de keuring en de test die ik in utrecht had gehad, terug moest betalen. En dat was voor mij natuurlijk niet op te brengen, want dat was 80 gulden. Gelukkig werd toen het vrachtvervoer dat de EDS had, overgedragen vaan Van Gend & Loos, dus hadden ze chauffeurs over en kon ik alsnog zonder terugbetaling met ontslag. De foto waarop ik met twee andere buschauffeurs sta, is genomen op de Rolder jaarmarkt waar we boeren naar toe moesten brengen.

Na mijn periode als buschauffeur ging ik weer werken bij bakker Beukema waar ik voor mijn diensttijd ook werkte. In die tijd ben ik getrouwd, en in 1953 ben ik naar de Enka textielfabriek gegaan, daar kon ik toen meer verdienen. Dat was wel drie ploegen dienst en op mijn vrije zaterdagmiddag ging ik dan voor bakker Beukema een route venten. Daarnaast had ik nog een verzekeringsportefeuille waarvoor ik premie moest innen, en 's avonds proberen polissen af te sluiten. Daarbij was ik ouderling in de kerk waardoor ik natuurlijk vergaderingen had, met gevolg weinig thuis. In 1971 werden we het kosterechtpaar van de kerk, toen heb ik het verzekeringswerk maar afgestoten. Want en ploegendienst bij de Enka en zeven dagen in de week koster was wel genoeg. Als koster had ik het wel naar de zin, want , al zeg ik het zelf, ik was niet onhandig. Voor mijn trouwen had ik al zelf een strijkplank gemaakt voor mijn meisje, daarna nog een divan en toen we getrouwd waren een compleet slaapkamerameublement, ledikant, twee nachtkastjes, commode plus twee stoelen.
Naar aanleiding daarvan nog een fijn verhaaltje: mijn schoonzuster was op verjaardagsvisite bij andere mensen (maar die wisten niet dat ze mijn schoonzuster was) en daar werd gezegd: bij die Tinus Hobers is het allemaal pronk en praal in huis en de kinderen moeten eronder lijden. Waarop mijn schoonzuster zei: "Dan zal ik hem daar even op aanspreken, want het is mijn zwager" waarop ze hun verontschuldiging aanboden. Ik voelde mij daar natuurlijk ver boven verheven.

Als koster heb ik vaak de waterleiding gerepareerd en compleet vernieuwd in de herentoiletten. Er vielen tegels van de preekstoel los, de penningmeester zei "dat is weer een kostenpost." Ik heb toen met tegellijm ze er maar weer aangezet. Ik vond het nog altijd jammer dat ik van mijn ouders naar de ULO moest, ik had graag de ambachtsschool willen volgen. We hadden bij de kerk ook een buitenkerkelijke jeugdclub van kinderen zo rond tien jaar. Een keer met kerst moesten ze een toneelstukje opvoeren, daarvoor waren ze op een avond in de kerk te repeteren, toen vroeg één van die kinderen aan mij: "Meneer, hebben jullie een prijs gewonnen want daar staat zo’n mooie beker." Hij wist niet wat een avondmaalsbeker was. Twee andere kinderen stonden boven bij het orgel als engel verkleed, die bogen zich wat over de balustrade om in de kerk beneden te kijken. Ik zeg "Pas op kinderen dat je er niet overheen valt." Waarop één van de kinderen zegt, "Geeft niet mijnheer, wij zijn engelen, we kunnen vliegen."

In 1991 ging ik met vervroegd pensioen van de fabriek en in 1993 zijn we gestopt als kostersechtpaar en gingen we verhuizen naar de flat aan de Sportlaan. Daar hebben we tot november 2007 heel prettig mogen wonen maar toen kreeg mijn vrouw de ziekte van Alzheimer en moesten we verkassen naar zorgcentrum De Zuidermarke in Emmen. Omdat mijn vrouw ’s nachts ook onrustig werd en ik geen rust meer kreeg, werd ze opgenomen in verpleging in De Holdert ongeveer een kilometer van mij vandaan, zodat ik per voet op bezoek kon gaan.
Naast Alzheimer had mijn vrouw ook nog darmkanker en kreeg in De Holdert daar overheen een hersenbloeding waardoor ik de laatste vier dagen van haar leven geen contact meer met haar had. Ze heeft maar drie weken in De Holdert gewoond en is op 24 december 2009 gestorven en op 30 december te Nieuw-Amsterdam begraven. Dat was voor mij een hele moeilijke periode, want ik mis haar heel erg, maar toch had ik er vrede mee dat ze uit haar lijden was verlost. Gelukkig kan ik terugzien op een bijna 59-jarig heel fijn huwelijk met een schat van een vrouw en zorgzame moeder voor kinderen, klein- en achterkleinkinderen. Ik heb gelukkig heel goed contact met mijn twee zonen en twee schatten van schoondochters. Daarom probeer ik met alle moeite de weg te gaan die nog voor mij is weggelegd. Ik had nog veel meer kunnen schrijven over alles wat ik in mijn leven beleefd en gedaan heb, goede en misschien minder goede dingen, maar dan zou het verhaal wel een beetje te lang worden.

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot Jantinus (Tinus) Hobers?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!


Tijdbalk Jantinus (Tinus) Hobers

  Deze functionaliteit is alleen beschikbaar voor browsers met Javascript ondersteuning.
Klik op de namen voor meer informatie. Gebruikte symbolen: grootouders grootouders   ouders ouders   broers-zussen broers/zussen   kinderen kinderen

Afbeelding(en) Jantinus (Tinus) Hobers

Voorouders (en nakomelingen) van Jantinus (Tinus) Hobers

Albert Hobers
1862-1936
Albert Hobers
Aaltje Post
1866-1926
Willem Hobers
1895-1965
Willem Hobers
Trijntje Lok
1897-1967
Trijntje Lok

Jantinus (Tinus) Hobers
1926-2014

Jantinus (Tinus) Hobers

1951

Jantje Zondag
1927-2009

Jantje Zondag


    Toon totale kwartierstaat

    Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

    • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
    • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
    • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).

    Verwantschap Jantinus (Tinus) Hobers



    Visualiseer een andere verwantschap

    Bronnen

    1. Persoonlijke melding door familie
    2. Rouwkaart

    Aanknopingspunten in andere publicaties

    Deze persoon komt ook voor in de publicatie:

    Over de familienaam Hobers

    • Bekijk de informatie die Genealogie Online heeft over de familienaam Hobers.
    • Bekijk de informatie die Open Archieven heeft over Hobers.
    • Bekijk in het Wie (onder)zoekt wie? register wie de familienaam Hobers (onder)zoekt.

    De publicatie Stamboom Hobers is opgesteld door .neem contact op
    Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
    W. Hobers, "Stamboom Hobers", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/stamboom-hobers/I1001.php : benaderd 30 april 2024), "Jantinus (Tinus) Hobers (1926-2014)".