Maandag tussen 13:00 en 14:00 uur NH. begrpl. JV
Hij is getrouwd met Maria Ariesdr. Booij.
Zij zijn getrouwd op 28 maart 1912 te Benschop , hij was toen 27 jaar oud.Bron 1
civil
Kind(eren):
Opa Gert: Op 13 januari 1885 Jaarsveld geboren om 2.00 uur in huis nr. 236.
Getuige de aangifte van geboorte: Hermanus Oosterbeek, 27 jr.; postbode wo. te IJsselstein.; Gerrit Cornelis van Bemmel, 26 jr.; kastelein wo te Lopik, de vader verklaarde niet te kunnen schrijven aangezien hij de schrijfkunst niet heeft geleerd. [Huw bron akte nr 6]
Gerrit: Het adres aan de Koekoek waar Opa en Oma later woonden was destijds "Lekdijk 273" te Jaarsveld en werd bij hernummering Lekdijk 10.
De moeder van Gert overleed toen hij nog maar 6 jaar oud was en hoe hij destijds is opgevangen als kind is ons niet meegegeven.
Het geboortehuis nr 236 van Opa Gert van den Berg lag in De polder Vijfhoeven, gelegen tussen het stoomgemaal "De Koekoek" aan de Rollafweg bij Lopik/Jaarsveld en het Koekoekse voetveer. Hier in dit gebied hebben de opvolgende generaties van den Berg vanaf 1650 altijd gewoond, zo ook Gr-Gr-Vader Joost van den Berg die rond de Wielsekade woonde.
Gr-Gr-Vader Joost was getrouwd met Cornelia Endeveld, de dochter van de Mandenmaker en Watermolenaar aan de Wielse Kade te Lopik Dorp. Op de huidige locatie van het "gemaal Koekoek 1" boven aan den Hoogen-boezem langs de Rolafweg, deze ging richting Lopik Dorp gaat, daar waar vroeger pal aan de Lek een zogenaamde Bovenkruijer als Watermolen stond. Deze maalde onder meer het water uit de achterliggende polders tot Schoonhoven aan toe en de Batuwe bij Zevenhoven bij Kapel vanuit of in de Lek via de boezem (waterberging) aan de binnenkant van de Lekdijk ter hoogte en tot aan Lopik-Dorp.
Deze watermolen nabij Lopik-Dorp, pal aan de Lek, is ca 1670 door kruiend ijs langs de oever van de Lek, zoals veel van deze Lekmolens, vermorzeld en nooit meer herbouwd. Kennelijk zijn deze molens nooit echt een succes geweest bij de destijds erg strenge winters.
De fundamenten van deze oude watermolen en het aanvoerkanaaltje tot aan de Dijk zijn daar ter plekke nog zichtbaar. Overigens zijn er langs de oever van de Lek in vroeger dagen meerdere watermolens gebouwd en in gebruik geweest.
Na het huwelijk van Gert van den Berg en Maria Booij in 1912 bleven ze geruime tijd in Maria haar geboortedorp Benschop bij haar ouders inwonen. Alle vier de kinderen zijn in Benschop geboren. Het gezin betrok later een woning onder Willige Langerak/Jaarsveld aan de Lekdijk West nr 11, naast de boerderij van Cees van den Berg op nr 10. Dit lag vlakbij het Koekoekse-voetveer op de grens van Willige Langerak en Jaarsveld, ter hoogte van de Polder Vijf Hoeven.
Het moet rond 1921 zijn geweest, want Ome Arie is nog in Benschop geboren en Pa Joris is met 6 jaar al in Jaarsveld naar de lagere school gegaan. In die tijd had je nog de 8-jarige lagere school. Ze huurden dit huisje onder aan de dijk van Opa zijn neef, Cornelis (Cees) van den Berg. Cees was een zoon van Opa z'n broer Willem die op de boerderij op nr. 10 aan de Lekdijk woonde en was gehuwd met Mijntje Westerhout.
Opa Gert van den Berg was boerendaggelder van beroep, dit hield in dat hij met zijn knapzak aan zijn spade te voet de boerderijen langs ging om er per dag of een aantal dagen/weken te werken. Hij sliep dan veelal in de hooiberg en eten en drinken deed hij bij de boer met de pot mee. Dat was destijds zo een gangbare gewoonte.
Soms gebeurde het dat hij zo'n 40 km verderop was geraakt en dan een aantal weken van huis bleef. Vooral als er bij die enkele boer genoeg werk voor hem te doen was. Als hij dan weer eens terugkwam bij zijn gezinnetje, leverde hij zijn schamel loontje in bij Moeder Maria. Van Opa is gebleken dat hij onderweg nooit een cent ergens aan op maakte, alles moest naar zijn gezin. Opa Gert leefde van huis af zeer sober.
Van mijn Pa Joris weet ik dat het thuis geen vetpot was en dat bij ziekte de armekas van de Kerk uit Jaarsveld nogal eens moest bijspringen. Dit gebeurde dan door in opdracht van de Kerk of de gemeente, door de dorpsbakker een paar broden te laten bezorgen. Van mijn Grootvader Jan Karel Boon, die broodbakker was in Jaarsvelderkapel aan de Uitweg, weet ik dat het dan vaak ging om opgepiept waterbrood van de vorige dag. Ook werd er met enige regelmaat op de late donkere uurtjes in de polder gestroopt op loslopend wild. Dat leverde dan vaak wel dat extra stukje vlees op.
De beide jongens "Joris en Arie" verdienden wat geld bij door bij de boeren in de omtrek langs te gaan om fietsen te repareren, te hooien en/of elektriciteit aan te leggen. Verder hielpen ze Opa Gert in de grote langgerekte moestuin met de aardappels en groenten te verbouwen voor de warme maaltijden en vooral ook als voorraad voor de wintermaanden.
En uiteraard moesten ook de dieren worden verzorgd als Opa op de boer was.
In die dagen werd er veel groente en vlees in weckpotten opgeslagen (wecken is conserveren, zie Wikipedia). In de kleine schuurtjes achter het dijkhuisje werd ook wat kleinvee gehouden zoals geiten, konijnen, marmotten en kippen, die allemaal aan het eind van hun latijn in de pan verdwenen om opgepeuzeld te worden. In de zomermaanden hadden Opa en Opoe een heus overdekt met klimop theehuijsje waar je uit de zon kon zitten.
Van de geitenmelk werd ook boter gekarnd en kaas gemaakt. Geitenmelk gold toen als armoede, want de welgestelden gebruikten de koemelk die veel zoeter was dan de sterke geitenmelk.
Arme lieden kon men vaak herkennen aan de geur van geiten en vooral van de bok, die rook je al van verre. Een koe konden de arme luiden niet betalen en een jong geitje wel, die werden vetgemest met groenteafval en gras van de dijk.
Toen eind jaren '50 het dijkhuisje afbrandde, waarschijnlijk door een omgevallen petroleumlamp, belandde Opoe Mie (Maria) in het ziekenhuis. Zij leed al enige tijd aan de gevolgen van suiker.
Na een week of 6 overleed ze in het vmlg Stads en Academisch Ziekenhuis aan de Catherijnesingel te Utrecht. Ik herinner me dat ik als kind met mijn pa en ma op ziekenbezoek daarbij aanwezig was. Op een gegeven moment moest ik even de gang op en na een kwartiertje kwam mijn moeder naar buiten met de mededeling dat Opoe was overleden. Dat was het, alleen die mededeling zonder ook maar enig emotioneel trekje. Boem..was het als 13 jarig kind. Ik mocht haar niet meer zien, terwijl ik met mijn Pa de enige van ons gezin waren die zondags naar de Koekoek fietste voor een bezoek.
Na de brand was Opa Gert tijdelijk bij zijn neef Cees van den Berg op de boerderij ingetrokken naast het afgebrande dijkhuisje. Opa had een geweldig mooie Friese Scheepjesklok die in de brand verloren is gegaan. Overlevering is dat er achter in de klok wat spaargeld door Oma werd bewaard, ingeval van nood.
Neef Cees besloot dat het afgebrande huisje weer nieuw opgebouwd moest worden en dat zijn dochter Mijntje met haar toekomstige man Piet van Vuuren daar hun intrek in zouden kunnen nemen.
Opa Gert moest dan maar naar het bejaardenhuis, dat was ook beter voor hem, hetgeen ook beaamd werd door zijn eigen kinderen. Echter dat pakte anders uit.
Opa Gert brak spontaan in tranen uit toen hij dit gewaar werd, omdat hij dan niet meer op zijn vertrouwde eigen plekje onder aan de dijk buiten kon blijven leven. Dit vond Mijntje zo zielig en naar voor hem, en ze hield van buurman Opa Gert, waarop ze spontaan het besluit nam om Opa tot aan zijn dood toe bij haar te laten inwonen en dat 'zij' voor hem zou blijven zorgen.
Mijntje vertrouwde mij in 2002 toe dat Opa Gert een ietwat vreemde, zeer godsdienstige, maar erg aardige, lieve man was. Hij veelal in het begin van de herfst vaak een raar soort geloofskolder had. Dan ging hij buiten staan en stond met opgeheven hoofd en licht briesend naar de hemel bijbelteksten te oreren.
Op 81-jarige leeftijd werd hij opgenomen in het Streekziekenhuis Isselwaarde te IJsselstein, waar hem door toedoen van suiker zijn onderbeen is afgezet. Hij leerde weer rap lopen met een kunstbeen en functioneerde weer prima, totdat hij 3 jaar later overleed, twee dagen na zijn 84e verjaardag op 15 januari 1969. Het deed zich voor in Schoonhoven in het caf·e waar hij wekelijks op de marktdag langsging om zijn kopje koffie en een borreltje te drinken voordat hij weer terug liep naar de Koekoek . Vaak werd hij dan onderweg door buurtgenoten opgepikt en met de auto naar het dijkhuisje bij Mijntje en Piet op Lekdijk 10 gebracht.
In 2002 ben ik Mijntje van Vuuren-Van den Berg in haar huisje gaan opzoeken en heb haar nog wat vragen kunnen stellen. Ze was eerst wel even verrast dat ik plotseling langskwam maar vond het uiteindelijk wel erg fijn en vertelde dan ook spontaan over haar belevenissen met Opa Gert.
Na het aanhoren van haar verhaal over hem ben ik een dag later een mooi boeket bloemen gaan bezorgen, postuum namens mijn Pa Joris, want daar had de goeie man nooit bij stilgestaan, dus ook zijn broer en zijn zussen niet. Zou de geschiedenis zich dan toch herhalen??
***********
GJK: Nog iets over de oorsprong van de naam Gerrit;
Leendert (Adriaenszn) van den Bergh geb. 1625, huwde met Neeltje Stoffels (Slappendel).
Leendert en Neeltje woonden na hun huwelijk in de hofstede (huis 59) naast de Kerk en achter Herberg de Blauwe Engel. De geÁerfde hofstede behoorde toe aan de tot 2x vroeg weduwe geworden Neeltje Stoffels van haar tweede man, Andries Willemszn. van der Heede.
Deze hofstede achter Herberg de Blauwe Engel ligt nog steeds achter de huidige begraafplaats van de kerk in Lopik Dorp en is stevig gerestaureerd.
Neeltje en Leendert noemde voor het eerst in dit onderzoek hun jongste zoon "Gerrit" geb. 1665. Later pas weer in 1885 gaf ook Joost van den Berg en Cornelia Endeveld hun zoon de naam Gerrit. En pas weer in 1936 bij tante Cor Versluijs-Van den Berg, Gerrit Versluys en in 1946 ik "Gerrit Jan Karel van den Berg" en in 1948 werd Gerrit van Ome Arie en Tante Jannie van den Berg-Diepenveen met deze naam bekleed.
Gerrit (Gert) Joostzn. van den Berg | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1912 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maria Ariesdr. Booij |