(1) Hij is getrouwd met Geertje Hoogedijk.
Zij zijn getrouwd.
Kind(eren):
(2) Hij is getrouwd met Trijntje Kooij.
Zij zijn getrouwd op 23 december 1849 te Oudorp, Noord-Holland, Nederland, hij was toen 47 jaar oud.
(3) Hij is getrouwd met Elisabeth Beek.
Zij zijn getrouwd op 20 april 1862 te Alkmaar, Noord-Holland, Nederland, hij was toen 59 jaar oud.
Op 28 okt. 1843 werd de memorie van aangifte van de nalatenschap van Geertje Pieters Hoogedijk ingediend. Zij overleed in de watermolen aan de Molenkaai onder Oudorp en liet geen onroerende goederen na; haar drie kinderen waren haar erfgenamen.49
Op 23 jan. 1858 werd de memorie van aangifte ingediend van de nalatenschap van Trijntje Kooij, echtgenote van Gualtherus Johannes Schardam, en eerder gehuwd geweest met Jacob Schoen. Voor haar tweede huwelijk maakte zij met haar echtgenoot een akte van huwelijks voorwaarden, voor notaris Jacobus Stikkel te Schermeer, op 22 dec. 1849, waarin werd bepaald dat buiten gemeenschap van goederen gehuwd zou worden, maar dat winst en verlies staande het huwelijk gedeeld zouden worden. Bij haar testament voor dezelÍde notaris verleden op 22 dec. 1849 had zij bcpaald dat haar echtgenoot tot universeel erfgenaam voor het beschikbaar gedeelte van haar nalatenschap werd benoemd. Op 15 april 1855 had zij voor dezelfde notaris bepaald dat aan haar echtgenoot het wuchtgebruik zou komen, gedurende zijn gehele leven, van een huis en erf, met een schuur en twee huisjes, staande in de gemeente Alkmaar, buiten de Schermerpoort, kadastraal bekend Sectie B nr. 1236. Aangezien aan haar echtgenoot op basis van de wet niet meer kon toekomen dan een vijfde gedeelte van de nalatenschap, diende dit vruchtgebruik in mindering te worden gebracht op het aan hem uit te keren deel.
Naast haar echtgenoot liet zij de volgende erfgenamen na: Arie Schoen, watermolenaar in de Heerhugowaard; Gerrit Schoen, eveneens watermolenaar in de Heerhugowaard; Krijnde Schoen, gehuwd met Weyert Wortel, broodbakker in de Schermeer, gem. Schermerhorn; Cornelis Schoen, die vertegenwoordigd werd door zijn voogd Jan Visser, landman te Oudorp. Alle vier waren zij kinderen van erflaatster en haar eerste echtgenoot Jacob Schoen en dientengevolge elk gerechtigd tot een vijfde deel van haar nalatenschap.
De gemeenschap van verlies en winst werd in totaal gewaardeerd op een som van ruim fl 15.000,-, waar tegenover een totaal aan vorderingen van ruim fl 9100,- stond. Uiteindelijk bleef voor haar deel over een som van fl 3135,25 over. Haar nalatcnschap bestond voorts uit een aantal huizen en percelen weiland in de gemeente Oterleek, alsmede de reeds eerder genoemde huizen en schuur in Alkmaar en nog enige waardepapieren; het huis in Alkmaar was in eigen gebruik, de rest verhuurd. Haar totale nalatenschap kwam daarmee op een som van fl 29.086,17; aan vorderingen bleef nog een som van ruim fl 4500,-, zodat haar netto nalatenschap fl 24.510,025 bedroeg. Aan ieder van de erfgenamen kwam derhalve een bedrag van ruim fl 4900,- toe. Het vruchtgebruik ten bate van Gualtherus Johannes Schardam werd gesteld op fl 155,-, zodat aan hem daarboven nog ruim fl 4100,- kon worden uitgekeerd.50
Op 16 dec. 1871 werd de memorie van aangifte ingediend van de nalatenschap van Elisabeth Beek, echtgenote van Gualtherus Johannes Schardam en eerder gehuwd geweest met Willem Olie. Zij overleed zondcr testament en liet geen onroercnde goederen na. Erfgenamen waren haar vier kinderen uit haar eerste huwelijk: Willem Olie, sergeant-majoor in garnizoen te Grave; Antje Olie, echtgenote van Teunis Smid, landman in de Heerhugowaard; Jan Olie, broodbakker te Jisp; Aaltje Olie, echtgenote van Willem de Geus, landeigenaar in de Schermeer, gem. Ursem.51
Op 31 mei 1879 werd de memorie van aangifte ingediend van de nalatenschap van Gualtherus Johannes Schardam. Enig erfgenaam was zijn zoon Johannes Schardam, landman te Oudorp. Tot de baten behoorden: de helft in een huis, erf en perceel weiland, gelegen in de gemeentec Oudorp, kadastraal bekend Sectie A nrs. 365 en 366, groot 1 bunder, 31 roeden en 55 ellen, gewaardeerd op fl 3500,-; een vordering ten lastc van G.J. Schardam tc Alkmaar wegens voorgeschoten kooppenningen, van fl 484,95; kleding, ten bedrage van fl 10,-; tesamen bedroegen de baten fl 3994,95. De lasten van de boedel bedroegen naast de begrafeniskosten van fl 60,- een vordering van Johannes Schardam op de boedel van zijn vader van fl 1500,- wegens het door hem betaalde aandeel van zijn vader in de bouwkosten van het eerder genoemde huis, in 1867; tesamen dus een bedrag van fl 1560,-, zodat het netto saldo fl 2434,95 bedroeg.52
Een klein 'uitstapje' naar het gezin van Gualtherus Johannes Schardam kunnen we maken via een brief van Johannes Schardam, gedateerd 8 dec. 1841. Hij zond die aan zijn zoon ter gelegenheid van diens verjaardag, alsmede de verjaardag van het jongste kind, beiden in december jarig. Vader Schardam meldde, terugdenkend aan de geboorte van zijn oudste zoon 39 jaar eerder, dat hij en zijn echtgenote "die dankbaarheid, die ons toen bezielde, voor den geest kunnen brengen." Hun gezondheid is goed, en met het been van 'uw broer" gaat het "mooy', en met diens vrouw, gaat het "wel mede", want zij is zondag naar de kerk geweest (dit zal slaan op de broer Melchior Arnoldus Schardam en diens vrouw Teunisje Klaver, die ook te Opperdoes woonden). Naast klachten over de hevige regenval van de laatste tijd en de postbezorging door 'schipper Vijn' (hij houdt de brieven soms wel tien dagen vast, zodat aangeraden wordt spoedeisende brieven via Hoorn te sturen) wordt gesproken over het verjaardagspresent annex "bij gelegenheid van het Klaasfeest": een lap katoen, groot genoeg om daaruit voor beide meisjes een jakje, voor de beide jongens een buisje, en voor de jongste, in dc brief 'Mel' genoemd, ("in veronderstelling dat hij braaf leert") óók nog een broekje te maken.53 De wensen voor een gelukkige toekomst aan het gehele gezin krijgen voor ons een beetje wrang toontje, omdat wij inmiddels weten dat vier jaar later de vrouw en de beide meisjes niet meer in leven waren ... Ook van de broer, die met wiens been het in 1841 "mooy" ging, is een brief bewaard, gedateerd op nieuwjaarsdag 1870, Broer Melchior Arnoldus heeft een 'weidse' stijl van briefschrijven: de helft van de brief is gevuld met religieuze beschouwingen. Daarnaast ongeveer een derde met plaatselijke nieuwtjes, over de nieuwe dominee die bevestigd zal worden, en waarnaar in Opperdoes met ongeduld wordt uitgezien (hoewel de briefschrijver terzijde opmerkt: "ofschoon onze uitzichten, van verschillende, uiteenloopende beginsels uitgaan."), over Pieter Klaver, die zijn vaders erfdeel verkocht heeft voor fl 26.000.- en nu naar Broek in Waterland zal vertrekken ("Ik zeg, Opperdoes zal er van opknappen, als die handlanger van den bedrieglijken 'Gelderman' ons voor goed heeft verlaten,' is het wat vinnige kommentaar), en met dat al "levert de winter in deze laatste dagen ook nog niet veel aangenaams op." Familiezaken worden niet uitgebreid verhandeld, "met Jan gaat het best," vermoedelijk bedoelt hij daarmee zijn jongste kind en dan nog enige zoon Johannes, geboren in 1850. "Mijne vrouw steeds zeer zwak, pijnlijk en verbaasd hoestende, anders wel bij ons," en "De fam. .... welvarende, vele groeten." De 'verbaasd' hoestende vrouw zal vier jaar later sterven, de zoon Jan nog in hetzelfde jaar; daarmee bleef Melchior Arnoldus uiteindelijk alleen nog dochter Johanna.54
grootouders
ouders
broers/zussen
kinderen
Gualtherus Johannes Schardam | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geertje Hoogedijk | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1849 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Trijntje Kooij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(3) 1862 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Elisabeth Beek | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.