Zij heeft/had een relatie met Henrick Thomas van den Snepschuet.
Kind(eren):
Lisbeth | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Henrick Thomas van den Snepschuet |
=================182====================
32-r)
Henrick Thomaes van den Snepschuet en diens zoon Thomas, verder
Jan Henrick van den Scoet als man van Margriet, Willem Lucassen
als man van Dingen zijnde allen wettuige kinderen van genoemde
Henrick verwekt bij Lisbeth, hebben een deling gemaakt van het
bezit dat ze van hun moeder hebben geerfd.
Bij deze deling krijgt hun vader wat betreft het vruchtgebruik een
huis, tuin etc., gelegen in herdgang Aerle, groot ca. een Bosch
mudzaad, b.p. de kinderen van Jan Ketelbueters, de straat. Nog
krijgt hij een stuk land genoemd de Clammergaten eerder eigendom
van Aleijt van Aerle gelegen in herdgang Aerle, b.p. Rutger
Stayakkers, Herman Rentmeester en meer anderen, Gielis en Wouter
Jan Crijns, het erf genoemd de Gelenrijt, Wreijs Happen. Nog krijgt
hij een beemd genoemd de Bijvink, b.p. Gijb Quants, de erfgenamen
van Thijs van Beeck, Dirck Moels, de straat. Hieruit moet Henrick
jaarlijks alle chijnsen en pachten betalen die erop drukken en ook
alle achterstand die eerder werd betaald door Dirck van Aerle.
Verder krijgt Henrick ook alle roerend bezit dat op het erf is en zal
ook alle achterstand voor zijn rekening nemen welke pachten etc.
per jaar ongeveer 4 en een half mud rogge belopen. De kinderen
zullen daarentegen alle lopende schulden betalen die ongeveer 105
rijnsguldens beloopt.
Genoemde Thomas, Jan en Willem krijgen samen een hoeve gelegen
op het Snepschuet, te weten huis, tuin betimmering etc., b.p. een
stuk land genoemd het Pollenland, de straat, de kinderen van Theeus
van de Venne, de kinderen van Jan Eessen. Nog krijgen ze een stuk
land genoemd de Herselakker, groot ca. 4 lopenzaad, b.p. Adriaen
van den Doeren, Aert de Nagelmaker, Marie Alaerts, de
gemeenschappelijke weg. Nog krijgen ze een akker gelegen in
herdgang Straten in de Langestraat daar, groot ca. 2 lopenzaad, b.p.
het erf eerder van Dirck Huijskens, Jan Goossens, de straat. Nog
krijgen ze een akker en een heiveld eraan, genoemd de Haperdonk,
gelegen tegenover de genoemde hoeve daar, b.p. Gerart Mathijssen,
Peter Goijaert Raijmakers, Adriaen van den Doeren, de weduwe van
Jan Ervaerts, Gerart van Creijelt, Jan Bruijstens, de straat. Nog
krijgen ze een eeuwsel genoemd de Clocken, b.p. Aelbrecht van de
Maerselaer, Gijsbrecht
32-v)
Gijsbrecht Hoppenbrouwers, de gemeijnte. Nog krijgen ze een
beemd genoemd de Scoerdonksbeemd, b.p. meester Aert van
Weijlhuijsen, Henrick de Hoppenbrouwer, Jan Peters, Marie
Smollers en meer anderen, de ´uutfank´ van Dirck Hoppenbrouwers.
Nog krijgen ze een beemd genoemd de Hage, b.p. Rutger Huijskens,
de kinderen van genoemde Rutger, Peter Eessen, Henrick
Hoppenbrouwers, genoemde Jan Peters, een andere akker. Uit de
schuur en de gebouwen op de hoeve en uit al het vee daar, moeten ze
jaarlijks alle lasten betalen die erop drukken met ook alle
achterstand, en ook de schuld van ca. 105 rijnsguldens. Nog krijgen
de genoemde kinderen een huis etc. gelegen in herdgang Straten dat
eerder eigendom was van Peterken Goijaert Mersmans.
Genoemde Willem Lucassen krijgt een pacht van een half mud
rogge te ontvangen van Henrick van de Capellen en een half mud
rogge per jaar uit een pacht van een heel mud te ontvangen op
onderpand van een huis etc. gelegen in herdgang Straten, zoals in
brieven ervan vermeld. Verder doet Willem afstand van alle verdere
aanspraken op de erfenis en de erfdelen die Henrick Thomas
Henricks van den Snepschuet, Jan Henricks van de Scoet vandaag
toebedeeld zijn tegen Henrick Thomas van den Snepschuet. Datum
op St. Leonardus dag in november 1494, (6 november, JT), getuigen
Joerden en Beertken die het mij aandroegen.
=================183====================
Thomas Henricks van den Snepschuet verkoopt aan Jan Henricks
van den Scoet zijn zwager zijn aanspraken in het erfdeel dat hij
vandaag van zijn moeder Lisbeth heeft geerfd, en welk erfdeel hij
samen met genoemde Jan en Willem Willem Lucassen heeft
toebedeeld gekregen in het bezit van hun vader, waar dat bezit ook is
gelegen, behalve wat betreft het bezit waarvan zijn vader nog het
vruchtgebruik heeft waarvan hij zijn deel zal behouden na de dood
van zijn vader. Datum 6 november 1494, getuigen Joerden en
Beertken.