Stamboom Voorhaar » Philippus (ook Frans Philip - ook Francois Philppe - ook Philippe - ook Philip) Voorhaar (ook Verhaar - ook Voorhoor - ook Voorhaer) (± 1761-1831)

Persoonlijke gegevens Philippus (ook Frans Philip - ook Francois Philppe - ook Philippe - ook Philip) Voorhaar (ook Verhaar - ook Voorhoor - ook Voorhaer) 


Gezin van Philippus (ook Frans Philip - ook Francois Philppe - ook Philippe - ook Philip) Voorhaar (ook Verhaar - ook Voorhoor - ook Voorhaer)

Hij is getrouwd met Cornelia (ook Corneille - ook Carolina) Meternik (ook Metternik - ook Metternich - ook Merteninck - ook Mertenickt - ook Metterniek - ook Maertenik - ook Mijtenik).

Zij zijn getrouwd


Kind(eren):

  1. Jacobus Voorhaar  1789-????
  2. Adriana Voorhaar  1795-????


Notities over Philippus (ook Frans Philip - ook Francois Philppe - ook Philippe - ook Philip) Voorhaar (ook Verhaar - ook Voorhoor - ook Voorhaer)

Het naast elkaar voorkomen van de voornamen Philippus, Frans Philip, Philippe en Philip is een gevolg van de periode (Franse tijd) en de plaatsen (o.a. Maubeuge in Frankrijk) waarin hij leefde en woonde.
Dat de achternamen Voorhaar en Verhaar voor dezelfde personen naast elkaar worden gebruikt komt in deze tijd vaker voor. O.a. doordat er nog geen (goede) burgerlijke stand was (door Napoleon ingevoerd in 1811) maar ook omdat veel mensen niet konden schrijven, etc.
=
Philippus was militair achtereenvolgens in het leger van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, de Bataafse Republiek en het Koninkrijk Holland.
De Bataafse Republiek ontstond nadat in de barre maand januari van 1795 de oude Republiek der Verenigde Nederlanden ineen stortte. De strijd tegen de legers van het revolutionaire Frankrijk was in de twee voorafgaande jaren steeds meer in het nadeel van de troepen van de verbondenen - Oostenrijk, Engeland en de Republiek - verlopen. Deze laatste hadden zich steeds meer moeten terugtrekken. De vestingen, slecht bewapend, te zwak bezet en weinig energiek verdedigd, hadden zich de een na de ander moeten overgeven. Na de val van Nijmegen in december 1794 stonden de Franse troepen aan de oevers van onze grote rivieren, die voor hen nog een laatste beletsel vormden om door te stoten naar het hart van Holland.
De strenge vorst die in de laatste helft van december inzette, maakte het de vijand mogelijk om ook deze laatste hindernis te nemen. Op 17 januari 1795 werd Utrecht en de volgende dag Arnhem door de Fransen bezet. Deze zelfde dag nog vertrok Stadhouder Willem V met zijn familie naar Engeland en de dag daarop namen de patriotten het bewind in verschillende steden over. Nadat de omwenteling voltooid was en het nieuwe staatsbestuur, zij het tegen een enorm hoge prijs, door Frankrijk erkend was, werd terstond een begin gemaakt met de reorganisatie van het leger naar Frans voorbeeld.
Het jaar 1805 bracht weer een nieuw organisatie. Er werden 8 regimenten gevormd: Philippus diende in het 8e regiment, het 3e bataljon, de 3e compagnie.
Het was gedurende de 18e eeuw gebruikelijk om aan de troepen elke 2 jaar een geheel nieuwe monstering te verstrekken, een gewoonte die tijdens de Bataafse Republiek bleef bestaan. Om de 2 jaar zou de infanterist 1 rok, 1 vest, 1 broek en 1 hoed ontvangen en wel steeds per 1 augustus. De z.g. kleine monsteringsstukken: 2 paar kousen, 2 paar schoenen, 1 paar zwartlakense slobkousen met 4 dozijn knoopjes, 1 linnen kiel en 3 hemden werden ieder jaar opnieuw verstrekt. Ten slotte ontving de man nog 1 poederzak en 3 kammen, 1 haarlint, 1 slaapmuts, 1 ransel, 2 schoen- en 1 kleerborstel.
In die tijd bestond de bewapening van de infanterist uit een geweer met bajonet en een korte infanteriesabel.
In 1806 werd Lodewijk Napoleon als Koning van Holland geïnstalleerd. Daarmee ontstond het Koninkrijk Holland, bij welke gelegenheid er wederom een reorganisatie werd doorgevoerd, Philippus bleef militair. Volgens het decreet van 17 september 1806 zou het 8e Regiment Infanterie een witte uniform krijgen met lichtpaarse uitmonstering.
(bron o.a.: www.militairmagazijn.nl)
=
Het was in die tijd niet ongebruikelijk dat vrouwen en kinderen met hun man en vader in legerkampen waren. Op de site: http://home.planet.nl/~Kees.Leseman/soldaat.html staat hierover het volgende "De legers brengen veel werkgelegenheid in de plaatsen waar zij komen. Met eten, drinken, wassen en door 'vertier' te bieden kan de lokale bevolking aan de soldaten 'verdienen'. Getrouwde militairen hebben vaak hun vrouw en kinderen bij zich. Hele gezinnen reizen mee van garnizoen naar garnizoen." Philippus verbleef in 1792 in ieder geval langere tijd met zijn gezin in een legerkamp in Maubeuge in Noord-Frankrijk.
=
Philippus (Frans Philip) komt voor in het Stamboeken van Officieren, Onderofficieren en Minderen der Landmacht:
- hij is ingeschreven bij het 8e regiment, 3e bataljon, Compagnie no. 3
- hij is aangenomen op 26 mei 1806 voor een tijd van 1 jaar en 5 maanden
- zijn diensttijd eindigt op 1 oktober 1807
- hij was 5 voet, 4 duim en 1 streek groot (waarschijnlijk is dit ca 1.627m)
- op het moment van inschrijving heeft hij al gediend bij meerdere regimenten en bataljons: alles bij elkaar al 26 jaar en 4 maanden
- zijn ambacht is wever
- zijn religie is Rooms
- bij inschrijving is hij getrouwd en heeft 3 kinderen
(bron: www.gahetna.nl)
=
Op 20 december 1819 verschijnt een lijst met namen, waaronder die van Philippus, in de Staatscourant. Men dient zich voor eind januari 1820 te melden om uitbetaling te krijgen van een vordering in renten op het Grootboek van Frankrijk. Dit ter uitvoering van een op 25 april 1818 met Frankrijk gesloten transactie (bron: Historische Kranten - Nederlandse Staatscourant 20-12-1819).
=
Pieter Hartog voegt op zijn stamboom op internet hieromtrent de volgende informatie toe:
Bekend is dat Philippus Voorhaar/Verhaar uit Hilversum fuselier was in het Regiment Walen. Dit regiment werd opgericht in 1600 als Regiment Walen. In 1752 kwam het regiment onder het commando van kolonel Lillers (2e bat Lillers), die tevens het commando had over het Regiment Walen van Cornabé (3e bat Lillers) en het Regiment Walen van Lillers (1e Lillers). Pas onder kolonel Smissaert Jr, sinds 1762, werden deze 3 regimenten samengevoegd tot één regiment van 3 bataljons. Het 2e bataljon werd gevormd door het voormalige Regiment Walen van Cornabé en het 3e bataljon werd gevormd door het voormalige Regiment Walen van Lillers, beide opgericht in 1747. In 1793 werd het 3e bataljon afgesplitst als het Bataljon Gardewalen van Perez. In 1795 (Franse tijd) ging het 1e en 2e bataljon van het regiment op in het 1e bataljon van de 6e Halvebrigade.
Het regiment bestond uit 2 bataljons, elk met een grenadier-compagnie en zes musketier-compagnieën. Hoewel het regiment officieel een nummer/naam droeg, werd dit alleen gebruikt op hun wapens en uitrusting, en waren ze beter bekend onder de naam van hun commandant (kolonel). Begin 1793 bedroeg de (theoretische) sterkte 762 man. Na de oorlogsverklaring op 1 februari 1793 van de Franse Republiek aan de Koning van Engeland en de Stadhouder der Nederlanden werd de sterkte opgevoerd naar 983 man.
In tegenstelling tot de rest van zijn broers moet Philippus al vroeg op pad zijn gegaan: de weefindustrie in Hilversum was zeker geen vetpot.Waarschijnlijk heeft Philippus in 1787 getekend bij dit Regiment Walen, toen het 3e bataljon in Oudewater en omgeving in garnizoen lag:
1787 Oudewater
1789 Maastricht
1790 Maastricht
1791 Maastricht
De overplaatsing medio 1788 van Oudewater naar Maastricht heeft zeer waarschijnlijk tot het huwelijk met Cornelia Metternik geleid: hun eerste kind werd in 1789 in Maastricht geboren. Tussen 1791 en 1793 verbleef het regiment in de zuidelijke Nederlanden: dochter Geertruij wordt in een legerkamp in de buurt van Maubeuge geboren, op de grens van Belgie met Frankrijk (in de buurt van Lille/Rijssel). Maubeuge werd in 1793 belegerd door de prins Josias von Saxe-Coburg, commandant van de Oostenrijkse troepen tijdens de Vlaamse campagne van 1793-1794. Hoewel Von Saxe-Coburg diverse veldslagen won, gaf Oostenrijk haar Nederlandse grondgebieden op in 1794. Gedurende 1793-1794 trachtte een coalitie van Pruisen, Engeland, Franse royalisten, Spanje, Portugal, Sardinie, Napels en Nederland de Franse revolutionairen hun macht te ontnemen. Nadat Louis XVI op 21/1/1793 was onthoofd, begonnen Napels, Spanje en Nederland een bondgenootschap. Op 1/2/1793 verklaarde Frankrijk de oorlog aan Engeland en Nederland en later aan Spanje en de andere staten. Frankrijk moest alle zeilen bijzetten om een oorlog op meerdere fronten het hoofd te bieden. Voor het eerst in de geschiedenis werd de dienstplicht ingevoerd waarbij alle Franse jongemannen tussen 18 en 25 jaar in dienst moesten.
Het eerder bijna verslagen revolutionaire Frankrijk wist keihard terug te slaan en ging van de verdediging vol in de aanval. In 1794 kwamen de Oostenrijkse Nederlanden (ruwweg het huidige Belgie) onder Frans bestuur en zo waren Frankrijk en Nederland directe buren in oorlog geworden. Toen Pruisen zich eind 1794 ook terugtrok uit de oorlog stond Nederland er opeens alleen voor.
Het 3e bataljon Smissaert, onderdeel van het Regiment Walen, stond tot 1793 onder leiding van kolonel Smissaert Jr. In 1793 werd dit bataljon afgesplitst als het Regiment Gardewalen.
Vanaf 1/1/1793 was de commandant kolonel Joseph Gillian de Perez, met als luitenant-kolonel Andres de Burleus. Majoor was vanaf 20/6/1789 Jan van der Wijk, die tot 11/6/1805 actief bleef.
Na het debacle van Maubeuge lag het Regiment Gardewalen in garnizoen te Breda en omstreken. De Gardewalen bestonden uit 1 bataljon van 7 compagnieën. Begin 1793 bedroeg de (theoretische) sterkte 502 man. Na de oorlogsverklaring op 1 februari 1793 van de Franse Republiek aan de Koning van Engeland en de Stadhouder der Nederlanden werd de sterkte opgevoerd naar 615 man.
Toen het Franse offensief in de winter 1794-1795 begon liep het in snel tempo onderdelen van het Nederlandse leger onder de voet. Philippus´ regiment lijkt in de buurt van Breda gebleven te zijn, want in juni 1795 werd dochter Adriana in Meer geboren (op de grens tussen Nederland en Belgie, net onder Breda). In datzelfde jaar 1795 ging het regiment op in het 3e bataljon van de 7e Halvebrigade.
Deze 7e Halve Brigade (of Demi Brigade) bestond uit 3 bataljons, samengesteld uit de volgende voormalige onderdelen:
1e bataljon : voormalig Reg. Van Monster
2e bataljon : voormalig Reg. Van Nijvenheim
3e bataljon : voormalige Waalse infanterie van Perez

De eerste besluiten ten aanzien van de uniformen van het nieuwe leger kwamen tegelijkertijd met die betreffende de organisatie, n.l. op 8 juli 1795.
De troepen zouden gekleed blijven in dezelfde stoffen als voorheen, de onderofficieren en de tamboer-majoor in laken, de korporaals en "gemeenen", zoals dat toen heette, in carsaai. De kleuren zouden ook dezelfde blijven als te voren en wel donkerblauw voor de infanterie en donkergroen voor de jagers. Voor de kleding van de officieren werden vollediger voorschriften gegeven. Zij zouden zich moeten kleden zoals de troepen in 1797 gekleed zouden worden. Het was n.l. gedurende de 18e eeuw gebruikelijk om aan de troepen elke 2 jaar een geheel nieuwe monstering te verstrekken, een gewoonte die tijdens de Bataafse Republiek bleef bestaan.
Om de 2 jaar zou de infanterist 1 rok, 1 vest, 1 broek en 1 hoed ontvangen en wel steeds per 1 augustus. De z.g. kleine monsteringsstukken: 2 paar kousen, 2 paar schoenen, 1 paar zwartlakense slobkousen met 4 dozijn knoopjes, 1 linnen kiel en 3 hemden werden ieder jaar opnieuw verstrekt. Ten slotte ontving de man nog 1 poederzak en 3 kammen, 1 haarlint, 1 slaapmuts, 1 ransel, 2 schoen- en 1 kleerborstel. Een deel hiervan werd per 1 februari en de rest per 9 augustus uitgegeven.
De hierboven genoemde bepalingen ten aanzien van de uniformen van de officieren luidden als volgt:
De rok was van blauw laken met wit metalen platte knopen, waarop het nummer 1, 2 of 3 van het bataljon. Elke halve brigade had een eigen uitmonsteringskleur:
1e Halve Brigade de kraag, borstkleppen, opslagen en voering rood.
2e Halve Brigade kraag en voering wit, borstkleppen en opslagen karmozijnrood.
3e Halve Brigade kraag, borstkleppen, opslagen en voering wit.
4e Halve Brigade kraag, borstkleppen en opslagen geel, voering wit.
5e Halve Brigade kraag, borstkleppen, opslagen groen, voering wit.
6e Halve Brigade kraag, borstkleppen en opslagen lichtblauw, voering wit.
Deze uitmonsteringskleuren hielden niet het minste verband met die van de oude regimenten waaruit de halve brigades ontstaan waren. Daarom zal het leger in de eerste 2 jaar van de "Bataafsche Vrijheid" wel een bonte aanblik geboden hebben, want volgens het hierboven geciteerde besluit zouden de troepen pas in augustus 1797 nieuwe kleding ontvangen. Om een voorbeeld te geven: het 1e bataljon van de 1e Halve Brigade was ontstaan uit het regiment Van Brakell met gele uitmonstering en uit het 1e bataljon van het regiment Des Villattes, dat rode uitmonstering had. De regimenten die de manschappen leverden voor het 2e en 3e bataljon hadden alle rode uitmonstering, maar enkele daarvan hadden witte lissen op de borstkleppen en opslagen, terwijl het regiment Von Wartensleben, waaruit het 3e bataljon ontstaan was, gele voering had. Bij de andere halve brigades was het bijkans nog erger. Zo vinden wij bij de regimenten, waaruit de 3e Halve Brigade ontstaan is, geel, groen, rood en oranje als uitmonsteringskleuren. Hoe dat met die oranje uitmonstering gegaan is, zou een interessant probleem geweest kunnen zijn. De oranje kleur was natuurlijk onmiddellijk na de omwenteling verboden en mocht bij besluit van 25 februari 1795 niet meer voorkomen in sjerpen, vaandels, standaards, hoedkwasten, enz. De oranje cocarde was al op 8 januari vervangen door de driekleurige, die op haar beurt in september van hetzelfde jaar weer vervangen werd door de zwarte, "sinds onheuchelike tijden het veldteeken van den Staat".
In de loop van 1795 werden nog verschillende aanvullende bepalingen gegeven. De grenadiers droegen geen beremutsen meer, maar de hoed zoals de manschappen van de fuseliercompagnieën. Zij werden echter onderscheiden door een pluim ter lengte van 5 duim, zwart met een gekleurde top: rood voor het eerste, wit voor het tweede en blauw voor het
derde bataljon. Bovendien droegen zij een sabel aan een bandelier over de rechterschouder.
Pas in 1796 zouden de fuseliers vanwege de gelijkheid ook een sabel ontvangen. Het jaar 1796 bracht een nadere omschrijving van de uitmonstering, waarbij kleine wijzigingen ten opzichte van die van 1795 waren aangebracht. Zo werden b.v. de oorspronkelijk ronde opslagen gewijzigd in opslagen, die door lakense patten, z.g. gulpen, met 5 kleine uniformknopen gesloten werden. In de meeste legers werden deze gulpen met 3 knopen gesloten, zodat de hierboven beschreven opslagen zeer karakteristiek zijn voor het Bataafse leger.
De knopen moesten nu voorzien zijn van het nummer van de halve brigade. De lengte van de rok moest zodanig zijn, dat de panden de grond raakten wanneer de man geknield lag.
Onderstaand schema geeft een indruk, hoe de verschillende korpsen te onderscheiden waren:
Kraag, kleppen, opslagen Voering Biezen
1e Halve Brigade ponceaurood ponceaurood ponceaurood
2e Halve Brigade karmozijnrood wit wit
3e Halve Brigade wit wit wit
4e Halve Brigade wit rood rood
Se Halve Brigade lichtblauw lichtblauw wit
6e Halve Brigade lichtblauw wit wit
7e Halve Brigade geel geel wit
Regiment Waldeck geel geel geel
Regiment Saxen Gotha rood rood rood
Er mochten voor de vervaardiging van de uniformen slechts inlandse stoffen van goede kwaliteit gebruikt worden en het was o.a. de taak van de majoor - een rang die in 1799 ingesteld werd - daarop nauwkeurig toe te zien. Ook werden met name enige fabrieken genoemd, die de kousen en de slaapmutsen voor het leger mochten leveren.
Men ziet, dat in dit tijdvak hoe langer hoe meer de nadruk op uniformiteit werd gelegd. Zo werden b.v. voor het eerst standmodellen van de verschillende grote en kleine uitrustingsstukken, voorzien van het cachet van het Agentschap van Oorlog, aan alle korpsen gezonden, iets waarvan onder de oude republiek geen sprake kon zijn.
Zelfs de haardracht werd nauwkeurig omschreven in de volgende bewoordingen:
"Het achterhaar gebonden en in een met zwart lint omwikkelde staart, 4 vingers van het achterhoofd, waar de nek begint, gebonden en 1/2 Rijnlandsche voet lang omwikkeld met zwart lint. Bij de officieren aan het boveneind met een strik van hetzelfde lint vastgemaakt ter lengte van 3 duim. De overigen zonder strik met 2 spelden vastgestoken, zonder dat er iets van het lint bij hangt. Onder het omwikkelde moet het losse haar ter lengte van 1 ½ duim uitkomen. Het haar op de kruin niet vóór uit de hoed. Zijlokken uitgedund en egaal afgesneden met den onderkant van het oor."
Alleen de grenadiers mochten een knevel dragen: de manschappen van de fuseliercompagnieën niet. Dat dit op een heel eigenaardige manier gereglementeerd was, blijkt wel uit het volgende citaat uit de mémoires van Dumonceau:
"Le garnison de Haarlem était composé d'un escadron du régiment de dragons wallons, commandé par le colonel BROUX. Puis d'un bataillon d'infanterie dont les grenadiers, très beaux hommes du reste, ne portaient point la moustache au naturel, mais seulement peinte en cire noire, selon la mode réglementaire de l'époque dans l'armée hollandaise.
C'était une imitation des Prussiens, qui, jointe à la tête poudrée, donnait un fort bon air"

Van december 1796 tot januari 1797 lag het 3e bataljon van de 7e demi brigade in Oudorp (Noord-Holland), waarna het werd overgeplaatst naar Hoorn gedurende mei-juni 1797 - het onderdeel waar Philippus in diende lag blijkbaar in garnizoen te Enkhuizen, want daar werd in 1798 dochter Anna Maria Amelia geboren & gedoopt. De 7e Halve Brigade was in 1799 betrokken bij de gevechten in de kop van Noord-Holland, toen tijdens de 2e coalitieoorlog een Engels-Russische troepenmacht bij Den Helder een invasie begon, met als doel de prins van Oranje terug in het zadel te krijgen in de noordelijke Nederlanden, hopend op een opstand van oranje gezinde Nederlanders. De Bataafse generaal Daendels plaatste de 5e en 7e Bataafse Halvebrigades (onder bevel van majoor-generaal Van Guericke) in Den Helder, samen met de 2e Jagers en verschillende eskadrons lichte cavalerie en paardgetrokken artillerie, in totaal ongeveer 5.000 man.
Om 3 uur 's ochtends op 23 augustus landde de Britse voorhoede onder generaal Pulteney. Er waren niet genoeg boten om alle troepen in een keer aan land te brengen, waardoor de landing in etappes uitgevoerd moest worden. Desondanks verliep deze landing door 2.500 man van de 3e Brigade en Reserve zonder problemen. De eerste man die voet aan wal zette was ene luitenant Macdonald van het 25e regiment. Ondertussen had de Britse vloot het strand schoongeveegd met een stevig bombardement dat een hoop zand had verplaatst, maar geen enkele schade had aangericht bij de verdedigingstroepen, die zich achter de eerste duinenrij hadden verschanst.
De Britten landden bij een plek die bekendstond als de Kleine Keeten, omdat hier een groepje schuren (keten) stond. Iets verder naar het zuiden was een iets grotere groep schuren die bekendstond als de Groote Keeten. Bovenop het duin bij de Kleine Keeten stond een seinpost die (als dichtstbijzijnde "strategische object") onmiddellijk door de Britten aangevallen werd. De Bataafse jagers probeerden te voorkomen dat de seinpost in Britse handen zou vallen maar werden teruggedreven naar de Kleine Keeten (zoals verwacht, omdat ze maar een kleine voorhoede waren). De onervaren soldaten van het Bataafse reservebataljon dat zich op deze locatie bevond lieten de jagers echter niet door maar raakten in paniek en sloegen op de vlucht; de bevelhebber van het bataljon, luitenant-kolonel Luck, sneuvelde hierbij. Een ander Bataafs bataljon, het 2e Bataljon van de 5e Halvebrigade voerde een tegenaanval uit, maar de Britse troepen waren veruit in de meerderheid, waardoor ook dit Bataafse bataljon teruggedreven werd, met de dood van de bevelhebber (luitenant-kolonel Herbig) als gevolg.
Generaal Guericke besloot hierop zelf orde op zaken te stellen en rukte op naar het zuiden met de 2e Bataljon van de 7e Halvebrigade en twee eskadrons cavalerie en paardgetrokken artillerie. Op weg werd ook het eerder gevluchte 2e Bataljon van de 5e Halvebrigade meegenomen. Guericke bleef echter steken in de kwelder van het Koegras, achter het kanaal langs de Zanddijk, waardoor hij werd afgesneden van communicatie met zowel zijn eigen hoofdkwartier als het hoofdkwartier van de hele divisie. Hierdoor was zijn interventie niet alleen nutteloos (het kanaal was een te groot obstakel om de Britten bij de seinpost aan te kunnen vallen), maar de rest van de 7e Brigade (onder bevel van kolonel Gilquin), die de Britse linkerflank had moeten aanvallen, kreeg geen orders meer en bleef hierdoor tijdens de hele veldslag stilzitten.
Het resultaat was dat alle Bataafse activiteit tijdens de belangrijkste fase van de veldslag plaats op de Britse rechterflank (de Bataafse linkervleugel). Hier stelde Daendels zijn troepen op in drie linies, aangezien het front te smal was om een linie te vormen van meer dan twee bataljons tegelijkertijd. Eerst gaf hij kolonel Crass bevel om aan te vallen met de 1e en 3e bataljons van de 5e Halvebrigade, gesteund door cavalerie en twee stuks paardgetrokken artillerie onder commando van kapitein d'Anguerand. Aan Britse zijde stond de 3e Brigade (nu onder commando van generaal Coot, aangezien Pulteney het slagveld had moeten verlaten na een verwonding aan zijn arm). De Britten hadden net genoeg bewegingsruimte om een linie van een enkel bataljon op te stellen. Ze dreigden bij de Groote Keeten (waar de belangrijkste gevechten plaatsvonden) in de flank aangevallen te worden. De Bataafse troepen werden echter enorm gehinderd door het terrein: hun paarden zonken soms tot hun buik in het duinzand, en ook de artillerie kon door het rulle zand weinig uitrichten. De Britse kanonneerboten konden ondertussen dicht bij het strand komen en de Britse infanterie ondersteunen door de Bataafse troepen onder vuur te nemen zodra die tussen de duinen in zich kwamen. Dit Britse zeebombardement leidde tot grote chaos en verliezen aan Bataafse zijde.
Terwijl de troepen van kolonel Crass uiteengereten werden door de Britten en langzaam teruggedreven werden, stuurde Daendels versterkingseenheden een voor het een het slagveld in. Hierdoor werden eenheden van de 1e, 3e en 6e Halvebrigades opgebruikt zonder enig effect te hebben. De Britten hadden geen last van de Bataafse troepen en bleven manschappen ontschepen; van alle boten kapseisde er maar één, waardoor de bemanning van 20 man verdronk. De Britse numerieke overmacht aan de linkervleugel werd zo steeds groter, en de Britten wisten zelf veldartillerie door het rulle zand in positie te brengen. Rond 6 uur 's middags besloot Daendels dat het nutteloos was om verder te vechten en trok zijn troepen terug naar zijn startpositie; de Britten zetten geen achtervolging in. Eenmaal aangekomen bij zijn startpositie voegde ook Guericke zich hem zijn troepen bij hem. Alleen de troepen van kolonel Gilquin, ten noorden van de Britse posities bij de kustbatterijen van Den Helder, bleven nu nog in stelling. Omdat Gilquins troepen te weinig in aantal waren om een aanval door de Britten te weerstaan, besloot Daendels om deze troepen ook terug te trekken. De kanonnen van Den Helder waren sowieso op zee gericht en konden daardoor niets uitrichten tegen een aanval van de landkant (volgens admiraal Story zouden de batterijen ook ineffectief tegen de Britse vloot geweest zijn als deze door het Marsdiep was gevaren). Na de 86 kanonnen onklaar gemaakt te hebben, verlieten de Bataafse troepen Den Helder via het Koegras en sloten zich zonder incident aan bij de Bataafse hoofdmacht. Ze zouden opnieuw terugvallen op Medemblik, Enkhuizen en Hoorn. Ook vandaar moesten ze zich verder terugtrekken (uiteindelijk op de lijn Monnickendam-Purmerend), maar daarna zou de Bataafs-Franse troepenmacht na felle gevechten de Britse-Rusische troepen terugdringen naar de Zijpe polder.
In september lag het onderdeel gelegerd in Koedijk (onder bevel van luitenant-kolonel Johannes Zeebis), de gevechten in Noord-Holland zouden nog tot oktober 1799 duren, ten koste van duizenden doden en gewonden. In november werd een tijdelijke wapenstilstand gesloten zodat de Russen en Engelsen zich konden terugtrekken.
In 1800 lag de 7e Demi Brigade gelegerd in Leiden, twee jaar later waren Philippus en Cornelia opnieuw terug in Maastricht, toen daar hun dochter Marie Catherine werd geboren.
De halve brigades bleven bestaan tot 1803; zij zouden bij het besluit van 20 oktober van dat jaar per 1 januari 1804 weer worden ontbonden in zelfstandige bataljons, die de nummering 1 tot en met 21 kregen. Hierbij werd b.v. het muziekkorps van 12 man over de 3 bataljons verdeeld, zodat elk bataljon nu slechts beschikking had over 4 muzikanten. Men mocht daarbij nog hulp-muzikanten, bij voorkeur tamboers, bijvoegen. De kosten voor de muziek werden door een kleine bijdrage van de officieren en onderofficieren bestreden. Philippus´ bataljon wordt op die manier het 21e bataljon Infanterie van Linie.
De reorganisatie van 1803, waarbij de bataljons dus weer zelfstandige onderdelen werden, bracht enkele kleine wijzigingen in de uitmonstering met zich mede. Deze bepaalden zich echter tot veranderingen in de kleur van de kragen en gulpen op de opslagen. De uniformen van de eerste bataljons van de voormalige halve brigades bleven onveranderd, bij de vroegere 2e en 3e bataljons werd de kleur van de kraag en van de gulpen op de opslagen gewijzigd, zodat elk bataljon gemakkelijk te herkennen was. Zo kreeg b.v. het 2e bataljon, het voormalige 2e
bataljon van de 1e Halve Brigade, donkerblauwe kraag en gulpen en het 3e bataljon de zelfde distinctieven van wit laken met rode biezen.
Het zou te ver voeren al deze kleine wijzigingen, die zelf vaak weer veranderd werden in de loop van het jaar 1804, op te sommen. De knopen werden voorzien van het nummer van het bataljon in plaats van dat van de halve brigade en de granaten en de hartjes op de panden van de rok werden vervangen door de nummers van het bataljon uit laken gesneden. De bataljons 1 tot en met 9 moesten de nummers dragen op de omslagen van de voorpanden, terwijl in de hoeken van de achterpanden een punt ter grootte van een schelling werd aangebracht. De bataljons 10 tot en met 21 kregen in beide panden een der twee cijfers, zodanig, dat het getal goed leesbaar was.
Het jaar 1805 bracht alweer een nieuwe reorganisatie. Bij besluit van 11 juni werden de zelfstandige bataljons weer samengevoegd tot regimenten. Uit de 21 bataljons met 3 nieuw opgerichte garnizoensbataljons werden nu 8 regimenten Infanterie van Linie gevormd, elk van 2 veldbataljons en 1 garnizoensbataljon.
Het 1e Regiment Infanterie van Linie werd gevormd uit het 1e, 8e en 6e bataljon Infanterie;
het 2e uit het 3e, 4e en 5e bataljon;
het 3e uit het 5e, 7e en een der nieuw opgerichte garnizoensbataljons;
het 4e uit het 11e, 12e en een nieuw opgericht bataljon;
het 5e uit het 14e, 16e en 15e bataljon;
het 6e uit het 13e, 17e en 18e bataljon;
het 7e uit het 9e, 21e en een nieuw opgericht bataljon - het voormalige 21e wordt zo dus het 2e bataljon van het nieuwe 7e regiment infanterie
het 8e regiment uit het 10e, 19e en 20e bataljon
De regimenten Duitse infanterie, Saxen Gotha en Waldeck, waren gedurende al die tijd ongewijzigd gebleven en werden eerst tijdens het Koninkrijk Holland verdeeld over de regimenten Infanterie van Linie.
Toen in 1805 de bataljons opnieuw in regimentsverband gebracht werden, kwam er ook weer een verandering in de uniformen. De snit bleef ongeveer dezelfde, alleen werden de panden van de rok iets korter en werden de gulpen op de opslagen in een z.g. "driekop" gesneden en gesloten met 3 uniformknopen.
De uitmonsteringskleuren waren nu voor het 1e en 2e Regiment Infanterie van Linie ponceaurood; voor het 3e en 4e regiment was aanvankelijk de groene kleur aangewezen, doch spoedig daarop gewijzigd in wit, omdat er geen egaal groen laken te verkrijgen was. Het 5e en 6e regiment kreeg lichtblauwe uitmonstering en het 7e gele met rode biezen. Of dit laatste wel juist is valt te betwijfelen; aangezien een tweetal gekleurde afbeeldingen, n.l. één uit de verzameling Hoogerwaard, die destijds aanwezig was in het Krijgsgeschiedkundig Archief en één uit een serie, die zich in het prentenkabinet van de Bibliothèque Nationale te Parijs bevindt, beide een gele uitmonstering zonder rode biezen aangeven: Bovendien komen in de serie aquarellen van Suhr, de burger van Hamburg, een paar figuren voor met bovengenoemde uitmonstering.
Als werkkleding had de man oorspronkelijk slechts een linnen kiel ontvangen. Aangezien het wassen van deze kielen voor de soldaten een betrekkelijk grote uitgave met zich meebracht, werden zij in 1801 vervangen door grauwe carsaaie buisjes en linnen broeken. De kosten kwamen wel ten laste van de soldaten, te betalen uit de gelden, die zij met loonwachten en werken in de stad extra verdienden, tot een maximum van 3 gulden in twee jaren. In 1805 werden deze buisjes en lange broek weer vervangen door een kort buisje en een pantalon van Vlaams linnen.
Bij hetzelfde besluit, van 10 december 1805, werd ook bevolen dat elke man een blauwcarsaaie kapotjas zou ontvangen.
In tegenstelling tot de bataljons jagers was er bij de infanterie tot op dat ogenblik nimmer sprake geweest van overkleding voor de korporaals en manschappen. Er waren bij de bataljons wel enkele z.g. wachtjassen aanwezig, die zoals de term al aanduidt, gedurende het koude seizoen uitgereikt werden aan de manschappen, die wacht moesten lopen. Dit was al een oud gebruik, dat tot ver in de 18e eeuw terugging. Er werd immers in de winter niet gevochten; de veldtochten begonnen zo in april of mei en in oktober werden de winterkwartieren weer betrokken. Er was toen geen behoefte aan overkleding voor elke soldaat.
Ook nu werd bepaald, dat de kapotjassen slechts tussen 1 oktober en 1 april gedragen mochten worden als de troepen in garnizoen lagen. Gedurende de zomermaanden moesten zij in de magazijnen worden bewaard. De bij de bataljons aanwezige wachtjassen moesten om reden van zuinigheid voorlopig ook nog gebruikt worden en er mochten derhalve slechts zoveel nieuwe kapotjassen uitgereikt worden als nodig was om samen met de wachtjassen iedere man van overkleding te voorzien.
Dat het geen overbodige luxe was, blijkt wel uit de mémoires van Francois Dumonceau, die de veldtocht van 1805 meemaakte. Hij vertelt o.a. dat zij in december 1805 in Wenen de beschikking kregen over verscheidene balen bruin laken, waaruit men onmiddellijk kapotjassen voor de manschappen maakte. Hij zelf kreeg enkele ellen om er een livrei voor zijn oppasser Dries van te laten maken.
De bewapening van de infanterist bestond uit een geweer met bajonet en een korte infanteriesabel. Deze laatste werd oorspronkelijk alleen door de grenadiers gedragen, doch vanwege de gelijkheid ontvingen de fuseliers in 1796 eveneens een sabel. De onderofficieren waren tot 1805 alleen met de sabel gewapend en kregen eerst in september van dat jaar een geweer met bajonet en de bijbehorende patroontas, zoals dat reeds bij het bataljon grenadiers van de lijfgarde ingevoerd was.
Ook blijkt, dat bij de z.g. expeditionaire divisie reeds eerder geweren verstrekt waren aan de onderofficieren.
Het ligt voor de hand dat het Bataafse leger aanvankelijk nog de wapens van het leger van de oude republiek in gebruik heeft gehad. Na de overname van de geweerfabriek te Culemborg, oorspronkelijk een particulier bedrijf, door de staat in 1798 werden verschillende nieuwe modellen draagbare wapens ontworpen.
1e. Een jagergeweer Model 1798, geboord op omtrent 1/20 pond, met koperen garnituur, koperen pan, cylinderlaadstok, getrokken gebruineerde loop en driekantige bajonet.
2e. Een jagerbuks Model 1798 van hetzelfde kaliber met eveneens koperen garnituur, dito pan en getrokken gebruineerde loop. Hierbij werd een hartsvanger geleverd.
3e. Het infanteriegeweer Model 1799, verbeterd in 1801 met een kaliber van 1/14 pond, koperen garnituur, koperen of ijzeren pan en cylinderlaadstok, die bij M 1801 door een enkele laadstok vervangen werd.

Ergens tussen 1805 en 1806 moet Philippus Voorhaar overgeplaatst zijn, want in 1806 stond hij ingeschreven als verblijvende te Amsterdam, soldaat in de 3e compagnie van het 3e bataljon van het 8e regiment infanterie - zijn toekomstige schoonzoon Jacobus Isarin diende op dat moment in hetzelfde regiment, maar in het 1e bataljon. Drie jaar later verbleef hij nog steeds in Amsterdam, want hij wordt dan vermeld als doopgetuige bij de doop van Philippus Jacobus Isarin. Jacobus moet dan rond de 48 jaar oud zijn geweest en was toen nog steeds actief soldaat. In datzelfde jaar 1809 wordt hij ook voor het laatst zelf vader, van zoon Joannes die in de katholieke kerk "De Pool" op 23/7/1809 gedoopt wordt.
Begin 1810 hield het koninkrijk Holland op te bestaan - Napoleon Bonaparte was ziedend op zijn broer Louis Napoleon, koning van Holland, als gevolg van de invasie van Walcheren in de zomer van 1809. De Engelse troepen moeten zich uiteindelijk uit Walcheren terugtrekken, maar het was voor Napoleon de welbekende "laatste druppel". Hij lijfde het koninkrijk Holland in bij het Franse keizerrijk in januari 1810 en stelde ook tegelijkertijd de verplichte dienstplicht in voor alle Nederlandse mannen tussen de 18 en 25 jaar oud.
Alle Bataafse legeronderdelen gingen op in het Franse leger, wat nogmaals tot een "vernummering" leidde. Van het 3e bataljon van het 8e regiment infanterie is niet bekend waar het in opging: het 1e ging op in het 126e Régiment Infanterie de Ligne, welke in 1811 in Luik gelegerd werd. In dat jaar was Philippus Voorhaar 50 jaar geworden, een gezegende leeftijd voor een infanterist die waarschijnlijk al vanaf 1787 onder de wapenen was. Zijn leeftijd heeft er mogelijk voor gezorgd dat hij niet betrokken was bij de desastreuze veldtocht in Rusland, het jaar daarop in 1812.
Waarschijnlijk is Philippus ergens rond 1810 van Amsterdam naar Hilversum vertrokken, zijn geboortegrond. In de verpondingsregisters van Hilversum uit 1809 komt zijn naam niet voor - hij woonde hetzij nog niet in Hilversum, of was eenvoudig te arm om eigendom te bezitten en moet dan een kamer of woning gehuurd hebben.
(bron: http://gw.geneanet.org/pietercostarica)

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot Philippus (ook Frans Philip - ook Francois Philppe - ook Philippe - ook Philip) Voorhaar (ook Verhaar - ook Voorhoor - ook Voorhaer)?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!


Tijdbalk Philippus (ook Frans Philip - ook Francois Philppe - ook Philippe - ook Philip) Voorhaar (ook Verhaar - ook Voorhoor - ook Voorhaer)

  Deze functionaliteit is alleen beschikbaar voor browsers met Javascript ondersteuning.
Klik op de namen voor meer informatie. Gebruikte symbolen: grootouders grootouders   ouders ouders   broers-zussen broers/zussen   kinderen kinderen

Afbeelding(en) Philippus (ook Frans Philip - ook Francois Philppe - ook Philippe - ook Philip) Voorhaar (ook Verhaar - ook Voorhoor - ook Voorhaer)


Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

  • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
  • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
  • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).

Verwantschap Philippus (ook Frans Philip - ook Francois Philppe - ook Philippe - ook Philip) Voorhaar (ook Verhaar - ook Voorhoor - ook Voorhaer)



Visualiseer een andere verwantschap

Bronnen

  1. stamboom Vermaat - Nationaal Archief
  2. Noord-Hollands Archief
  3. Archief Eemland - Akte van bekendschap Johanna Geertruij Verhaar
  4. stamboom Vermaat (akte in bezit) - Noord-Hollands Archief

Historische gebeurtenissen

  • De temperatuur op 11 mei 1831 lag rond de 12,0 °C. De wind kwam overheersend uit het oost-noord-oosten. Typering van het weer: helder. Bron: KNMI
  • De Republiek der Verenigde Nederlanden werd in 1794-1795 door de Fransen veroverd onder leiding van bevelhebber Charles Pichegru (geholpen door de Nederlander Herman Willem Daendels); de verovering werd vergemakkelijkt door het dichtvriezen van de Waterlinie; Willem V moest op 18 januari 1795 uitwijken naar Engeland (en van daaruit in 1801 naar Duitsland); de patriotten namen de macht over van de aristocratische regenten en proclameerden de Bataafsche Republiek; op 16 mei 1795 werd het Haags Verdrag gesloten, waarmee ons land een vazalstaat werd van Frankrijk; in 3.1796 kwam er een Nationale Vergadering; in 1798 pleegde Daendels een staatsgreep, die de unitarissen aan de macht bracht; er kwam een nieuwe grondwet, die een Vertegenwoordigend Lichaam (met een Eerste en Tweede Kamer) instelde en als regering een Directoire; in 1799 sloeg Daendels bij Castricum een Brits-Russische invasie af; in 1801 kwam er een nieuwe grondwet; bij de Vrede van Amiens (1802) kreeg ons land van Engeland zijn koloniën terug (behalve Ceylon); na de grondwetswijziging van 1805 kwam er een raadpensionaris als eenhoofdig gezag, namelijk Rutger Jan Schimmelpenninck (van 31 oktober 1761 tot 25 maart 1825).
  • In het jaar 1831: Bron: Wikipedia
    • Nederland had zo'n 2,9 miljoen inwoners.
    • 2 februari » Kardinaal Bartolomeo Alberto Cappellari wordt gekozen tot Paus Gregorius XVI.
    • 6 februari » Kroning van Paus Gregorius XVI in Rome.
    • 7 februari » België - Oprichting van de krant L'indépendant.
    • 7 februari » De Belgische Grondwet wordt afgekondigd. België wordt een parlementaire monarchie met scheiding van de drie machten: de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht.
    • 16 juni » Het eerste nummer van het Belgisch Staatsblad rolt van de persen.
    • 27 december » Charles Darwin vertrekt voor zijn historische reis met het schip de Beagle.


Dezelfde geboorte/sterftedag

Bron: Wikipedia


Over de familienaam Voorhaar (ook Verhaar - ook Voorhoor - ook Voorhaer)


De publicatie Stamboom Voorhaar is opgesteld door .neem contact op
Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
Jan Voorhaar, "Stamboom Voorhaar", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/stamboom-voorhaar/I555.php : benaderd 29 april 2024), "Philippus (ook Frans Philip - ook Francois Philppe - ook Philippe - ook Philip) Voorhaar (ook Verhaar - ook Voorhoor - ook Voorhaer) (± 1761-1831)".