Hij werd gedoopt te Helden de 22.9.1731 en de. doopgetuigen waren Paulus Reintiens, Angela Smolders ipv Sibille Schoen makers. Renier was koopman te Helden en hij overleed al daar de 16.11.1814 in de ouderdom van 86 jaar.
Na zijn moeder Catharina Schoenmakers en de meid Hendrina Kolen , moet de 17-jarige Reynder op 11.6.1748 een getuigenis afleggen voor het gerecht te Helden. Het betrof de feiten geschied op 9.6.1748 in de herberg van zijn vader Andries; alwaar een ruzie was ontstaan gevolgd door slagen, tussen Peter Jeucken en de luitenant Rieding van de Oostenrijkse huzaren die aldaar logeerde.
Reiner was trouwgetuige te Helden op 4.8.1754 van zijn zuster Anna Margaretha en op 22.12.1760 doopgetuige aldaar van Christina Verhaegh, dochter van zijn zuster Sibilla.
De schout van de heerlijkheid Helden, als officiële aanklager, vraagt op 28.9.1718 een veroordeling door de schepenbank van Reiner en een boete van 25 goudguldens, wegens een onvolledige aangifte tot vaststelling van het capitatiegeld (personeelsbelasting) in januari laatstleden. Volgens art. 4 van het reglement over de personeelsaanslag van 23.2.1718, had hij buiten de knecht en de meiden ook zijn vader en moeder moeten aangeven.
Reynier is in de jaren 1776-1780 schatheffer te Helden. Hij heeft last met Jan ter Stappen, die zich niet alleen niet stoort aan de verschuldigde belastingen, doch ook aan het adres van Reynier bedreigingen geuit heeft dat hij in de toekomst hardhandig zal optreden. Reynier vraagt aan het hof om bescherming en hulp om deze wanbetaler tot betaling te dwingen.
Op 10.6.1775 wordt te Helden door het echtpaar Dries Jeucken en Joanna Martens een lening van 775 gulden Kleefs aangegaan, waarvoor zij in onderpand stellen hun huis, moestuin en gronden groot ongeveer 8 1/2 morgen , ten voordele van Reinier Knippenbergh en het echtpaar Joseph Hendricx en Mechtild Knippenbergh.
In de Regestenlijst op de transportboeken van Venlo wordt Reiner Knippenberg, koopman te Helden, genoemd de 18.12.1776. Op 9.11.1778 legt Renier een verklaring af voor het gerecht te Helden, in een proces van Wilm Meerts tegen de heer kapelaan Verhaegh.
Ook te Maasbree is Reynier bedrijvig. Voor de stadhouder en de schepenen van de heerlijkheid Maasbree, verklaren op 19.1.1779 Andreas Schenken, alias Jacobs en zijn echtgenote Mechtildis Vaessen, dat zij ontvangen hebben van Renier van Knippenbergh te Helden de som van 500 gulden Kleefs tegen een jaarrente van 5«i»%. «/i»De eerste vervaldag is de 20.1.1780. Hiervoor zullen zij als onderpand tellen:«i» «/i»een huis, koestal en schuur, met een daartoe behorende groententuin en een kamp ongeveer 2 morgen groot, gelegen aan de Tommelpoel, belast met 8 vat rogge en 5 gulden 14 stuivers Kleefs jaarlijks. Alsmede een beemd wan 1 morgen groot in het stockbroeck, een halve morgen bouwland aan de Karweg en anderhalve morgen aan dezelfde Karweg en 1/3 deel van «i»2 «/i»morgen gelegen aan de Breystraat.
Voor dezelfde ambtenaren te Maasbree verklaren Jan Janssens en zijn echtgenote. Petronel Zetsen op 23.11. 1781, dat zij van Renier ontvangen hebben 60 gulden Kleefs tegen een jaar lijkse rente van 5«i»%. «/i»De eerste vervaldag is op St.Andries 1782. Als pand stellen zij 3 1/2 morgen bouwland, gelegen in het Breuckerveld en nog 3/4 morgen ook aldaar gelegen. Nogmaals te Maasbree is voor de stadhouder en schepenen verschenen Paulus Heidens en Maria Schenken. Dit echtpaar verklaart ontvangen te hebben van Reinier Knippenberg 235 gulden Kleefs tegen 5«i»% «/i»intrest 's jaars. De eerste vervaldag zal op 26.3.1785 zijn. Zij stellen als onderpand 3 1/2 morgen bouwland gelegen in het Lange Leytse veld, alsook een huis, koestal en schuur gelegen aan de Lange Heide, tezamen met de bijhorende weide en moestuin,ongeveer 3 à 4 morgen groot, alsmede nog 2 morgen akkerland, gelegen achter het huis.
schatheffer Reyner Knippenbergh en de secretaris H.T. Cuypers zijn op 31.8.1781 ten huize van Jan Slots gegaan, om er zijn verklaring op te nemen.
Op 9.3.1782 wordt door het gerecht van Helden een lening geregistreerd, die aangegaan werd door Jan Jeucken en zijn vrouw Beatrice Gommans,van een bedrag van 1700 gulden Kleefs tegen een rente van 5«i»% «/i»ten voordele van Reyner, Joseph Hendricx en Mechtild Knippenbergh. Als onderpand stelt het echtpaar 1/14 deel van de bannale windmolen (banmolen = molen binnen de ban of het rechtsgebied waar de bewoners verplicht waren hun koren te laten malen) te Helden.
Op 5.5.17835; 8.11.1783 en de 3.3.1784 betaalt Renier aan het gerecht te Helden telkens 15 gulden en 1 stuiver.
Als gevolg van een aanklacht van 23.3.1784 door Jan Verhaegh tegen Reynier, ondervraagt het gerecht te Helden de getuigen over de gebeurtenissen in de herberg van Renier, die plaatsvonden op 2.2.1784.
Op die avond was Jan Verhaegh in gezelschap van Peter Kor-sten, Arnold van der Steen, Arnold Janssen en Koene Jana Nol in de herberg van Renier. Terwijl de herbergbezoekers bier dronken en onderling aan 't praten waren, werd ook Renier in het gesprek betrokken. Iemand uit het gezelschap deed opmerken dat Renier nu hij geen schatheffer meer is, zijn vrije tijd zou kunnen benutten om een meisje het hof te maken en er mede te "carreseren«sup»"«/sup» (caresser - liefkozen of strelen - de uitdrukking carreseren wordt in het dialect van Hasselt nog immer gebruikt, in de betekenis van vrijen). Doch Reynier antwoordde, dat hij met de "schathefferie" nog altijd teveel moeilijkheden, ruzie en zorgen had om zich met meisjes bezig te houden.
Hierop kaatste Jan Verhaegh terug, dat een rechtvaardige schatheffer geen moeilijkheden of ruzie kan hebben, indien hij aan eenieder zijn recht geeft. Dit antwoord schoot Reynier in het verkeerde keelgat en hij sprong woedend en scheldend op Jan Verhaegh toe. Hij bewerkte hem met vuistslagen en probeerde hem langs de keuken buiten tewerken. Ook de zuster van Reynier, Mechtildis bijgestaan door de meid Christina Verhaegh, overlaadden Jan met een stortvloed van scheldwoorden.
Op 19.4.1784 doet het gerecht uitspraak. Jan Verhaegh krijgt van Reynier 5 gulden Kleefs als schadevergoeding. Zowel Reynier, als Mechtildis en Christina Verhaegh moeten plechtig voor het gerecht verklaren, dat de verwijten ongegrond waren en dat Jan Verhaegh een eerlijke jonkman is. De gedaagden moeten ook de proceskosten dragen, ten bedrage van 36 gulden 5 stuivers 6 dénier.
Voor het gerecht te Helden wordt op 24.7.1784 een lening toegestaan door Reynier, Joseph Hendricx en Mechtild Knippenberg van 300 gulden Kleefs aan Joannes Kerckels en Catharina Janssen tegen een rente van 5«i»%. Zij «/i»stellen als onderpand ongeveer 6 1/2 morgen akkerland en 1 morgen hoefslag.
Op 17.1.1785 wordt te Helden een proces gevoerd door Willebrordus Pluym tegen Reiner en op 1 7.1.1 785, 31,1 11785 en 14.2.1785 loopt een proces van Peter Gommans, broers en zusters, tegen hem.
Op 21.3.1785 gaan Jan Jeucken en Beatrice Gommans opnieuw een lening aan van 350 gulden Kleefs van Renier, Joseph Hendrickx en Mechtild tegen een rente van 4%. Nogmaals stellen zij als onderpand 1/14 deel van de bannale windmo len van Helden.
Op verzoek van het Hof van Gelderland van 2.3.1786 wordt op 13.3. 1786 de inventaris opgesteld van de gerede goederen wan Maria Gommans, weduwe van Michiel Janssen. Dit was het gevolg van een opvordering van Reynier en Michiel Janssen. Onder de ondergetekende gerechtspersonen was ook Dirck Knippenberg. Op 13.3. 1786 treden Reiner en Joseph Hendrickx op, in hun hoedanigheid van schatheffer van Helden, als aanklagers, tegen Thomas Rochus.
Voor het gerecht van Hielden op 15.5.1786 gaan Jacobus Hen drix en zijn meerderjarige kinderen een lening aan van 570 gulden Kleefs, tegen een rente van 5«i»%, «/i»bij Reynier. Zij stellen als onderpand een huis niet ongeveer 17 morgen akker- «i»en «/i»weiland.
Op 23.5.1786 gaan Wilm Janssen en Catharina Peters te Hel den een lening aan van 950 gulden Kleefs, tegen een rente van 5%, bij Reynier en Joseph Hendricx. Zij stellen als onderpand twee huizen, een schuur en ongeveer 16 3/4 mor gen akkerland.
Het Hof van Gelderland laat Reiner en Joseph Hendrix in hoger beroep verschijnen op 14 .3.1787 in de kanzelarij te Gelder in de zaak tegen de schout van Helden en de verantwoordelijke voor het bijenstandgeld. Op 5.2.1790 vraagt Renier aan het gerecht van Helden om de weduwe Adam Schouwenborgh (Schouenberghs ) te doen dagvaarden. Het proces wordt gevoerd op 11.2.1790 over.een schuldvordering van. 48 gulden 15 stuivers, som verschuldigd voor een geleverde koe van 26 gulden 18 stuivers en voor achterstallige schatpenningen van 22 gulden 15 stuivers.
Renier heeft wegens geleverde winkelwaren, geleend geld, intresten, enz. een vordering van 158 gulden 14 1/4 stuiv ers Kleefs, tegoed wan Peter Verstappen. Hij wil om zijn rechten veilig te stellen, beslag laten leggen op het huis van Peter, dat op 15.4.1791 gerechtelijk verkocht werd. Het gerecht beslist echter op 2.5.1791 dat Renier genoegen moet nemen met 100 gulden en daarmee de zaak als afgehandeld moet beschouwen.
(1) Hij is getrouwd met Anna Maria van Hemert.
Zij zijn getrouwd rond 1770 te Helden, Limburg, Netherlands.
Kind(eren):
(2) Hij is getrouwd met Maria Driessen.
Zij zijn getrouwd op 26 april 1786 te Helden, Limburg, Netherlands, hij was toen 55 jaar oud.
Kind(eren):
Reynerus (Reiner Renier) Knippenbergh | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) ± 1770 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anna Maria van Hemert | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1786 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maria Driessen |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.