Zij werd gedoopt te Helden de 7.5.1751 en de doopgetuigen waren Leonardus Janssen en Allegonda van Knippenbergh. Zij overleed ongehuwd na 1787.
Elisabeth en haar jongere zuster Catharina woonden bij hun oom Servatius te Helden. Zij worden meermaals gezamenlijk in de registers van de dorpsrekeningen aldaar genoemd, In het testament van haar tante Petronella, opgesteld de 4.7. 1775 te Helden, krijgt Elisabeth 100 gulden Roermonds toegewezen voor goede en getrouwe diensten die zij haar tante bewezen heeft. Haar oom Servaes en haar tante Allegonda beloven dit legaat, na de dood van hun, zuster, aan Elisabeth uit te betalen.
Ook in testament van 27.9.1781 wan haar tante Allegonda wordt Elisabeth beloond met 200 gulden Roermonds, een koe en een kalf, voor haar trouwe dienst en de goede verzorging, die zij haar tante tijdens haar besmettelijke ziekte, bewezen heeft.
Elisabeth was doopgetuige te Blerick op 19.11.1778 van Maria Elisabeth«i», «/i»dochter van haar broer Henricus en op 18.1. 1784 van Godefridus Anthonius, zoon van haar broer Joannes.
Op een lijst van intresten van verschuldigde kapitalen, opgenomen gedurende de oorlog en begonnen, in het jaar 1757 staat Elisabeth opgetekend met een kapitaal van 234 gulden 7 stuivers 6 denier, waarvoor zij een intrest bekomt van 7 gulden. Op dezelfde lijst komt zij ook voor, tezamen met haar zuster Catrin met een kapitaal van 60 gulden, 10 stui vers 3/4 dénier. Op een lijst van kapitalen uitgezet tegen een jaarrente van 3% en die vervallen in het jaar 1787 worden zij tezamen genoemd, eenmaal met een kapitaal van 466 gulden 10 stuivers 3 denier en een ander maal met een kapitaal van 93 gulden 15 stuivers.
Elisabeth tezamen met Catrin, was aanwezig bij de verkoop op 8.3.1784 te Helden van een huis met gronden.
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.