Bij akte van 12-1-1626 verklaarde schout Aert Chrijnen 150 gld. schuldig te zijn aan zijn weeskinderen ofwel aan hun voogden Blaseris Jansen en Pyeter Jansen. Aert had dit geld opgenomen uit de opbrengst van hun moeders klederen en beloofde dit bedrag met kerstmis 1627 met interest terug te betalen.
Op 3-12-1626 kwamen enerzijds Aert Chrijnensen, schout van Kleine Lindt, weduwnaar van Manken Jans, en anderzijds Blaseris Jansen en Pieter Jansen, bloedvoogden over de zes onmondige weeskinderen van Mariken Jans bij Aert, tot uitkoop. Aert zou in de boedel blijven zitten, bestaande uit een 'woonynge, berch, schuere, bomgaert, erve betelynge ende den grient daer tegen de woning buyten gelegen' en de melioratie en beterschap van de bruik- en eigen landen die bij de woning behoorden. Tevens zou hij de schulden in de boedel voor zijn rekening nemen. Verwezen is naar een opgemaakte inventaris. Voor dit alles moest hij zijn kinderen: Chrin, ca. 13 jaar, Jan, ca. 11 jaar, Huych, ca. 9 jaar, Lendert, ca. 7 jaar, Jacob, ca. 5j aar en Coornelis Aertsen, ca. 2 jaar oud, gezamenlijk op 18-jarige leeftijd 500 gld. uitkeren. Bij vooroverlijden van één of meer van deze kinderen zou diens portie komen aan de andere kinderen. Hij moest hen naar behoren opvoeden etc, waarvoor hij al zijn goederen als zekerheid stelde.
In 1643 waren de zes kinderen van Aerdt Krijnnen allemaal tot mondigheid gekomen en zegden vervolgens op 26 dec. dat jaar de voogdij op van hun ooms Bleseru en Petter Jansen. De akte werd ondertekend door Krijn en Jan Aerdtsen, terwijl Lendert, Jacob en Coornelis Aerdtsen hun handmerkje plaatsten. Broer Huyg ontbreekt derhalve onder hen.
Op 22-5-1648 compareerde Krijn Aerdtsen, als procuratie hebbende van Jan Clijssen en Jan Janssen, beide voogden van het nagelaten weeskind van Aerdt Krijnnen bij Pluntien Jansen, beiden zaliger, alsmede procuratie hebbende (gepasseerd voor schout en gerechten te Kleine Lindt 27-4- 1648) van Huich, Jan, Lendert, Coornelis en Jacob Aerdtsen, als rechte broeders.
Hij transporteerde aan Willem Jacobsen en Marten Jacobsen 16 hont weiland in de Kleine Nes, zoals door Aerdt Krijnnen was gebruikt, in een weer van 7 morgen, gemeen liggend met de kopers. In de marge van deze akte is opgetekend dat op 5-6-1655 de 4 hont in dit weer van Marten Jacobsen was verkocht aan Jacob en Cornelis Aertsen, hetwelk op de eigenbrief werd aangetekend.
Crijn Aertsz. Clootwijck, geb. Kleine Lindt ca. 1613, j.m. van Heerjansdam (1641), weduwnaar wonende Heinenoord (1655), woonde op het dorp Heinenoord (1700), bebouwde land (1646), molenaar van de Oud Zomerlandse molen (1647- 1697), administreerde kerkelijke goederen (1679),34' ouderling te Heinenoord (1684), overl. tussen 20-5-1700 en 2-5-1702, tr. Ie Heinenoord (attestatie gegeven te Oud-Beyerland naar Heinenoord 27-11) 8-12-1641 Janneken(Jannetje) Dingemans, j.d. van Heinenoord, wonende onder Oud-Beyerland (1641), overl. tussen 1647 en 1655. Crijn tr. 2e (otr. Oud-Beyerland 15-12) 1655 Geritje (Geertje) Heyndricksdr. Reynoy, j.d. wonende in de Group onder Klaaswaal (1655), overl. tussen 3-3-1666 en 1682, dochter van Heyndrick Cornelisz. Reynoy, boer in Nieuw-Cromstrijen, en Annetje Hessels. Crijn tr 3e Maria Gerritsdr., overl. voor 20-5-1700.
Crijn Aertsen, wonende te Heinenoord, verklaarde bij akte van 17-8-1644 n.a.v. een lening 100 Car. gld. schuldig te zijn aan Cornelis Jansen int Velt. Als borg stelde zich Crijns broeder Jan Aertsen, 'jongesel'. Op 15-4-1647 vertoonde Crijn de doorsneden schuldbrief aan de schout en gerechten te Heinenoord, waarna deze geroyeerd werd.
Op 23-2-1646 verklaarden Arien Willemsen Penninck, Pieter Pietersen van der Mast en Crijn Aersen, allen wonende op het dorp Heinenoord, elk 126 gld. schuldig te zijn aan Pieter Willemsen van der Zijde en dat vanwege de huur van 3 morgen 'teelant' in het Oude Zomerland. Zij waren voornemens dit in de aankomende zomer te bezaaien met lijnzaad. De verhuurder zou hen een wagen met paarden en een knecht ter beschikking stellen om het vlas naar het dorp te rijden.
Op een rond 1663 opgemaakte lijst van lidmaten te Heinenoord komen Krijn Ariensen Klootwijck en zijn vrouw Geertien Hendrick voor.
Op 17-5-1662 nam Crijn met Aryen Jansen Onderdijck de besteding aan tot werkzaamheden in de polder Westmaas Nieuwland. Met zijn vrouw Geerken Hendricx komt Crijn omstreeks 1665 voor als lidmaat te Heinenoord.352 In 1666 was hij erfpacht schuldig op het dorp Heinenoord.
In een akte van 11-4-1697 is vermeld dat Crijn 50 jaar lang molenaar op de Oude Zomerlandse molen was. In mei van dat jaar verklaarde hij dat hij 50 jaar lang de oude Zomerlandse molen had bediend en bemaald en dat hij vermits zijn hoge ouderdom bedankte dat hij dat zo lang had mogen doen. Zijn zoon Cornells Krijnen zou nu voor een jaar dit doen tegen hetzelfde loon.
Op 29-6-1698 nam Crijn bij de diakonie van Heinenoord een hypotheek van 50 gld. op zijn huis aldaar, welke op 12-9-1701 werd afgelost door Aertje Krijne Klootwijck.
Op 20-5-1700 testeerde de ziek te bed liggende Crijn Aerden Clootwijck, laatst weduwnaar van Maria Gerrits, te Heinenoord. Aan zijn zoon Aert Crijnen Clootwijck vermaakte hij zijn huis aan de noordzijde van het dorp Heinenoord, waar hij dan inwoont bij zijn zoon, en dat voor 175 gld. Hij zou daar door zijn zoon voor de rest van zijn leven onderhouden moeten worden, waarvoor jaarlijks 80 gld. in rekening gebracht mocht worden en te verrekenen met de voornoemde 175 gld. Indien hij eerder zou komen te overlijden zou de zoon van het restant van dit bedrag jaarlijks 25 gld. aan de mede-erfgenamen moeten uitreiken. Crijn prelegateerde aan genoemde zoon ook een bijbel met koperen slot en 'het silver singnet voor desen gecomen van sijn comparants vader'. Tot zijn universele erfgenamen benoemde hij zijn zoons Cornelis en Aert Crijnen Clootwijck, zijn dochters Maeyke Crijnen en Ariaentgie Crijnen, en het kind van Dingetie Crijnen. De twee zoons benoemde hij tevens tot voogden. Hij tekende als 'Krijn Aertsen Klootwijck'. Door het overlijden van Crijn kwam officieel diens molenaarsplaats op de kleine molen van de Oostzomerlandse polder vacant. Cornelis Cornelisse Clootwijck (zijn kleinzoon) werd in zijn plaats hiertoe op 2-5-1702 benoemd. Maria Gerrits, de laatste vrouw van Crijn, was op 20-9-1682 te Nieuw-Beyerland doopgetuige voor een kind van haar stiefdochter Marijken.
overl. tussen 20-5-1700 en 2-5-1702
(1) Hij is getrouwd met Jannetje Dingemans.
Ze zijn in de kerk getrouwd op 8 december 1641 te Heinenoord.Bron 1
tr. Ie Heinenoord (attestatie gegeven te Oud-Beyerland naar Heinenoord 27-11) 8-12-1641 Janneken (Jannetje) Dingemans, j.d. van Heinenoord, wonende onder Oud-Beyerland
Kind(eren):
(2) Hij is getrouwd met Geertje Hendricks van Renoy.
Ze zijn in de kerk getrouwd op 15 december 1655 te Oud-Beijerland.Bron 1
Crijn tr. 2e (otr. Oud-Beyerland 15-12) 1655 Geritje (Geertje) Heyndricksdr. Reynoy, j.d. wonende in de Group onder Klaaswaal
Kind(eren):
(3) Hij is getrouwd met Maria Gerrits.
Ze zijn in de kerk getrouwd na 1682.Bron 1
Crijn tr 3e Maria Gerritsdr., overl. voor 20-5-1700.
Crijn Aertsz Klootwijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) 1641 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jannetje Dingemans | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1655 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geertje Hendricks van Renoy | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(3) > 1682 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maria Gerrits |