Hij is getrouwd met Maria van Diest.
Zij zijn getrouwd
Kind(eren):
Uit het 1e huwelijk zijn geen kinderen geboren.
De enige zoon, eveneens Philips geheten, is de leenvolger van zijn vader, zowel als van zijn moeder geweest. Reeds op 27 december 1375 wordt hij beleend met Polanen en de heerlijkheid Capelle. Als heer van Polanen en Capelle zien we hem dan regelmatig optreden. Weldra verkrijgt hij ook de ridderlijke waardigheid.
Evenals zijn vader heeft hij de Hollandse graaf in openbare ambten gediend. Zo is hij volgens Van Spaen in 1381 baljuw van Schieland geweest. Tien jaar later wordt hij benoemd tot hoogheemraad van Delfland. Slechts kort heeft hij deze functie bekleed, want als telg van een doorgewinterde Hoekse familie had hij een belangrijk aandeel in de moord op Aleid van Poelgeest en Willem Cuser, en haalde daardoor graaf Albrecht’s woede op de hals (sept. 1392). Weldra wordt hij verbannen en uit zijn ambt van hoogheemraad gezet. Polanen wordt met de grond gelijk gemaakt. Eind 1394 schijnen de gemoederen wat tot rust gekomen te zijn, maar de definitieve verzoening laat nog twee jaar op zich wachten. Deze komt pas op 12 april 1396 en houdt stellig verband met de grafelijke krijgsplannen tegen de Friezen. Als hoogheemraad wordt hij weer hersteld. En alsof er niets is gebeurd, is hij in de nu volgende jaren steeds van de partij in Albrecht’s oorlogen tegen de Friezen. Zo is ook zijn wapen te vinden onder de ridders, die in 1396 naar Cuinre trokken.
Na het overlijden van zijn moeder wordt hij op 23 november 1399 beleend met "die goide Ter Made mit allen hoiren toe-behoren”. Op dezelfde dag lijftocht hij zijn vrouw Maria van Diest, aan de mindere helft van Ter Made, z’n tienden te Alphen en Boskoop en aan de hofstede in de Lier met de 62 morgen). Op he eerste gezicht is het vreemd, dat de woning te Sassenheim thans niet genoemd wordt, die Philips zeer zeker mede van zijn moeder geërfd heeft. De reden hiervan is, dat de tweede gemalin van hertog Albrecht, Margaretha van Cleef, blijkens latere stukken, de leenhoogheid over dit goed verkregen had, zodat de belening in 1399 van haar uitgegaan moet zijn. Een register van haar leenakten is evenwel niet terug te vinden.
In februari 1401 komt voor Philips een benoeming tot rentmeester van Voorne. Nog geen jaar heeft hij dit ambt bekleed, want vóór 30 november 1401 is hij overleden.
Doordat zijn huwelijk kinderloos gebleven is vervallen Philips’ rechte lenen, waaronder Ter Made en de hofstede te Sassenheim, en keren terug in de boezem van de leenheer c.q. leenvrouw.
Zijn goede lenen evenwel, komen aan zijn zuster Lijsbeth.
Abdij van Egmond; toegangsnummer: 356; 4. Regestenlijst:
6391396 juli 22 (op sente Marie Magdalenendach)
Philips van Polanen, ridder, verklaart aan heer Jan van Catwic, monnik en kapelaan van den abt van Egmond overgegeven te hebben 14 morgen land met ambachtstoebehoren, gelegen in de parochie van Wouderambacht, met land in den Hof van Delf, welke goederen en inkomsten na den dood van heer Jan gebruikt zullen worden door een timmermeester, door den abt aan te wijzen, voor de "timmering" van het klooster, met de bepaling, dat 1 pond jaarlijks aan hospitaalmeesters zal uitgekeerd worden voor uitdeling van tarwebrood aan de armen op het jaargetijde van heer jan.
Oorspr. (Inv.no. 594). Met het geschonden zegel van den oorkonder en dat van Jan die Weent, abt van Egmond in rode was.
6401396 juli 24 (op sinte Jacobsavont)
Philips van Polanen, ridder, verklaart verkocht te hebben aan heer Jan van Catwyc, conventuaal van Egmond, 14 morgen land met het ambachtstoebehoren, gelegen in de parochie van Wouderambacht alsmede land gelegen in den Hof van Delf, terwijl Lisebeth, vrouwe van der Made, moeder van Philips, afstand doet van haar recht op dat land. Opgenomen in den brief d.d. 1396 September 29 (Reg.no. 642).
=====================================
http://home.pi.net/~drhenk/index.html
214422 Philips van Polanen, overleden na 1401
In 1391 benoemd tot Hoogheemraad van Delfland. In 1393 afgezet wegens medeplichtigheid aan de moord op Alijt van Poelgeest. In 1394 verzoent hij zich met Hertog Albrecht. In 1398 met 15 man tegen de Friezen opgeroepen en in 1401 aangeschreven om de Hertog te vergezellen naar Stavoren.