doopnaam Johan Albert
Il est marié avec Sybilla Volkera Sadelijn.
Ils se sont mariés le 20 mars 1721 à Hooghly, Bengal, India, il avait 28 ans.
Enfant(s):
Afkomstig uit een familie van bestuurders en regenten, afgestudeerd jurist en nadien kolonel infanterie in Groningen had hij een goede toekomst in het vooruitzicht. Maar toen hij op 23-jarige leeftijd in een duel zijn tegenstander had doodgestoken, moest hij zich uit de voeten maken. Om de gevolgen van zijn daad te ontlopen nam hij dienst bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Als onderkoopman vertrok hij op 10 april 1716 - aan boord van de 'Generale Vrede', met schipper Willem de Leus - vanuit Texel, via Kaap de Goede Hoop, naar Batavia (Nederlands-Indië), waar hij een half jaar later (op 30-10-1716) aankwam. Sichterman's vele en goede connecties aldaar zorgden ervoor dat het VOC-bestuur in Azië hem een jaar later als onderkoopman naar Hougly Bengalen stuurde (40 km ten noorden van het huidige Calcutta, India). Twee jaar later werd hij bevorderd tot kassier en overgeplaatst naar de iets noordelijker gelegen factorij Cassimbazar, het centrum van de zijdeteelt in Bengalen.
Op 20 maart 1721 treedt Jan Albert in Hougly in het huwelijk met de schatrijke Sybilla Volkera Sadelijn, dochter van Jacob Sadelijn, de latere directeur van Bengalen. Door dit huwelijk was hij toegetreden tot de directeursfamilies van Bengalen. Deze verbintenis met Sybilla zou al gauw gunstig blijken te zijn voor zijn verdere carrière bij de VOC.
Het echtpaar kreeg acht kinderen, die echter al op jonge leeftijd naar het vaderland werden gestuurd, waar zij onder de hoede kwamen van familieleden. Jan Albert verhuisde weer van Cassimbazar naar de vestiging Hougly, waar hij toezichthouder werd over de pakhuizen (baanmeester).
Wegens onenigheden met de directeur van Bengalen, de beruchte Petrus Vuyst (1722-1724), werd Sichterman overgeplaatst naar Batavia. In 1725 werd hij echter aangesteld als koopman en fiscaal in Bengalen, waar Vuyst inmiddels was ontheven van zijn functie. De volgende jaren maakte Sichterman nog enkele malen promotie. In 1734 werd hij uiteindelijk door de Hoge Regering van de VOC in Azië benoemd tot directeur van Bengalen (1734-1744), als opvolger van Rogier Beerenaart (1731-1733), die eerder Sichterman's schoonvader Jacob Sadelijn (1727-1731) was opgevolgd. De familie Sichterman vertrok daarop wederom naar Hougly. In 1740 werd Sichterman tevens tot raad extraordinaris van de Raad van Indië benoemd.
De handelsactiviteiten van de VOC waren zeer lucratief. Daarnaast waren er talloze mogelijkheden voor particulieren om hiervan een graantje mee te pikken. Zo ook Jan Albert Sichterman, die een fortuin wist te vergaren met beleggingen en de handel in allerlei producten. Het verlangen naar vaderland en familie bleek steeds sterker te worden. Toen ook nog de binnenlandse politieke situatie in Bengalen verslechterde, deed hij een verzoek aan de heren van de Hoge Regering om terug te mogen keren naar het vaderland. Dit verzoek werd ingewilligd.
Na 28 jaren in de Oost te hebben gewerkt en gewoond, beëindigde Sichterman in 1744 zijn directeurschap van Bengalen. Bij aankomst in Batavia in juli 1744 kreeg hij te horen dat hij tot Raad van Indië was benoemd. Maar uiteindelijk vertrok Jan Albert Sichterman en zijn echtgenote met enkele Bengaalse bedienden op 24 oktober 1744 uit Batavia. De retourvloot van 25 schepen, waarover Sichterman het admiraalschap voerde, zeilde in september 1745 de thuishaven binnen. Maar liefst twee schepen ervan waren nodig om alle bezittingen van Sichterman naar de Republiek der Verenigde Nederlanden te vervoeren. Via Middelburg en Den Haag arriveerde Sichterman in Groningen. In die stad had hij een gigantisch herenhuis aan de Ossenmarkt laten bouwen. Dit stadspaleis had hij in de laatste jaren van zijn verblijf in Indië laten bouwen (start van de bouw op 26 maart 1743). Het herenhuis kende een deurpartij met balkon ondersteund door twee sculpturen van een Bengaalse zwarte man en vrouw (beide nu in de collectie van het Groninger museum). De zeer grote collecties aan diverse kunstschatten (volg kunstschatten) uit alle windstreken (porseleinen serviezen, schilderijen, meubelen, munten, boeken, rariteiten en dergelijke) kregen daar hun plaats. Ook had hij een collectie van 481 schilderijen, waaronder doeken van Rembrandt, Ruysdael. Hij ontving vele buitenlandse gasten die zijn verzamelingen bewonderden.
Zijn prachtige stadspaleis aan de Ossenmarkt was de trots van alle 'Stadjers'. Zij namen hun muts of hoed af als de 'Koning van Groningen' uitreed. Zijn rijtuig, getrokken door zes paarden, ratelde over de keien. Donkere bedienden uit het verre Indië hielden de snuivende paarden aan de teugel. Ook had hij de gewoonte wekelijks vanaf zijn bordes geldstukken te strooien naar de arme bevolking, die zich op de markt voor zijn huis verzameld had.
Zoals meer gegoede Groninger families, bezat ook Sichterman een zomerverblijf buiten de stad - namelijk de buitenplaats 'Woellust' op de grens met Wildervank - dat Jan Albert in 1747 liet bouwen.
De buitenplaats lag op een langwerpig eiland, aan drie zijden omgeven door het Westerdiep. Het was gebouwd op kelders en telde twee verdiepingen. Een hoge monumentale stoep leidde naar de hoofdingang, met aan weerszijden twee ramen. Achter Jan Albert's veenpaleis lag de tuin, die zich uitstrekte tot aan Borgercompagnie. De tuin was aangelegd in de stijl van Le Nôtre, met zijn fraaie lanen, geschoren heggen en sierlijke bomen die de wandelpaden omzoomden. Op de eind- en kruispunten stonden kostbare vazen en imponerende beelden. Ieder sprak over de machtige fontein, het wonder van de Veenkoloniën. En alsof het nog niet genoeg was konden de wandelaars in dit wonderland hun ogen ook nog verwennen aan een hertenkamp, visvijvers, de verblijven van fazanten, slanke windhonden en vreemd uitziende varkens. Vóór Woellust lag een jacht met 'twee kamers'.
Na het overlijden van haar man verkocht mevrouw Sichterman 'Woellust' in 1764 voor f 14.408,- aan Nicolaas Emmen en zijn vrouw Catharina Wildervanck (kleindochter van Adriaan Geerts Wildervanck).
Een bestuurlijke functie heeft Jan Albert na zijn terugkomst in de Republiek der Verenigde Nederlanden niet meer uitgeoefend.
Op 15 januari 1764 kwam een plotselinge einde aan het leven van deze markante Groninger, 71 jaar oud geworden. Hij werd zeer waarschijnlijk begraven in de Martinikerk.
Zijn bibliotheek was niet onaanzienlijk, getuige de veilingcatalogus die na Sichterman's dood werd opgesteld door de Groningse boekverkoper Hajo Spandaw.
Enkele jaren later verkocht zijn weduwe het statige huis aan de Ossenmarkt. In 1770 werd het in tweeën verdeeld. Ook de inboedel werd geveild. Sybilla Volkera verhuisde naar de Grote Markt, waar zij in 1781 overleed. De gehele nalatenschap werd verdeeld onder de vier nog levende kinderen en de erfgenamen van de overleden kinderen.
Bron: o.a. Hans Stienstra (RHC Groninger Archieven)
Zie ook:
- De Koning van Groningen: Jan Albert Sichterman [https://www.deverhalenvangroningen.nl/alle-verhalen/de-koning-van-groningen-jan-albert-sichterman-1692-1764]
- Jan Albert Sichterman : een imponerende Groninger liefhebber van kunst [http://docplayer.nl/13086295-Jan-albert-sicht-erman-1692-1764.html]
- Wikipedia: Woellust (Wildervank) [https://nl.wikipedia.org/wiki/Woellust_(Wildervank)]
- Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 27 [http://www.dbnl.org/tekst/_med009200401_01/_med009200401_01_0005.php]
Jan Albert Sichterman | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1721 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sybilla Volkera Sadelijn |