Genealogy Richard Remmé, The Hague, Netherlands » Jan II van Egmond van de Nijenburg baljuw van de Nieuwburg (1490-1555)

Données personnelles Jan II van Egmond van de Nijenburg baljuw van de Nieuwburg 

Source 1

Famille de Jan II van Egmond van de Nijenburg baljuw van de Nieuwburg

Il est marié avec Soutgen (Sophia) Gerijt Pietersdr van Amerongen.

Ils ont fait publier les bans le 2 août 1511.

Ils se sont mariés


Enfant(s):



Notes par Jan II van Egmond van de Nijenburg baljuw van de Nieuwburg

Hij is de achtste zoon.
Hij is baljuw van de Nijenburg; dijkgraaf van Geestmerambacht en burgemeester van Alkmaar.
De vermelding zijner geboorte klopt precies met de getuigenis, door hem afgelegd t.o.v. commissarissen van den Hove van Holland op 16 September 1544 (zie Hoogheemraad van de Uitwaterende Sluizen, blz. 11), waarbij hij verklaarde 54 jaar oud te zijn en reeds 20 jaren in functie als dijkgraaf van het Geestmerambacht.
Zoals vermeld, is hij zijn vader als baljuw opgevolgd, ja, eigenlijk had hij nog grotere belangen in Geestmerambacht dan zijn vader, aangezien uit de stukken blijkt, dat hij ultimo December 1526 van jonker IJsbrant van Schoten, destijds tevens baljuw van Kennemerland het baljuwschap van de Langedijk overnam (perkament coll. van der Feen-de Lille; een zegel in rode was is op een klein stukje na, de helm met het helmteken voorstellende, verloren gegaan). De reflectant heette in de betrekkelijke acte "Jan Jansz. van Alcmaer" en hij figureerde dus practisch zonder achternaam, terwijl, toen de Rekenkamer van Holland hem op  21 Juni 1527 het schoutambacht van de Langedijk toestond, hij in de acte kortweg "Jan Jansz." genoemd werd.
Op 12 Februari 1529 verkreeg "Jan Jansz. baljuw van de Nieuwburg" een leengoed van de Grafelijkheid van Egmond onder Broek op Langedijk ("Stilo Curiae Hollandiae"; tegenwoordig waren als leenmannen zijn beide behuwdbroeders Augustijn van Teijlingen en Cornelis Gerijtsz, beide mannen van de Grafelijkheid van Holland; zie ARA Den Haag, inv. leenkamer van Holland, deel 266, litt. C). Twee jaar tevoren (op 4 November 1525) had hij van Jacob Pietersz. poorter van Alkmaar, ten overstaan van Cornelis Gerijtsz. en Gerijt Henderijcxz. van Voshol, als leenmannen van de Grafelijkheid van Holland 1/6 van de Mangelen in de Reeker onder de ban van Bergen "voor die huijsen van Koedijk" gekocht, waarvan hij het resterende deel zelf reeds bezat (perkament coll. van der Feen-de Lille; beide zegels in groene was).
En zo zijn er nog meer documenten betreffende Jan Jansz., waarvan ik de lezer een opsomming besparen zal. Twee daarvan zijn evenwel zo interessant, dat ik deze in extenso wil weergeven. De bedoelde stukken zijn Jan’s huwelijkse voorwaarden (zie bijlage 1) en zijn testament (zie bijlage 2).
De huwelijksvoorwaarden dagtekenen van 2 Augustus 1511. Zij werden tot stand gebracht ten overstaan van Henrijck Gerritsz. van Voshol en Claes Hugesz., als leenmannen van de Grafelijkheid van Holland in het bijzijn van niemand minder dan Mr. Reijnier de Jonge, raad en Mr. Jacob Pijnsz., advocaat-fiscaal in het Hof van Holland en voorts van "den vrunden" van beide zijden, waaronder de vader van de bruidegom en de oudste broeder van de bruid, Cornelis Gerijtsz. ; De bruid was, zoals de acte het letterlijk uitdrukte Soutgen Gerijft Pietersdochfer, in latere stukken ook wel bij de achternaam van Amerongen aangeduid (zie bijlage 1).
Op 20 Ocober 1549 brachten de echtelieden een mutueel testament tot stand, hetwelk verleden werd ten overstaan van de Alkmaarse notaris Dirk van Teylingen. Ook daarvan volgt hierbij een afschrift (bijlage 2).
Van Leeuwen stelt het overlijden van de man op 11 November 1555. De weduwe heeft nog enige malen afzonderlijk getesteerd, nl. op 27 November 1559, op 3 Augustus 1560, op 25 Juli 1563 en eindelijk op 20 Maart 1564, telkens voor diezelfde notaris. Bij herhaling noemde zij zich dan "weduwe wijlen Jan Jansz. in zijn leven bailliu van de Nijenburch, poorteresse der stede van Alcmaer" en wonende te Alkmaar "upten hoeck van de papestraet" (dit is tegenwoordig de Doelenstraat; hij woonde daar aan de oostzijde op de hoek van de Nieuwesloot, welk huis later door jr. A. Studler van Zurck, heer van Bergen (blijkens zijn wapen op het uitstek aangebracht!) verbouwd is: thans een bioscoop).
Tot lafenis harer ziel riep zij "ad pias causas" een stichting in het leven, waartoe zij een drietal te Alkmaar gelegen "camers" bestemde, aanvankelijk voor "dije outste ende scamelste vanden bloede van Marij Verlaen saliger gedachten", maar tenslotte ook nog voor haar persoonlijke verarmde relaties en die van haar overleden man (zie voor deze testamenten NA Almaar, deel 2, fol. 133, 232v en 246v). Haar portret kennen wij van een oude copie naar een schilderij door Maarten van Heemskerk, tegenwoordig bewaard in het Rijksmuseum Twente te Enschede.
Ook van de baljuw Jan Jansz. zijn zegels bewaard. Twee exemplaren, van 1533 en 1536 zijn aanwezig in de collectie schepenzegels van het Alkmaarse gemeente-archief en een derde bevindt zich onder een acte in het archief van het Oude Hof te Alkmaar, gedagtekend 23 September 1545 (inventaris Godshuizen gem. Alkmaar no. 114; het zegel in groene was). Alle vertonen wederom het wapen van Egmond, dus weer gekeperd van twaalf stukken gebroken door de smalle schuine lijn als teken der bastaardij, maar in dit geval nog met een helm boven het schild en als helmteken een banierenvlucht.
Wij hebben hier nu al het derde bewijs uit één generatie, dat het door de bastaardij-lijn gebroken wapen van Egmond gevoerd wordt, hetgeen genoegzaam demonstreert dat het gehele gezin van Jan. Gerritsz. zich als bastaarden uit Egmond beschouwd heeft.
Terugkerende tot de baljuw Jan Jansz. en diens vrouw, valt de ontdekking te vermelden, dat zij, Soutgen Gerrit Pieters (van Amerongen) niet enkel van vaderszijde, maar ook zelfs van moederszijde gesproten was uit bastaarden van Egmond!
Dat zij van vaderszijde uit een zodanige familie afkomstig was, bleek reeds afdoende uit het zegel van haar reeds meermalen ten tonele gevoerde broeder Cornelis Gerijtsz. Het door hem gevoerde wapen is geschaakt, met Egmond als vrijkwartier. De schuinbalk der bastaardij moge weliswaar in dit wapen ontbreken, toch houd ik het ervoor, dat een wapen als dit alleen door bastaarden van Egmond gevoerd kan zijn. Het zou ook zó kunnen zijn, dat de toegepaste brisure in casu wijst op een in vorige generaties ontstane bastaardij uit de huize van Egmond.
Soutgen’s moeder wordt helaas niet met name genoemd, maar ook zij moet, gelijk gezegd uit een geslacht van Egmondse bastaarden gesproten zijn. Ook dat blijkt uit het door die moeder gevoerde wapen. De omstandigheid deed zich voor, dat de familie van Egmond van de Nyenburg, de beschikking hebbende over een aantal familiegraven in de Alkmaarse Grote Kerk, op 13 Juli 1631 besloot deze onderling te verdelen. Bij die gelegenheid nu werd een dubbel graf onder een "witte zerk" aangetroffen in het schip der kerk en daar gesteld als "B. Middelkerk no 95" geboekt op naam van de erfgenamen van Jan Jansz. (van der Nieuwburch) en Soutgen Gerrits van Amerongen.
Helaas is die steen thans verdwenen, maar het geluk diende ons ten deze in zoverre, dat in het desbetreffende register der graven (inventaris GA Alkmaar no. 59, fol. 152; zie ook no. 67, fol. 87v en 88 DTB) weliswaar geen nota genomen is van de namen, welke op die witte steen voorkwamen, maar toch wel van de wapens, waarmee hij gesierd moet zijn geweest. Het is een primitief schetsje geworden, maar hoe primitief ook gekrabbeld, daaruit valt gemakkelijk een ornament te reconstrueren uit de eerste helft der XVIe eeuw. Er zijn twee wapens voorgesteld, hangende aan een gedoornde tak, waarin wij aan de zijde van de man aanstonds dat van "van Amerongen" herkennen. Het wapen der vrouw wordt getekend als een 5-puntige ster, alweer
met een vrijkwartier, beladen met de Egmondse kepers. Het is wel aannemelijk, dat op het origineel waarvan deze schets genomen is, een 8-puntige ster werd gevoerd met als vrijkwartier het Egmondse wapen, gekeperd van twaalf stukken. Bij de tekenaar, die ook elders in zijn register slechts zeer schematisch te werk ging, moeten wij zo nauw niet kijken: vergissingen als deze zijn te verwachten en te vergeven. Dat intussen de laatstgegeven lezing wel de juiste moet zijn, valt op te maken uit een curieuze analogie.
Het Alkmaarse grafboek is nl. niet de enige plaats, waar het wapen met de ster (8) en het vrijkwartier Egmond voorkomt. Reeds Jacob Jansz., schepen van Alkmaar, zegelde met dit zelfde wapen "des sonnendages na sinte mauricius dach" van 1428 en waarschijnlijk was het ook hetzelfde, hem toebehorende wapen, dat onder de brief van schepenen van Alkmaar van Vrijdag voor Palmen 1430 afhangt alsmede onder die van 16 December 1452 (alle drie charters in het GA Alkmaar, archief Oude Hof).
Op deze gronden houd ik het ervoor, dat ook de moeder van Soutgen Gerrit Pieters van Amerongen (die, evenals de vader - gestorven vóór Augustus 1511 - in de Alkmaarse Grote Kerk begraven moet zijn) tot een Noordhollandse familie behoord heeft, die door bastaardij met de van Egmonds verwant was.

Bijlage 1:

upten dach van huijden den IIen dach van Augusto ao XVC ende elve soe zijn vergadert geweest in den name ende ter eeren der heijliger Drievoldicheijt der gebenedider moeder Goeds ende van allen lieven heijligen Jan Jansz Jan Gerijtszoons zoon met zijne vrunden ende maegen ande een zijde ende Soutgen Gerijt Pietersdochter seliger gedachten bij haer hebbende Cornelis Gerijtsz haer oudtste broeder met andere haer vrunden ende magen ter andere zijde. Ende hebben in bijwesen van meesters Reijnier de Jonge Raidt ende Jacob Willem Pijnsz advocaat fijscael alsmede van den vrunden hier over geroupen geaccordeert ende gesloeten gehadt een zeker huwelick tuijschen de voorsz Jan Jansz ende Soutgen Gerijtsdochter voorsz in der manieren ende voorwaerden hier naer gescreven. In den eersten dat de voorsz Jan Gerijtsz mit Jan zijn zone geven sal ende geeft te huwelick die somme van zeventhien hondert Rinsgulden tstuck tot XX stuvers hier inne gekent des voorz Jan Jansz moeders erff dewelck somme de-voorsz Jan Gerijtsz hem bewijst an de partien van goeden ende in gelde hiernae volgende.
Eerst een stuck lants gelegen tot Egmont onlancx bij hem gecoft van Gerijt Sijmensz van Egmont upter Zee om IIIIcXXV Rinsguldens myt V½ Rijnsgulden van wincoop twelck Jan Gerijtsz sculdich sal wesen te vervolen ende goet te maicken in gelde tot seshondert der selver Rinsgulden behoudelic dat deselve Jan Gerijts tselve stucke lants sal moegen lossen tot zijn wille om de voorsz somme van IIIIc XXV Rijnsgulden als V½ Rinsgulden van wincoop voorsz upt welc jaerdach des sal de rente loop hebben na advenant van den selve lossinge. Item noch geeft de voirsz Jan Gerijtsz mit Jan zijn zoon een gerecht IIIen deel van de moelen te Bergen daer aen de erfgenamen van wijlen Gerijt Pietersz. voersz mede een IIIe deel in hebben geldende tselve derdendeel tsiaers XIIII½ Rinsgulden thofgelt daerof gerekent voer drie hondert en dertich der selver Rinsguldens. Item noch geeft de voorsz Jan Gerijtsz mit Jan sijn zoen een leengoet tot Oestgeest bij Leijden geldende tsiaers XXIIII Rinsgulden. thofgelt daer off gerekent tot zeven hondert Rinsguldens welck leengoet de voorsz Jan Gerijtsz beloeft voer gelijcke somme te lossen ende weder naer hem te nemen tot beliefte van de voorsz. Jan Jansz zijn zoon ende Soutgen voorsz up drie jaren de rente altijdt loop hebbende na advenant van de lossinge voorsz. Item noch geeft de voorsz Jan Grijtsz de voorsz Jan zijn zoon an gelde die somme van tseventich der voorn Rinsguldens maickende de voorn partien van landen mit dese pennijngen de voorsz somme van XVIIc Rinsguldens te wetene an lande veerthien hondert tsestich Rinsguldens tien stuvers ende an gelde twee hondert negen en dertich Rinsguldens en tien stuvers. Ende de voorn Soutgen Gerijtsdochter heeft angebrocht tot desen huwelijck al alsulcke goeden als haer in de deelinge ende cavelinge onlancx geschiet haer gemaeckt ende toegedeelt zijn geweest nae vermoegen zekere cedulle van sceijdinge daer of wesende mitsgaders haer paert ende andeel in tgeen datter noch gemeen blijft mit haer broederen te deelen oick al na vermoegen zekere brieven daer of wesende verclarende de pertien voert in hillicxe voorwaerden ende wel besproecken dat die voorsz Jan Jansz de voorsz Soutgen Gerijts dochter tot hoer douarie ende iijfftocht geven ende maicken sal ende mits desen maickt in consent van zijn vader vrunden ende maegen dertich der selver Rinsgulden tsiaers om indien de voorsz Jan Jansz voer Soutgen voorsz oflivich wordt zonder geboorte van hem beiden gecommen achter te laeten deselve XXX Rinsgulden siaers ontfangen te worden bij de voorsz Soutgen uuten goeden van den voorsz Jan Jansz haer leven lanck geduerende ende niet langer of indien gevallen dat men haer tselve sal moegen coepen up eenige stede ufte dorp haer voorsz leven lanck geduerende. Item indien Jan Jansz of Soutgen Gerijtsdochter oflivich wort zonder blijvende blijcke geboorte achter te laeten of mit geboorte, zoe is verspraecken dat een ijgelick mit zijn goeden aff staen sal welverstaende gewijn en verlies halff ende halff en voert alle erffenisse ende after erffenisse naden Zuijthollantschen Recht. Voert ist hillicxe voirwaerden dat Jan Jansz na doot van zijn vader indien hij hem verleeft, sculdich sal wesen weer in te bringen tgunt dat hem in desen huwelick gegeven is om dan mit sijn andere susteren en broederen te deelen paert paerts gelijck behoudelick indien de voorsz Jan Gerijtsz tvoorsz leen nae hem neemt ende tselve lost zoe voer verhaelt is zoe sal tselve leen dan gemeen gedeelt werden bij alle de kinderen van den voorsz Jan Gerijtsz des en sal deselve Jan Jansz na doot van zijn voorsz vader niet meer inbrengen met sijn andere Susteren en broederen dan thien hondert der selver Rinsguldens. Item indien de voorn Jan Jansz oflivich wordt zonder kint of kinderen achter te laeten soe sal de voorn Soutgen nae haer nemen haer voorsz duworie haer voorsz leven lanck geduerende ende voert alle huere cleederen ende cleijnodien tot haer lijve dienende. Item sal desgelijx Jan Jansz indien hij verleeft de voorsz Soutgen zonder kinderen achter te laeten na hem nemen voer uut zijn cleederen cleijnodien harnas ende anders tot zijne lijve dienende. Item ist hillicxe voorwerden ende wel versproocken dat de voorn. Jan Gerijtsz sal moegen disponeren en geven sijn huijs ende huijsraet die hij mitter doot ruijmen sal een van zijne kinderen wie hem dat believen sal zonder dat den geene die hijt geeft of geven sal, dat gehouden sal wesen weder in deelinge te bringen daer selver noch gout inne gerekent en sal wesen. Aldie dinck zonder arch ende list. Ende in kennisse der waerheijt zoe hebben de voorn Jan Gerijtsz ende Cornelis Grijtsz haer handtijckens hieronder gestelt ende oick gebede de voorsz meesters Reijnier ende Jacob Willem Pijnsz oick haer handteijckens hieronder te willen setten, ende oick om der meerdere kennissen willen gebeden Henrijck Grijtsz van Voshol ende Claes Hugesz leenmannen der graeflicheit van Hollandt dese huwelicxe voorwaerden die twee zijn ende daer van elcx een tot hem genomen heeft ende hemluijden te willen bezegelen twelck wij mannen der graeflicheyt voorsz tot haere lieden gerieve gedaen en elcx onse zegelen hieronder an gehangen hebben upten dach ende jaer als boven.

Jan Gerijtz        ; Cornelis (een merk: A) geritz        R. Jonge.

          ;                    Jan Pijnsz.

(perkament, twee afhangende zegels in groene was; het eerste vertoont een schild beladen met een springende vos; ; schildhouder een vogel: randschrift in gothische minuskels: S. henrick-gerrit-z
- het tweede is vrijwel geheel verloren: het vertoonde in een gothische vierpas een schild beladen met een merk. In dorso leest men voorts:
De twee hondert negen ende dertich ponden tien schellingen van twintich stuvers tpont gerekent verclaert int witte desen ende Jan Gerijtsz belooft hadde up te leggen boven zekere partie van goeden aldaer verclaere an gereeden penningen daerof is deselve Jan Jansz voldaen bij een acht onder zijn handteijcken daer of gelevert in handen van den voorsz Jan Gerijtsz ergo hier van tgereet gelt voorsz quitte. Na den overlijden van Jan Gerijtsz mijn vader ontfangen uuten gemeen sterffhuijse noch  tweehondert Rinsgulden, zoe bin ic even hooch Willem Jansz mijn broeder Jan Jansz.
Inventaris no. 23b.)

Bijlage 2:

In den naem des Heeren Amen. Bij desen tegenwordigen openbaeren instrumente zij eenen yegelicken kenlicken ende openbaer hoe dat in den iaere der geboert desselfe ons Heeren Duijsent vijff hondert negen ende veertich in die zevende indictie den XXen Octobris tPausdoms ons alder heijlichste vader in Gode ende onsen heere, heer Pauli bij der golicker voirsichticheijt die derde paeus van dien naeme in sijn vijftiende jaer ende des heijligen Roomschen Rijcke ons aldergenadichsten heere heer Kaerl die vijffde Roomsche keyser van dien naeme altijt vermeerder srijcx. Int negentiende jaer sijnder coronatien ter presentie van mij openbaer notarijs ende getuijgen hier onder gescreven daertoe geroepen ende gebeden in propre persone gecommen zijn, die eersaeme ende discrete Jan Jansz bailliu vander nijeuburch en Sou Gerijtsdochter zijn geechte huysvrouwe gaende staende heur beijder verstant wel ende volcomelicken gebruyckende alst uutwendeliker bleeck. Overdenckende nijet zekerder te zijn dan die doot, en nijet onzeeckerer dan die ure des doots. Begerende te voircommen met haer beijder testamentlicke dispositie. hebben in allen beteren forma rechte wege maniere ende stile soe zij dat vaste doen conden ende mochten, met goeder voirdachticheyt ende vrije wille (soe zij selffs spraken) gemaect geordonneert ende verclaert hem beijden testament ende uuterste wille in manieren hier naer volgende in den eersten instituerende Snel Claesz hun beyder zoon alleen in zijn legitime portie en gerechte kintsdeel dat hem nae bescreven rechte competeert in haer beijder achtergelaeten goeden soe dat tgene hij van hen conthoralen boven sijn voorsz legittime portie hebben off toecommen sal moegen nijet en sal moegen vercopen versetten alieneren ofte belasten in eeniger manieren ten eijnde indien hij offlivich worde sonder kint ofte kinderen achter te laeten dattet selve alsdan commen sal an zijn naeste bloet dan indertijt wesende. ende dit omme sonderlinge duechdelicke redenen ende saecke hemluijden daer toe porrende . die zij ende elck van hen verclaerden van ghenen noode te wesen hier verder te verhalen ende willen medede voorsz conthoralen ende is haer beijder uuterste wille mits desen dat Joost Jans dochter haer beijder dochter nae hem beijder doot indien zij dan in levendiger lijve waer sal besitten en bewoonen haer leven lang geduerende en nijet langer soe verre alst haer belieft thuijs met sijn erve staende achter off beoisten heurluijder erff upte Nijeuwesloot daer Mr Louris de Rectoir nu ter tyt inne woent sonder huijer daer aff te geven mits tselve in raecke ende daeck onderhoudende haer leven lang geduerende off tselve te
moegen verhuyeren tot haer prouffijt, ende een ander huijs daerome huijerende haer beter gelegen ende nae haer doode ende ouerlijdene sal tselve huijs ende erve succederen ende eruen an haer suster ende broeders ofte ander kint ofte kinderen indien douders offlivich waeren inde plaetse van de overleden ouders. ende sal daer en boven mede hebben ende ter vrij eijgen eeuwelicken ende erffelicken behouden alle tander dat zij up haer camer heeft daer zij nu slaept te weten een bedt met zijn toebehoiren, met vier oircussens een spree up haer bedde twee metaelen brantijszer ende voirts alle tander dat up haer camer sal wesen ende daer en boven noch allenen wel mede in tafter in heur beijder achtergelaeten goede gelijck een ander van haer suster ende broeders. willende ende begerende die voorsz conthoralen alle tgunt dat voors en sal achtervolgent ende volbracht worden opte verbuerte van elck zijn portie dat hen zoude moegen competeren in heur beijder achtergelaeten goeden tot behouff van den ghenen die hem bij den uuterste wille volcommen ende dat dese heur beijder testament ende uuterste wille sal stadthouden ende effect sorteren, al ist zoo dat alle solempniteijten van rechten die men in rechte useert daer inne nijet geonderhouden en zijn, welverstaende de mackinge ende donatie reciproca tanderen tijden bij hem conthoralen voir mij notarijs publijck sende zeeckere getuijgen gemaect ende gepasseert in date den achttiensten November XVe drie ende dertich daer off een instrument gemaect is in heur vigeur ende van waerden blijvende ende onvermindert die selve, ende versogten van mij notaris publijck haer hier gemaect ende gelevert te worden een ofte meer openbaer instrument ofte instrumenten inder beste forme. Aldus gedaen binnen der stede van Alcmaer ten woonhuijse van mij notaris publijck int comptoir. in den jaere indictie maente daege uure pausdom ende keijserijcke voersz daer bij ende tegenwoirdich waeren die eersaemen personen Mr. Heijndrick Jeroensz van Cronenburch priester des bisdoms van Uutrecht ende Jan Heijndricxz gezworen bode der stede van Alcmaer als wettige getuigen daer toe geroepen ende gebeden. die insgelijcx tot meerder zeeckerheijt elcx heuren handteijycken hier onder gestelt hebben ten daige ende iaere als boven.
Et ego Theodricus films Augustini de Teylingen clericus Traiectensis diocesis publicus sacra apostolica auctoritate notarius ac per magnificos et praepotentes dominos locum tenentes primatos et consiliarios insignis curie Hagensis comitatus Hollandie admissus et receptus . quia huiusmodi testamentarie dispositioni ordinationi atque extreme voluntatis declarationi omnibusque aliis et singulis dum sic ut premittitur agerentur et fierent una cum prenominatis testibus presens interfui eaque omnia et singula sic fieri vidi sciui et audivi ideo hoc presens publicum instrumentum manu alteri (me interim aliunde altero (?) expedito) fideliter scriptum exinde confeci subscripsi et in hanc publicam formam redegi signoque et nomine meis solitis et consuetis signavi in fidem robur et testimonium omnium et singulorum premissorum rogatus et requisitus.
          Heinric Jeronis presbiter scripsit.
         Jan Heyndricxz.
Als notarismerk een kruis op een heuveltje, in de voet waarvan: Theodoricus de Teijlingen.
(Perkament; inventaris no. 26. In dorso met dezelfde hand als het testament geschreven heeft: "Testament ende uuterste wille van Jan Jansz bailiu van der Nijenburch ende Sou Gerijts dochter sijn huijsfrouw".)

Gemeente Archief Alkmaar:

Regest nr. 244 van 23 sept. 1545:
Jan Janz , baljuw van der Nijenburch, en Bartholomeus Thomasz, leenmannen van de grafelijkheid van Holland, verklaren dat Aechte Almersdr, met Jan Heyndricxsz, gewezen bode en poorter van Alcmaer, haar voogd, bij haar professie heeft opgedragen aan de Oude Hof, 48 ponden à 40 groten Vlaams van de 80 ponden, welke Jan Jansz Buyser haar heeft uitgereikt in mindering van haar ouderlijk versterf, zijnde de overige 32 ponden besteed tot alimentatie van haar broeder Willem Almertsz, die gebrekkig is.
Met 2 zegels.
Oude Hof, inv. nr. 15

================================================================

5.Jan Jansz van der Nijenburg, geb. 1490.  Hij trouwde met Soutgen Gerrits Pietersdr van Amerongen, (dochter van Gerrit Pietersz) ovl. > 20 Mrt 1564.  Jan overleed 11 Nov 1555.
   In Feb. 1507 verwierf hij de investituur ; wegens een van moederszijde geërfd Hollands leen.
   Toen Jan Jansz. de drie ambten na de dood van zijn vader kon pachten betaalde deze doorgaans 550 pond "en daer toe een vat butters van twaelff der selver ponden".
   Hij was baljuw van de Nijenburg, dijkgraaf van Geestmerambacht en burgemeester van Alkmaar.
   De vermelding van zijn geboorte klopt precies met de getuigenis, door hem afgelegd t.o.v. commissarissen van den Hove van Holland op 16 September 1544, waarbij hij verklaarde 54 jaar oud te zijn en reeds 20 jaren in functie als dijkgraaf van het Geestmerambacht.
   Uit stukken blijkt, dat hij ultimo December 1526 van jonker IJsbrant van Schoten, destijds tevens baljuw van Kennemerland het baljuwschap van de Langedijk overnam. De reflectant heette in de betrekkelijke acte "Jan Jansz. van Alcmaer" en hij figureerde dus practisch zonder achternaam, terwijl, toen de Rekenkamer van Holland hem op 21 Juni 1527 het schoutambacht van de Langedijk toestond, hij in de acte kortweg "Jan Jansz." genoemd werd.
   Op 12 Februari 1529 verkreeg "Jan Jansz. baljuw van de Nieuwburg" een leengoed van de Grafelijkheid van Egmond onder Broek op Langedijk ("Stilo Curiae Hollandiae"; tegenwoordig waren als leenmannen zijn beide behuwdbroeders Augustijn van Teylingen en Cornelis Gerijtz., beide mannen van de Grafelijkheid van Holland; zie Algemeen Rijksarchief 's-Gravenhage, Inventaris Leenkamer van Holland, deel 266, litt. C.). Twee jaar tevoren (op 4 November 1525) had hij van Jacob Pietersz. poorter van Alkmaar, ten overstaan van Cornelis Gerijtsz. en Gerijt Henderijcxz. van Voshol, als leenmannen van de Grafelijkheid van Holland 1/6 van de Mangelen in de Reeker onder de ban van Bergen "voor die huijsen van Koedijk" gekocht, waarvan hij het resterende deel zelf reeds bezat.
   De huwelijksvoorwaarden dagtekenen van 2 Augustus 1511. Zij werden tot stand gebracht ten overstaan van Henrijck Gerritsz. van Voshol en Claes Hugesz., als leenmannen van de Grafelijkheid van Holland in het bijzijn van niemand minder dan Mr. Reijnier de Jonge, raad en Mr. Jacob Pijnsz., advocaat-fiscaal in het Hof van Holland en voorts van "den vrunden" van beide zijden, waaronder de vader van de bruidegom en de oudste broeder van de bruid, Cornelis Gerijtsz. De bruid was, zoals de acte het letterlijk uitdrukte Soufgen Gerijt Pietersdochter, in latere stukken ook wel bij de achternaam van Amerongen aangeduid.
   Op 20 Oktber 1549 brachten de echtelieden een mutueel testament tot stand, hetwelk verleden werd ten overstaan van de Alkmaarse notaris Dirk van Teylingen.
   Zie: J. Belonje, afkomst p.47 e.v. en Twee Nyenburgen p.32-34.
   Alkmaarse regesten:
   147. 1532, november 20. Karel, rooms keizer, verleent Jan Jansz., baljuw van de Nyenburg, en Willem Jansz., schout van Alcmaer, octrooi voor de droogmaking van de Achtermeer, op de voorwaarden, zoals die door de regering der stad op 16 juli 1527 zijn gesteld. N.B. Octrooi, en voorwaarden ontbreken. Zie: Algemeen Rijksarchief, Archief Rekenkamer, geluweregister II, fol. 149v.
   Regionaal Archief Alkmaar:

   Particulier
   28 Akte van vestiging door Gerrit Pietersz van een rente van 10,5 rijnsguldens ten lijve van Lysbeth Dircxdr en na haar dood (dan groot 6 rijnsguldens) ten lijve van zijn dochter Soutgen Gerritsdr, 1499. 1 charter

   29 Akte van huwelijkse voorwaarden tussen Jan Jansz en Soutgen Gerrit Pietersdr, 1511, met kwitanties door Jan Jansz voor van zijn vader ontvangen huwelijksgiften. 1 omslag
   N.B. Gedrukt bij J. Belonje, afkomst Bijlage 5.

   30 Akte van vergunning door de vroedschap van Alkmaar voor Jan Jansz en zijn broeder Willem Jansz tot het droogmaken van de Achtermeer onder Alkmaar, 1527. 1 charter

   31 Akte van kwijtschelding door Gerard Jansz, pastoor te IJlst, voor Jan Jansz wegens een lijfrente die deze sedert de dood van hun vader voor zijn broeder betaald heeft, 1527. 1 stuk
   N.B. Gedrukt bij J. Belonje in Carmelus commentarii; zie inv. nr 26.

   32 Akte van geldlening van 700 carolus gulden door Jan Jansz aan Aelbrecht Albout, 1530. 1 charter gecancelleerd

   33 Kwitantie voor Jan Jansz van de stad Alkmaar wegens een lijfrente op zijn zoon Adriaan, 1538. 1 charter

   34 Kwitantie voor Jan Jansz van zijn zoon Jan (zich noemende Jan Gerritsz) wegens de aan deze toegewezen huwelijksgoederen, 1538. 1 stuk
   N.B. Zie inv. nr 58.

   35 Akte waarbij de armhuiszittenmeesters van Alkmaar ten behoeve van Jan Jansz afstand doen van het hun toekomkende krachtens testament van Pieter Gerrits de jonge, zwager van Jan Jansz, 1546. 1 charter

   36 Akte an getuigenis door Marytgen Symonsdr van Veen en Katrijn Heermans, mater en zuster van het oude begijnhof te Alkmaar, op verzoek van Jan Jansz, ter zake van hun bekendheid met meester Gerrit Doeven, priester, zijn broeder Dirck Doeven en zijn zoon Jan Gerritsz (Doeven) alias Jan van Noort, 1548. 1 charter

   37 Testament van Jan Jansz en zijn vrouw Soutgen Gerritsdr 1549. 1 stuk
   N.B. Gedrukt bij J. Belonje, Afkomst Bijlage 6.

   38 Akte van procuratie van Jan Jansz, mede namens zijn vrouw soutgen Gerritsdr en hun kinderen Snel, Adriaan, Vincent,
   Jooste, en Elisabeth, voor zijn zoon Jan (genaamd Jan Gerritsz) om te procederen tegen zijn tante Aeff Jacobsdr (van
   Rozenburg), weduwe van Cornelis Gerritsz (van Amerongen) te Haarlem, 1549. Met een viertal bewijsstukken ten behoeve van dit proces, 1526-1544. 1 omslag

   39 Akte waarbij de erfgenamen van Andries Pietersz ten behoeve van Jan Jansz als man en voogd van Soutgen Gerritsdr afstand doen van de goederen die haar toekomen krachtens het testament van Dieuwer Willems, moeder van Andries Pietersz., 1554. 1 stuk

   40 Akte van schuldbekentenis door de inwoners van het Noord- en het Zuideinde van Schermer wegens een geldlening van Jan Jansz, met aantekeningen omtrent de aflossing, 1554-1558. 1 stuk gecancelleerd

   Ambtelijk
   41 Akte waarbij schepenen en waarschappen van Koedijk Jan Jansz ontlasten van een zekere door hem gegeven borgtocht, 1520. 1 charter

   42 Kwitanties van Magdalena van Werdenberg gravin douairiere en gouvernante van Egmond en de rentmeester van Egmond voor Jan Jansz wegens betaling van de pacht van het baljuwschap van de Nyenburg, 1523-1525, 1546-1549. 1 omslag

   43 Kwitanties van de weduwe van Gerrit van Heemskerk, Claes van Heemskerk en diens weduwe voor Jan Jansz wegens het zesde deel van de pacht van het baljuwschap van de Nyenburg, 1527, 1534, 1538- 1539, 1541, 1545-1549. 1 omslag

   44 Akten van verpachting en opdracht aan Jan Jansz van het schoutambacht en het baljuwschap van Langedijk, 1526-1527. 2 charters

   45 Akten van verpachting door de Rekenkamer van Holland van het dijkgraafschap van Geestmerambacht aan Jan Jansz, met kwitanties voor de betaalde pachtsommen, 1532-1552. 1 omslag

   46 Kwitantie voor Jan Jansz van Remburch Pietersdr, vrouw van meester Thomas van Aardenvest, voor 240 gouden carolus gulden die Pieter Gerritsz de jonge, zwager van Jan Jansz en schoonzoon van Remburch, schuldig was na uitspraak door goede mannen in een geschil over de wederzijdse huwelijksgoederen van Pieter Gerritsz de jonge en Machteld Thomasdr, 1534. 1 stuk

   47 Akten van getuigenis door leenmannen van de grafelijkheid omtrent door hen bijgewoonde zittingen van de vierschaar van de Nyenburg waar door of namens Jan Jansz als baljuw boeten zijn opgelegd, 1536-1541. 4 charters

   48 Aanstellingsbrief door Lamoraal van Egmond van Jan Jansz tot baljuw, kastelein en ontvanger van de Nyenburg, 1542.
   1 stuk
   N.B. Gedrukt bij J. Belonje, Twee Nyenburgen. Bijlage 6.

   49 Aanstellingsbrief door Lamoraal van Egmond voor Jan Jansz als baljuw van Egmond met nadere instructie inzake lopende rechtszaken, waarbij die tegen de moordenaar van de vorig baljuw, 1547. 2 stukken
   N.B. Gedrukt bij J. Belonje, Twee Nyenburgen. Bijlagen 8-9.

   50 Rekening gedaan door Jan Jansz als baljuw van Egmond aan Lamoraal van Egmond over 1546-1549, gekwiteerd door de rentmeester van Egmond 1551. 1 stuk
   N.B. Gedrukt bij J. Belonje, Twee Nyenburgen. Bijlagen 10.

   Renten
   191 Staat van door Jan Jansz met zijn broeders Willem en Hieronimus en anderen van Willem Adriaansz te Alkmaar gekochte lijfrenten en landerijen, 1525. 1 katern

   192 Akte van overdracht door Jan Jansz van een losrente aan Duijff Gerritsdr weduwe van Dirk Pauwels van Amsterdam, gekwiteerd voor de aflossing, 1528. 1 charter

   Huizen en landerijen
   - Alkmaar
   199 Akte van overdracht aan Jan Jansz van een huis, boomgaard en zomerhuis in de vrijheid van Alkmaar door Aeff Jacobsdr van Rozenburg, weduwe Cornelis Gerritsz/van Amerongen en belast met een rente ten behoeve van de capellerie die nu is van de zoon van Neel Jacobs van Zanen, 1545. 1 charter

   200 Akte van overdracht aan Jan Jansz van een huis aan de Nieuwesloot (noordzijde) door meester Gerrit Pietersz, 1546.
   1 charter
   N.B. Zie inv. Van Foreest Rd Bew. (Bijlage I) 50.

   201 Akte van overdracht aan Jan Jansz van land in Huiswaard in de banne van Alkmaar, door Jan Pijnssen, baljuw van Wassenaar, 1547. 1 charter
   N.B. Blijkens een dorsale aantekening is dit land, dat later verkocht werd, met Jan Pijnssen geruild voor land onder Egmond.

   Bergen
   216 Akte van overdracht aan Jan Jansz van een deel van het land de Male in de ban van Bergen, dor Jan Pietersz, 1511. 1 charter

   217 Akte van overdracht aan Jan Jansz van het land de Mangelen in de ban van Bergen bij Koedijk, door Pieter Gerritsz de Jong en Jacob Pieters, 1524-1525. 1 omslag

   218 Akte van hypothecaire geldlening waarbij de kinderen van Jan Jansz het land de Mangelen onder Bergen in onderpand geven, 1557. 1 charter (gecancelleerd) en 1 stuk

   Overige landerijen.
   220 Akte van overdracht aan Jan Jansz van een stuk land in de banne van Bergen (naast de Mangelen), door Gerrit Jansz Coster te Koedijk, 1528. 1 charter

   221 Akte van overdracht aan Jan Jansz van een stuk rietland in de banne van Bergen, door Hendrik Maetsz, 1520. 1 charter

   222 Akten waarbij Jan Jansz van de gemene buren van Bergen het stuk land genaamd de Warlaan in Oudburch in erfpacht krijgt en de erven van Jan Jansz deze erfpacht afkopen, 1532, 1559. 2 stukken

   223 Kwitantie voor Jan Jansz van een stuk land te Bergen op de Nes gekocht van Aelbert Gerritsz Busman, 1533. 1 stuk

   - Broek op Langedijk
   226 Akten waarbij Jan Jansz rechten verwerft op een vierde deel van het Pieter van Sanen leen (van de Graaf van Egmond) in de banne van Broek op Langedijk, 1529, 1531. 2 stukken
   N.B. Zie: J.C. Kort, Repertorium op de lenen van de hofstede Egmond, 1270-1650 in: Ons Voorgeslacht 34e jrg (1979) p. 377-378.

   227 Akte van overdracht aan Jan Jansz van een stuk land in de Huygeweide in de banne van Broek op Langedijk door Aeff en Jacob Bouwens, 1537. 1 charter

   Overige landerijen.
   - Egmond
   228 Akte van overdracht aan Jan Gerritsz van de Maeckelaers weige, de jonckvrouwe van Adrichems weide en vijf akkers zaadland in de banne van Egmond, 1510 met retroacta 1507. 3 charters en 1 stuk

   - Heiloo
   235 Akte van overdracht aan Jan Jansz van een akker zaadland in de ban van Heiloo door Jan Willeborts, poorter van Alkmaar, 1524. 1 charter

   - Koedijk
   326 Akte van overdracht aan Jan Jansz van een stuk land in de Huiswaardergeest in de ban van Koedijk door Hendrik Garbrantsz alias Kuyser, 1534. 1 charter

   - Oudkarspel
   330 Akte van overdracht aan Jan Jansz van een weiland in de ban van Oudkarspel genaamd Oyenland door Hendrik Jansz van Huiswaard, 1535. 1 charter

   - Sint Pancras
   346 Akte van overdracht aan Jan Jansz van een aanwas van een rietbos in de Breesloot aan de noordzijde van de Huygeweid door Dirk Meyersz te Sint Pancras, 1529. 1 charter

   - Warmenhuizen
   349 Akte van overdracht aan Jan Jansz van een half weiland in de ban van Warmenhuizen, door Geryt Heynnxcz te Koedijk 1537. 1 charter

   - Zuid Scharwoude
   352 Akte van overdracht aan Jan Jansz van een stuk land genaamd Remcke Weijt in de ban van Zuid Scharwoude door IJff Reijersz te Koedijk, 1539. 1 charter

   353 Akte van overdracht door Jan Jansz van een stuk land genaamd Remcke Weijt in de ban van Zuid Scharwoude aan Dirck Meijersz te Zuid Scharwoude, 1539.
   Met in dorso aantekening van de termijnbetalingen van de koopsom, 1540-1542. 1 chirograaf.
   Soutgen: Zij heeft, als weduwe, nog enige malen afzonderlijk getesteerd, nl. op 27 November 1559, op 3 Augustus 1560, op 25 Juli 1563 en eindelijk op 20 Maart 1564, telkens voor diezelfde notaris. Bij herhaling noemde zij zich dan "weduwe wijlen Jan Jansz. in zijn leven bailliu van de Nijenburch, poorteresse der stede van Alcmaer" en wonende te Alkmaar "upten hoeck van de papestraet" (De Papestraat is de tegenwoordige Doelenstraat; hij woonde daar aan de oostzijde op de hoek van de Nieuwesloot, welk huis later door jr. A. Studler van Zurck, heer van Bergen (blijkens zijn wapen op het uitstek aangebracht!) verbouwd is: thans een bioscoop).
   Tot lafenis harer ziel riep zij "ad pias causas" een stichting in het leven, waartoe zij een drietal te Alkmaar gelegen "camers" be-stemde, aanvankelijk voor "dije outste ende scamelste vanden bloede van Marij Verlaen saliger gedachten", maar tenslotte ook nog voor haar persoonlijke verarmde relaties en die van haar overleden man.
   Haar portret kennen wij van een oude copie naar een schilderij door Maarten van Heemskerk, tegenwoordig bewaard in het Rijksmuseum Twente te Enschede.
   Regionaal Archief Alkmaar:

   Huizen en landerijen
   - Alkmaar
   202 Akte van overdracht aan Soutgen Gerritsdr weduwe Jan Jansz van een huis aan de Langestraat (zuidzijde) genaamd De Vijf Hamers door Ysbrant Ysbrantsz, 1556, met retroactum 1550. 1 charter en 1 chirograaf

   - Oude Niedorp
   329 Stukken betreffende een leengoed van de grafelijkheid van Holland aan het Verlaat onder Oude Niedorp afkomstig van Soutgen Gerritsdr (echtgenote van Jan Jansz), waarvan Adriaan en Gerard hun gezamenlijk helft hebben verkocht, 1525-1596. 1 omslag
   N.B. Zie: J. Belonje, Afkomst p. 56. noot 29.
   Kinderen:
     21.iJan Jansz van der Nijenburg geb. 1515.
     22.iiGerard Jansz van der Nijenburg geb. 1520.
     23.iiiAdriaan Jansz van der Nijenburg geb. 1522.
      ivSnel Jansz van der Nijenburg.
      vVincent Jansz van der Nijenburg.
      viJooste van der Nijenburg.
     24.viiElisabeth Jansdr van der Nijenburg geb. 1525.

==============================================

E: Archief Alkmaar inventaris familiearchieven Van Foreest, 1422-1979, en Van Egmond van den Nijenburg, 1428-1765.htm

De stukken van de verdere verwanten van Pieter Claesz Paling zijn daarentegen opgenomen in het archief Van Egmond van de Nyenburg als door huwelijk aangekomen bij Jan Jansz, baljuw van de Nyenburg. Deze was in 1523 zijn vader Jan Gerritsz opgevolgd als pachter van het baljuwschap. Jan Gerritsz, wiens grootvader wellicht een bastaard van Egmond was, was tot baljuw aangesteld door Jan, de eerste graaf van Egmond toen deze het kasteel Nyenburg met het daarbij behorende land in pand nam van de grafelijkheid van Holland. De Nyenburg onder Oudorp was de noordelijkste van de drie dwangburchten die graaf Floris V bij Alkmaar stichtte tegen de Westfriezen. Evenals van de beide anderen, Middelburg en Torenburg, zijn er slechts grondsporen van overgebleven. De lotgevallen van de Nyenburg die in 1517 grotendeels verwoest werd, zijn beschreven door Mr J. Belonje in samenhang met het latere Nyenburg onder Heiloo dat met de oude burcht slechts de naam gemeen heeft 5). Belonje citeert daar evenals in zijn eerder vermelde genealogische publicatie uitvoerig uit de vele in deze inventaris beschreven charters die toen onder de heer B. van der Feen de Lille berustten. Jan Gerritsz en Jan Jansz pachtten dus het baljuwschap en andere lucratieve ambten, van de graven van Egmond. Van enige toch bestaande verre familieverhouding is daarbij echter geen sprake, maar wel behoorden zij tot de kleine machtige en rijke bovenlaag van de Alkmaarse maatschappij met verbindingen naar de rest van Holland en elders, zoals blijkt uit de door Belonje beschreven noot lotgevallen van de vele kinderen in het gezin van Jan Gerritsz.
Jan Jansz woonde als baljuw al niet meer op het kasteel dat reeds voor de verwoesting vervallen moet zijn geweest, maar in de stad. Aldaar bewoonde hij een huis op de hoek van de Nieuwesloot en de (tegenwoordige) Doelenstraat, dat met van het slot afkomstige stenen was gebouwd. Later diende het tot woning voor de Heren van Nassau Bergen; thans is in het pand een bioscoop gevestigd. Nog voor Jan Jansz dood in 1555 heeft Keizer Karel V als graaf van Holland het pandschap van Lamoraal van Egmond ingelost en een andere baljuw aangesteld. Het baljuwschap van de Nieuwburgen zoals het later genoemd werd was een eigen leven gaan leiden als rechtsgebied. Meer dan eens zouden nazaten van Jan Jansz het ambt van baljuw van de Nieuwburgen bekleden; de gebroeders Jan Jansz en Adriaan Jansz van de Nyenburg en hun zwager Cornelis (Jan Mourijnsz) van de Nyenburg 6). De nog aanzienlijke restanten van het kasteel hadden voor de grafelijke domeinen geen waarde meer en men was dus bedacht op verkoop van de bouwval.
Nadat een transactie met de stad Alkmaar geen doorgang vond werd hetland genaamd Hofweide of Schaapsvenne met de Nyenburg in 1556 in eigendom overgedragen aan Adriaan Jansz van de Nyenburg en Cornelis Jansz, resp. zoon en broeder van de vroegere baljuw. Hun gemeennschappelijk bezit is tot 1618 onverdeeld gebleven en daarna aan Jacob van Foreest, gehuwd met Maria, natuurlijke dochter en enig kind van Adriaan Jansz van de Nyenburg en diens nakomelingen vererfd. Eerst in 1789 is het laatste perceel van het oude land van de Nyenburg door Maria Eva de Dieu-van Foreest verkocht.
5) J. Belonje, De twee Nyenburgen (Wormerveer 1956).
6) C.W. Bruinvis, Het baljuwschap van de Nieuwburgen, in:
Algemeen Nederlands Familieblad jrg 16 (1903) k. 1-4 is ten deze onvolledig, vgl. J. Belonje, Twee Nyenburgen p. 53 noot 31.

Avez-vous des renseignements supplémentaires, des corrections ou des questions concernant Jan II van Egmond van de Nijenburg baljuw van de Nieuwburg?
L'auteur de cette publication aimerait avoir de vos nouvelles!


Barre chronologique Jan II van Egmond van de Nijenburg baljuw van de Nieuwburg

  Cette fonctionnalité n'est disponible que pour les navigateurs qui supportent Javascript.
Cliquez sur le nom pour plus d'information. Symboles utilisés: grootouders grand-parents   ouders parents   broers-zussen frères/soeurs   kinderen enfants

Avec la recherche rapide, vous pouvez effectuer une recherche par nom, prénom suivi d'un nom de famille. Vous tapez quelques lettres (au moins 3) et une liste de noms personnels dans cette publication apparaîtra immédiatement. Plus de caractères saisis, plus précis seront les résultats. Cliquez sur le nom d'une personne pour accéder à la page de cette personne.

  • On ne fait pas de différence entre majuscules et minuscules.
  • Si vous n'êtes pas sûr du prénom ou de l'orthographe exacte, vous pouvez utiliser un astérisque (*). Exemple : "*ornelis de b*r" trouve à la fois "cornelis de boer" et "kornelis de buur".
  • Il est impossible d'introduire des caractères autres que ceux de l'alphabet (ni signes diacritiques tels que ö ou é).

Parenté Jan II van Egmond van de Nijenburg baljuw van de Nieuwburg

Les sources

  1. rob_gomes.ged

Événements historiques

  • En l'an 1555: Source: Wikipedia
    • 24 février » abdication de Charles Quint.
    • 25 mars » fondation de la ville de Valencia, au Vénézuela.
    • 25 septembre » paix d'Augsbourg entre catholiques et protestants.
    • 29 septembre » paix d'Augsbourg. Paix entre les États luthériens et les États catholiques allemands.
    • 25 octobre » abdication de Charles Quint.


Même jour de naissance/décès

Source: Wikipedia


Sur le nom de famille Egmond van de Nijenburg


Lors de la copie des données de cet arbre généalogique, veuillez inclure une référence à l'origine:
Richard Remmé, "Genealogy Richard Remmé, The Hague, Netherlands", base de données, Généalogie Online (https://www.genealogieonline.nl/genealogie-richard-remme/I212541.php : consultée 28 avril 2024), "Jan II van Egmond van de Nijenburg baljuw van de Nieuwburg (1490-1555)".