Woudwyk Genealogía » Sjoert Sjoerd Syurt Suffridum Suffridus Sijvert Syuert Tades Hoppers Hopperus Hopper ,De familie Hoppers, was een vooraanstaande familie die een state bezat in Hemelum, Friesland

Personal data Sjoert Sjoerd Syurt Suffridum Suffridus Sijvert Syuert Tades Hoppers Hopperus Hopper ,De familie Hoppers, was een vooraanstaande familie die een state bezat in Hemelum, Friesland 


Household of Sjoert Sjoerd Syurt Suffridum Suffridus Sijvert Syuert Tades Hoppers Hopperus Hopper ,De familie Hoppers, was een vooraanstaande familie die een state bezat in Hemelum, Friesland

He is married to Rigtje Rixt Rixt(ia) Rixtje Feyckesdr Rycxt Feijckesdr Piersma.

They got married in the year 1520, he was 30 years old.


Child(ren):



Notes about Sjoert Sjoerd Syurt Suffridum Suffridus Sijvert Syuert Tades Hoppers Hopperus Hopper ,De familie Hoppers, was een vooraanstaande familie die een state bezat in Hemelum, Friesland

Sjoerd Tades Hoppers; born about 1490, died after 1537.
Married (1) about 1520, Rycxt Feijckesdr Piersma.
Married (2) about 1522
83843  unknown.
http://www.van-diemen-de-jel.nl/Genea/Fam_frame.html 


------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


Wilhelmin a van Adrichem had een ongehuwde zuster,
een vrome en geleerde non in het klooster Nazareth te
Beverwijk, voor wie zij te samen met één harer dochters
i n de kerk te Beverwijk een zerk, met een uitvoerige
inscriptie deed plaatsen (1), want wij vinden aldaar een
steen met een thans uitgesleten wapenschild, door een
krans omgeven en daaronder de inscriptie (2):
Deo dicatae doctissemaeq(ue) (virgi)ni Corneliae ab
Adrichem fi(l)iae Arno l ab Adrichem et Agathae Suys
soror i charissimae ac amitae colendae cu(m) lachrymi s
posuit moesta (so)ror officiosa neptis vixit annos
plus minus X L V U excessit e vivis sexto nonas Quin -
tili s anno MDXLIIJ .
De nicht, die met hare moeder deze inscriptie deed aanbrengen, was waarschijnlijk de oudste dochter, die met haar
neef Suys was gehuwd ; omtrent dit geslacht het volgende:
Daar de moeder van Agatha Suys volgens een kwar -
tieropgave Van der Burch heette, is hier blijkbaar bedoeld
Johanna van der Burch , dochter van Jan Willemszoon van
der Burch , wiens volle neef Jan Gerritszoon van der
Burch, heer van het hui s Ter Burch onder Rijswijk (3), bij
zijn kinderloos overlijden i n 1474 deze heerlijkheid heeft
opgedragen aan zijn neef Pieter Suys, ambachtsheer i n
Grysenoort, i n 1486 met het huis Ter Burch verleid (4) en
i n 1501 te Rijswijk begraven.
Pieter Suys en Johanna van der Burch hadden een
zoon Daniël Suys, begraven i u de St.-Lievens-Monsterker k te Zierikzee, die een dochter van zijn volle nicht
V a n Adrichem trouwde, met name Maria Bloxcen van
Burgh . Haar broeder Antoni s van Burgh , burgemeester
van Zierikzee i n 1560 , werd heer van Adrichem , welk ;
kasteel hij fraai deed herbouwen i n 1560, en overleed i n
1579 te Dordrecht, i n welke stad.zijn, aldaarten vorigen jare
overleden vrouw, Cornelia Schiltmans, te huis behoorde.
Zij was een dochter van Cornelis Schiltmans, overl 1535,
oud 32 jaar , en van Elisabeth Oem, overleden zeer bejaard i n 1575 (5).
Hiermede zijn de kwartieren van vaderszijde op het
Beverwijksch kwartierbord voorkomend afgehandeld en
komen wij to t de alliantie Oudewerve — Hoppers en de
kwartieren van moederszijde. Wi j zullen daarbij zien, dat
de in het Haagsche bosch omgekomen wildeman van
vadersmoederszijde uit zeer verdienstelijke en geleerde
mannen gesproten was. |
I n een artike l getiteld „Grafschriften i n Friesland",
voorkomend i n de Ned. Heraut 1890, blz. 238, wordt
vermeld het met zijn wapen en portret i n koper versierde
grafmonument (6) van Gregorius Bertolff, eersten voorzitter
van het Ho f van Friesland en raad van Keizer Kare i V ,
wiens grafschrift luidt : „Hi c situs est Dns Gregorius
Bertolff vi r clarissimus Frisiae praeses primus invictiss.
(1) Deze inscriptie is niet gelijk aan het grafschrift, hetwelk de bedoelde
non. tevens latijnsch dichteres, voor zien zelve dichtte en dat te vinden
is m de „ Aanteekeningen betreflende eeuige Haarlemsche Geslachten"
door Jhr . van Sasse van IJsselt, blz. 14.
(2) De tusschen haakjes geplaatste letters, die steeds aan het eind
of aan het begin van een regel voorkomen, zijn onleesbaar, evenals
die welke door puntjes zijn vervangen.
(3) Niet te verwarren met de bovengenoemde Zeeuwsehe heerlijkheid.
(4) Zie de genealogie Van der Burch bij Ferwerda (7e en 8e generatie) alsmede een artikel over de Hervorming te Rijswijk in het
Tijdschrift „Bisdom Haarlem" 1898.
(5i Zie het geslacht Oudewerve in het A N. Familieblad, waar in
een noot op de overeenkomst tusschen de wapens van Schiltmans
en Oem wordt gewezen
(6) in de Jacobinekerk te Leeuwarden
 
Caesaris Caroli quinti consiliarius Utr . Jur . Li c artiu m
magister patria Lovaniensis decessit anno 1527, febr. 24".
De schrijver van bedoeld artike l i u De Heraut, baron van
Breuge l Douglas, deelt uit een oude manuscript-genealogie
mede, dat Gregorius de achterkleinzoon was van een burge -
meester van Ake n en dat de stamboom aanving me t
„Raoul de Bertolff, chevalier vivant en 1229". Den toenaam
Van Belven zal dit geslacht ontleend hebben aan een
klei n plaatsje van dien naam, een weini g ten noorden
van Ake n gelegen; sommige takken schijnen zich uitsluitend Va n Belven te hebben genoemd.
De moeder van den president Bertolff, moet volgens
het Beverwijksche kwartierbord een Scriboni geweest zijn ;
.baron van Breugel Douglas verwar t blijkbaar de moeder
met de vrouw van den president, waar hij zegt dat zij
van Edingen of van Dedingen genoemd wordt. Va n Dedingen is blijkbaar een verkeerde lezing voor Van Aedingen ;
het Beverwijksche kwartierbord spreekt van Adingen
alias van Aelst, terwijl op de tombe van het echtpaar
Oudewerve-Hoppers te Zierikzee Edingen alias van Aels t
moet gestaan hebben (1).
Gregorius' dochter Catharina (2) Bertolff is gehuwd
met Joachim Hoppers , heer van Dalem , geboren te
Sneek 11 Nov. 1523, overl. te Madri d 25 Dec. 1576, den
bekenden en geleerden raadsheer i n de Grooten Raad van
Mechelen, waar hij later zijn vriend en landgenoot Vigliu s
van Zwichera van Ayta , als voorzitter is opgevolgd, om
i n 1566naar Spanje te vertrekken als Raad voor de
Nederlandsche Zaken, bij welke gelegenheid de koning
hem ridder maakte en hem de heerlijkheid Dalem schonk.
N a Joachim's dood keerde diens weduwe met 7 kinderen,
drie zoons en vier dochters, naar Nederland terug. Eén
-van deze-dochters, Regista-Hoppers,--werd* de vrouw-va n
Cornelis van Burg h genaamd van Oudewerve, heer van
Burg h en van Adrichem, i n 1588 burgemeester van
Zierikzee, overleden i n 1618 op het kasteel Adriche m
bij Beverwijk, doch begraven te Zierikzee onder een
prachtige tombe (3), waaronder i n Sept. 1592 reeds zijn
vrouw was bijgezet en waarop hu n beider wapens en
gezamenlijke 8 kwartieren stonden uitgehouwen. Over
hun nakomelingen hebben wij boven alreeds gehandeld;
men kan die vollediger i n het meergemelde artike l
i n het Familieblad vinden. Wi j moeten echter, alvorens
van dit wapenbord af te stappen, nog even terugkeeren
tot de voorouders van Joachim Hoppers.
Joachim Hoppers was een zoon van Sjoerd Hoppers,
die tot een oud Friesch geslacht moet behoord hebben
en wiens moeder, blijkens de kwartieren van zijn dochter,
eene Jongema was. Joachim's moeder heete Rigtj e Piersma ;
zij was een dochter van Feiko Piersma, burgemeester
van Sneek, en van Tieth Jaringa, zuster van Doede
Jaringa, wiens nakomelingen zich Dodoëns of Dodoneus
(ook wel Dodonaeus) schijnen genoemd te hebben als
veriatijnsching van Doedeszoon. Bij Rietstap A . G., I , 546,
vindt men dan ook een Friesch geslacht Dodoëns, hetwelk het wapen van Jaringa voerde, terwij l Va n der A a
i n het artike l over Hoppers, melding maakt van diens
bloedverwanten Dionysius Dodonaeus en Rembertus Do -
donaeus, waarschijnlijk volle neven van zijn moeder,
(1) Zie „Het geslacht Oudewerve" in het A. N. Familieblad.
(2) Het Familieblad zegt Christina.
(3) Thans niet meer aanwezig, slechts bekend uit een afbeelding
welke in 1894 in het bezit van den heer Vorsterman van Oyen waB.


https://www.knggw.nl/wp-content/leeuw/1901-8-116.pdf 


 


Wilhelmina van Adrichem tenía una hermana soltera,
una monja piadosa y erudita en el monasterio de Nazaret te
Beverwijk, para quien ella y una de sus hijas
en la iglesia de Beverwijk una lápida, con un elaborado
inscripción hizo lugar (1), porque allí encontramos un
piedra con un escudo de armas ahora gastado, por un
corona rodeada y debajo de ella la inscripción (2):
Deo dicatae doctissemaeq(ue) (virgi)ni Corneliae ab
Adrichem fi(l)iae Arno l ab Adrichem et Agathae Suys
soror i charissimae ac amitae colendae cu(m) lachrymi s
posuit musta (so)ror oficiosa neptis vixit annos
más menos X L V U exceso e vivis sexto nonas Quin -
tili s anno MDXLIIJ .
La sobrina que hizo esta inscripción con su madre era probablemente la hija mayor, que había
el primo Suys estaba casado; sobre este género lo siguiente:
Ya que la madre de Agatha Suys según un cuarto -
declaración de nivel se llamó Van der Burch, aparentemente significa aquí
Johanna van der Burch, hija de Jan Willemszoon van
der Burch, cuyo primo hermano Jan Gerritszoon van der
Burch, señor de la casa Ter Burch bajo Rijswijk (3), en
su muerte sin hijos en 1474 tiene esta gloria
dedicado a su primo Pieter Suys, maestro artesano en n
Grysenoort, seducido en 1486 con la casa Ter Burch (4) y
Enterrado en Rijswijk en 1501.
Pieter Suys y Johanna van der Burch tuvieron una
hijo Daniël Suys, enterrado en St.-Lievens-Monsterker k en Zierikzee, que era hija de su prima hermana
V a n Adrichem casado, llamada Maria Bloxcen van
burgo Su hermano Antoni s van Burgh, alcalde
van Zierikzee en 1560, se convirtió en señor de Adrichem, que;
castillo que reconstruyó bellamente en 1560, y murió en n
1579 en Dordrecht, en qué; ciudad se encuentran, allí en años anteriores
esposa fallecida, Cornelia Schiltmans, pertenecía a la casa.
Era hija de Cornelis Schiltmans, murió en 1535,
de 32 años, y de Elisabeth Oem, muerta muy anciana en 1575 (5).
Con esto, los cuartos del lado del padre están en el
Cuarto de tablero de Beverwijk debidamente tratado y
llegamos a la alianza Oudewerve — Hoppers y de
cuartos del lado de la madre. Veremos eso
el salvaje que murio en la furgoneta haagsche bosch
lado de la madre paterna de muy merecedor y erudito
hombres habían sido fusilados. |
En un artículo titulado "Graphschrifts in Friesland",
ocurriendo en el Ned. Herald 1890, página 238, se convierte en
mencionarlo decorado con su escudo y retrato en cobre
monumento funerario (6) de Gregorius Bertolff, primer presidente
de la Corte de Frisia y consejo del emperador Kare I V,
cuyo epitafio dice: „Hi c situs est Dns Gregorius
Bertolff vi r clarissimus Frisiae praeses primus invictiss.
(1) Esta inscripción no es lo mismo que el epitafio, que el pretendido
no. también poetisa latina, preverse la poesía y encontrarla
está en las "Notas sobre las familias Eeige Haarlemse"
por jr. van Sasse van IJsselt, página 14.
(2) Las letras entre paréntesis, que siempre aparecen al final
o aparecen al principio de una línea son ilegibles, así como
los reemplazados por puntos.
(3) No debe confundirse con la gloria de Zelanda antes mencionada.
(4) Véase la genealogía de Van der Burch en Ferwerda (séptima y octava generación), así como un artículo sobre la Reforma en Rijswijk en el
Revista "Diócesis de Haarlem" 1898.
(5i Véase el género Oudewerve en A N. Familieblad, donde en
una nota sobre la similitud entre las armas de Schiltmans
y se señala Oem
(6) en la Iglesia jacobina de Leeuwarden
 
Caesaris Caroli quinti consiliarius Utr. jr. Li c artio m
magister patria Lovaniensis decessit anno 1527, feb. 24".
El autor del artículo mencionado es De Heraut, baron van
Breuge l Douglas, compartiendo una antigua genealogía manuscrita
también que Gregorius era el bisnieto de un burgués-
maestro de Aken y que el árbol genealógico me inició t
"Raoul de Bertolff, chevalier vivant en 1229". El apellido
Van Belven habrá derivado este género de un
pequeño pueblo de ese nombre, un poco al norte
ubicado de Aken; algunas ramas parecen haberse llamado solo Van Belven.
La madre del presidente Bertolff, según
el cuarto de tablero de Beverwijk puede haber sido un Scriboni;
.baron van Breugel Douglas aparentemente confunde a la madre
con la esposa del presidente, donde dice que ella
van Endingen o van Dedingen. Van n Dedingen es aparentemente una interpretación errónea de Van Aedingen;
el barrio de Beverwijk habla de Adingen
alias van Aelst, mientras sobre la tumba de la pareja
Oudewerve-Hoppers en Zierikzee Edingen alias van Aels t
debe haber estado de pie (1).
La hija de Gregorius Catharina (2) Bertolff está casada
con Joachim Hoppers , señor de Dalem , nacido en
Sneek 11 de noviembre. 1523, murió. en Madrid el 25 de diciembre 1576, guarida
consejero de conocidos y eruditos en la furgoneta Grooten Raad
Mechelen, donde más tarde conoció a su amigo y compatriota Vigliu s
van Zwichera van Ayta, sucedió como presidente, para
en 1566partir hacia España como Consejo para la
Asuntos holandeses, ¿en qué ocasión el rey
lo hizo caballero y le otorgó la gloria de Dalem.
Después de la muerte de Joachim, su viuda regresó con 7 hijos,
tres hijos y cuatro hijas, de regreso a los Países Bajos. A
-de estas-hijas, Regista-Hoppers,--se convirtió en la esposa de n
Cornelis van Burg h llamó a van Oudewerve, señor de
Burg h en van Adrichem, alcalde de en 1588
Zierikzee, murió en 1618 en el castillo Adriche m
cerca de Beverwijk, pero enterrado en Zierikzee bajo un
hermosa tumba (3), incluso en sept. 1592 ya sea
mujer fue enterrada y en el que tanto sus armas y
Se tallaron 8 cuartos de articulación. Sobre
sus descendientes ya los hemos tratado anteriormente;
uno puede encontrarlo más completo en el artículo mencionado anteriormente l
en la Familiablad. Sin embargo, debemos antes
bájate de este tablero de armas, vuelve por un tiempo
a los antepasados de Joachim Hoppers.
Joachim Hoppers era hijo de Sjoerd Hoppers,
que debe haber pertenecido a una antigua familia frisia
y cuya madre, según los cuartos de su hija,
era una mujer joven. La madre de Joachim se llamaba Rigtje e Piersma;
era hija de Feiko Piersma, alcalde
van Sneek, y de Tieth Jaringa, hermana de Doede
Jaringa, cuyos descendientes son Dodoëns o Dodoneus
(también llamado Dodonaeus) parecen haber sido mencionados como
Homenaje a Doedeszoon. En Rietstap A. G., I, 546,
también se encuentra una familia frisona de Dodoëns, que llevaba el escudo de armas de Jaringa, mientras que Van der A a
en el artículo sobre Hoppers, menciona su
parientes de sangre Dionisio Dodonaeus y Rembertus Do -
donaeus, probablemente primos carnales de su madre,
(1) Véase "El género Oudewerve" en A. N. Familieblad.
(2) The Family Magazine dice Christina.
(3) Ahora ya no está presente, solo se conoce a partir de una imagen.
que estaba en posesión del Sr. Vorsterman van Oyen en 1894.


---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


Hoppers SIGNIFICADO Y DEFINICIÓN
Hoppers (Joachim) o Hopperus, descendiente de una antigua familia frisia, cuyo antepasado Ivo tenía considerables posesiones al oeste de Stavoren en 1350, mientras que sus descendientes se establecieron en un castillo en Hemelum, era un excelente abogado holandés y nació en Sneek den.11 Noviembre de 1523. Perdió prematuramente a sus padres, por lo que su abuelo Feike Piersma, alcalde de Sneek, se hizo cargo de su educación. Hizo buenos progresos y fue enviado a Haarlem a la edad de 13 años, donde se desarrolló aún más bajo la guía de Cornelius Crocus, partidario de los jesuitas y aceptado en su orden por el mismo Loyola. Después de una estancia de cuatro años en Haarlem, estudió derecho y filosofía en Lovaina, asistió a universidades en París y Orleans y, rechazando un viaje planeado a Italia, regresó a Lovaina en 1549, donde obtuvo una licenciatura en derecho. , luego a extraordinario y en 1554 a profesor titular.


Sus conferencias sobre el "Timeo" de Platón fueron muy aclamadas y pronto la regente Margarita lo nombró miembro del Gran Consejo de Malinas, encabezado por su compatriota y amigo Viglio de Ayta. Más tarde se vio ascendido a presidente y también se convirtió en miembro del Consejo Secreto de Bruselas. Se distinguió por la moderación y la paciencia, y siempre favoreció las medidas blandas, aunque también hay quienes le reprochan la debilidad de carácter hacia el Gobernador, lo que le valió el apodo de "Oui Madame!" En 1561 se le confió la fundación del colegio universitario de Douay, y en 1566 partió hacia Madrid para hacerse cargo de la administración de Asuntos Holandeses. fue muy apreciado por Felipe II, se convirtió en guardián del sello del rey, dio muchas muestras de sinceridad y discreción, pero señaló en vano las mejores formas de sofocar la revuelta en los Países Bajos. El rey lo nombró señor de Dalem, le otorgó el derecho de caza libre en Gaasterland y más tarde lo elevó a caballero de Golden Spur. Murió en Madrid el 15 de diciembre de 1575.


El juicio de Hoppers como estadista y estudioso del derecho es muy diferente. Parece que, aunque preocupado por la triste situación de su patria, no tuvo suficiente influencia en la corte española para mejorarla. De sus escritos mencionamos: “De juris arte libri III etc. (1553)”, — “Ad Justinianum de obligacionibus libri V (1553)”, y “Dispositio in libros Pandectarum (1558)”. Después de su muerte: “Isagoge in veram jurisprudentiam libri XVIII (1580)”, — “Seduardus, sive de vera jurisprudentia libri XII, — Themis hyperborea sive de tabula regum Frisiae, — Ferdinandus, sive de Institutione principis (1590)”, — " Paráfrasis en Psalmos Davidicos etc. (1591)", — "Recueil et mémorial des disturbs des Pays-Bas du Roy (1773, en "Analecta Belgica" de Hoynck van Papendrecht}'', — y el muy importante "Joachimi Hopperi Frisii Epistolae ad Viglium ab Aytta Zwichemum etc. (1765)”, mientras que los manuscritos de Hopperus todavía se pueden encontrar aquí y allá.


https://www.ensie.nl/winkler-prins-1870/hoppers 


------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


 Elisabeth Michiels Scribaens
Armes : coupé 1e de gueules 2e d'argent (3 feuilles sinople - branche) selon Rouwbord Grote Kerk Beverwijk Ouwewerve - Hoppers et tombe Michael Scribaens en l'Eglise St Pierre (+1504) à Louvain.


Sur la tombe de Scribaens en l'Eglise St Pierre à Louvain: coupe 1e plein 2e un feuille de vigne avec la brance en bas ( druivenblad met den steel benedenwaards selon De Navorscher) b


Rouwbord Ouwewerve Hoppers en la Grote Kerk à Beverwijk:


9. Hoppers:'m blauw een pelikaan i n zijn nest met jongen,
alles van goud (volgens Rietstap zijn de vogels van zilver,
het nest van. goud).
10. Jongema: gedeeld, 1 i n goud eenzwarte halvedubbeladelaar,
uitgaande van de deellijn, 2 i n goud drie zwarte
zespuntige sterren boven elkander (volgens Rietstap A. G.
zijn de kleuren van de linker-helft omgekeerd)
1 1. Piersma: gedeeld, 1 i n goud een zwarte halve dubbeladelaar,
uitgaande van de deellijn, 2 doorsneden, a i n
blauw een gouden ster, b i n goud een zwarte ster
(evenzoo R. A . G.).
12. Jaringa: i n blauw 2 sterren en een wassenaar, alles
van goud (volgens Rietstap A . G. zijn> de sterren van
zilver).
13. Bertholffvan Bé;lvcn: i n zwar t een klimmende eenhoorn
van goud (volgens Rietstap, blz. 185, voert Bertolff de
Belven, Ai x la Chapelle, Pays de Liège, den eenhoorn
gezeten, en is deze van zilver met gouden hoorn ; daarentegen
beschrijft Rietstap, blz. 160, het wapen van Belven,
Westphalie, geheel zooals het op het Beverwijksche
wapenbord voorkomt).
14. Scriboni: doorsneden, de bovenhelft rood, de benedenhelft
van zilver, beladen met drie zwarte figuren, welke elk
u it drie samen verbonden bladeren schijnen te bestaan,
met dien verstande dat telkens het middelste blad omlaag
is gericht en de beide andere zijwaarts (niet bij Rietstap).
15. Adingen alias van Aelst: i n zwart drie gouden kepers
(niet bij Rietstap, ook niet op Edingen, noch op Va n
Aelst).
16. Boeninc: doorsneden 1 i n blauw een gouden ster, 2
licht-blauw (?) effen. Volgens Rietstap A . G., I , blz. 227,
is de benedenhelft van zilver ; hij noemt het geslacht
Boeninx (Hollande).
Op wien het rouwbord betrekking heeft is niet geheel
duidelijk, source De Nederlandsche Leeuw, jaargang 19 (1901), p 7.


 


https://www.genealogieonline.nl/genealogie-peeters-rouneau/I55315.php 


 


Elisabeth Michiels Scribaens
Armes : coupé 1e de gueules 2e d'argent (3 feuilles sinople - branche) selon Funeral board Great Church Beverwijk Ouwewerve - Hoppers et tomb Michael Scribaens and l'Eglise St Pierre (+1504) à Louvain.


Sur la tombe de Scribaens en l'Eglise St Pierre à Louvain: coupe 1st plein 2nd un feuille de vigne avec la brance en bas (hoja de vid con el tallo hacia abajo selon De Navorscher) b


Junta funeraria Ouwewerve Hoppers y la Grote Kerk à Beverwijk:


9. Hoppers: pelícano azul en su nido con crías,
todo de oro (según Rietstap los pájaros son de plata,
el nido de. oro).
10. Young Ma: dividido, 1 en oro, una media águila negra,
a partir de la línea divisoria, 2 en oro tres negro
estrellas de seis puntas una encima de la otra (según Rietstap A. G.
los colores de la mitad izquierda están invertidos)
1 1. Piersma: dividida, 1 en oro una media águila doble negra,
a partir de la bisectriz, 2 secciones, a i n
azul una estrella dorada, b i n oro una estrella negra
(así como R.A.G.).
12. Jaringa: en azul 2 estrellas y awasaar, todo
de oro (según Rietstap A . G. son > las estrellas de
plata).
13. Bertholffvan Bélvcn: de negro un unicornio trepador
de oro (según Rietstap, p. 185, Bertolff de
Belven, Ai x la Chapelle, Pays de Liège, el unicornio
sentado, y es de plata con cuerno de oro; por otra parte
describe Rietstap, página 160, escudo de armas de Belven,
Westphalie, enteramente como está en Beverwijksche
escudo de armas).
14. Scriboni: corte, mitad superior roja, mitad inferior
de plata, cargado con tres figuras negras, cada una de las cuales
de tres hojas conectadas entre sí parecen consistir,
siempre que cada vez que se baje la hoja central
está dirigido y los otros dos hacia los lados (no con Rietstap).
15. Adingen alias van Aelst: tres sargas doradas en negro
(ni en Rietstap, ni siquiera en Enghien, ni en Van
Aelst).
16. Boeninc: corte 1 en azul una estrella dorada, 2
azul claro (?) sólido. Según Rietstap A. G., I, página 227,
es la mitad inferior de plata; él lo llama género
Boeninx (Holanda).
No está del todo claro a quién se refiere el signo de luto
claro, fuente De Nederlandsche Leeuw, volumen 19 (1901), p 7.


--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


Stinze-Stiens
BLOGAGENDASTINZENFLORASTIENSHORATONELPAKHSINFORMACIÓN


Christine Bertolf y Dodonaeus Networks en el siglo XVI


Crisantemo. peruntanum. Dodonaeus R., Florum et coronariarum odoratarumque nonnullarum herbarum historia, Altera editio (1569)


En el siglo XVI ya había muchos jardines de aficionados y coleccionistas de plantas en Europa. No solo los príncipes y la nobleza poseían tales jardines, sino también ciudadanos prominentes. Estos propietarios de jardines trataron de obtener la colección de plantas más grande y hermosa de su jardín. Este período también marcó el comienzo de los libros de hierbas 'modernos' (el herbolario alemán Brunfels publicó su libro de hierbas en 1531, seguido por Bock y Fuchs, y un poco más tarde Dodonaeus, de Lobel y Clusius, los tres nacidos en el sur de Holanda) . Las especies de plantas especiales eran raras, a veces venían de lejos y también eran caras. Por lo tanto, las plantas fueron robadas regularmente. Necesitabas una red de contactos bien desarrollada para obtener especies especiales. Hubo un animado intercambio de material vegetal,Además de Europa, las plantas se originaron en Asia Menor y América del Sur (Indias Occidentales) y las Indias Orientales, la actual Indonesia. Las plantas de América del Sur llegaron a los Países Bajos a través de España, entre otros.


Una fuente de conocimiento sobre esta época son los libros de herbolario. Aquí prestaremos atención a la información de algunos libros escritos por Dodonaeus y nos familiarizaremos con una pequeña parte de su red. En un blog anterior se prestó atención a la posible relación entre Viglius y el Ayttablomke (Winteraconite). Luego escribí que era muy posible que Viglius conociera a Dodonaeus. Un estudio más detenido, también en relación con el tema descrito aquí, muestra que Viglius ciertamente conocía a Dodonaeus.


Historia Frumentorum, Leguminum: Dodonaeus y Viglius


Rembertus Dodonaeus (1517-1585), 35 años. Dodonaeus R., Cruydeboeck (1554).


Después de que Dodonaeus publicara su Cruydeboeck en 1554, publicó cuatro folletos más pequeños, todos escritos en latín, en preparación para su posterior obra principal Stirpium Historiae Pemptades Sex [Descripción de las plantas en seis volúmenes, 1583].


El primero de los cuatro folletos aparece en 1566; Historia Frumentorum, Leguminum, y la dedica a Viglius de Aytta. Dodonaeus entró en contacto con Viglius a través de su amigo y pariente, Ioachim Hopperus (Joachim Hoppers 1523-1576).


En 1557, Hoppers le propone a Viglius, entonces presidente del Consejo Secreto Imperial [Emperador Carlos V] en Bruselas, crear una nueva cátedra mé;dica en Lovaina, afirmando que encontraría a Dodonaeus como la persona más adecuada para este puesto. Luego, a Viglius se le presenta a Dodonaeus, quien le causa una buena impresión. Finalmente, la cita fue cancelada, presumiblemente porque la tarifa ofrecida y los términos del empleo no atraían a Dodonaeus. Para información más detallada ver la colección ' El año cuatrocientos de la muerte de Dodoens '  .


¿Quién era este amigo en común, Joachim Hoppers, y quién era Christine Bertolf?


El padre de Rembertus Dodonaeus procedía de Frisia, al igual que el propio Viglius y Joachim Hoppers.


El abuelo de Rembertus fue Rembert Jarickz (van) Joenckema. Rembert Jarickz tuvo una hija, Tidea (Tieth), que se casó con Feico (Feike) Piersma, alcalde de Sneek. De este matrimonio surge una hija Rixt(ia) Piersma que se casa con Suffridus (Sjoerd) Hopper(s). La familia Hoppers era una familia prominente que poseía un estado en Hemelum, Friesland.


Joachim Hoppers (1523-1576), es hijo de Suffridius Hoppers y, por tanto, pariente de Rembertus Dodonaeus. Joachim se convierte en profesor de derecho en Lovaina. En 1554 se convirtió en miembro del Gran Consejo de Mechelen, del que Viglius era presidente en ese momento. Le debe este nombramiento a Viglius. Más tarde, Joachim también se convirtió en presidente del Gran Consejo y consejero del Consejo Secreto en Bruselas. En 1566, tras la muerte del emperador Carlos V en 1558, Felipe II, único hijo del emperador Carlos V y rey de España, nombra a Joaquín consejero del Consejo Real de Madrid para los asuntos holandeses y guardián de los sellos del rey. .


Joachim Hoppers está casado con Christine Bertolf. No se sabe mucho sobre Cristina. Nació en Lovaina en 1525, hija de Gregorius Bertolfs (van Aken) (1484-1527) y Katryne van Edingen. Muere en 1590 (a menudo incorrectamente indicado como 1540) a la edad de 65 años y está enterrada en Bruselas. Su padre también nació en Lovaina y fue nombrado presidente del tribunal provincial de Frisia en 1527 y murió a fines del mismo año en Leeuwarden.


Florum et coronariarum odoratarumque nonnullarum herbarum historia : Dodonaeus and Ioachim Hoppers


Dodonaeus dedica el segundo pequeño libro sobre plantas a su amigo y pariente Ioachim Hoppers. Este folleto Florum et coronariarum odoratarumque nonnullarum herbarum historia se publicó en 1568. Era costumbre en aquella época dedicar una publicación a una persona más o menos famosa. A menudo, estos fragmentos de texto son muy formales. Sin embargo, el texto al principio de este folleto da una buena idea de la excelente relación entre Dodonaeus y Hoppers y su interés mutuo en las plantas. Esto es especialmente evidente al principio y al final de este texto, que reproduzco aquí en mi propia traducción.


Rembertus Dodonaeus Medicus dedica este [folleto] a su compañero el hombre más grande e importante, Joachimus Hopperus, soldado de caballería dorada, señor de Dalem, consejero del rey, gran escritor.


De las flores, plantas aromáticas y que dan coronas, querido Hopperus, hemos hablado y discutido a menudo, y hemos compartido el aprecio por los mismos autores: pero no necesitamos aliento, basta unánimes, en muchos asuntos médicos y especialmente en las flores es Hay interés mutuo, algunos de los cuales destacamos en este prefacio. En particular sobre el descubrimiento y origen de flores y hierbas: sobre el grado de atractivo de varios jardines, arboledas y todo tipo de lugares en la naturaleza: o qué palabras elegir para la descripción de los diversos aspectos, como el olor o la descripción de las flores, o del atractivo de la naturaleza de una planta.


[parte central del texto omitida]


en cuanto a ti, la historia de nuestra devoción, que debe ser enteramente alabada, porque desde la más tierna infancia he apreciado la amistad presente:


Obviamente no puedo extrañar a mis amigos y familiares. De hecho, los amigos tienen la costumbre no solo de disfrutar y conectar las cosas, sino también de expresar y mostrar la alegría con palabras. Esto, así continúa nuestra historia, me honra con vuestra larga amistad y toda la felicidad y prosperidad y dones y favores del rey más grande y poderoso que no he merecido. El futuro sería digno de elogio, si no fuera por el hecho de que durante mucho tiempo estuve convencido de un futuro agradable y agradable. Así que no agregaré una sola palabra ahora, esperando de esta manera que puedan aceptarlo y que sea de utilidad para todos los eruditos, y también para ustedes. Que le vaya bien, estimado Hopperus. 9 de enero de 1568, Mechelen


Christine Bertolf y el Crisantemo del Perú = Girasol ( Helianthus annuus )


En la página 304, en la segunda edición del folleto Florum et coronariarum (Altera Editio) , que aparece en 1569, encontramos a Christine Bertolf en el epílogo.


Dodonaeus escribe [mostrado en traducción]:


Mientras preparamos esta segunda edición de esta edición, surgen imágenes de dos plantas raras, de importancia para este libro, el Crisantemo del Perú [Girasol] y el Asphodelus palustris [Asphodel de pantano] . La más honesta y respetada Christina Bertolf llamó nuestra atención sobre el Crisantemo de Perú;. El cuadro le había sido enviado desde España por su esposo, el muy estimado Sr. Joachim Hoppers, abogado del rey.


Un poco más adelante en la p.305, el Crisantemo del Perú se describe así:


El Crisantemo del Perú es una llamativa planta alta con una hermosa flor de un tamaño llamativo. La planta se encuentra en Perú y en otras partes de América. Cultivada en los Jardines Reales de Madrid, alcanzaba una altura de hasta 24 pies: el tallo grueso va recto hacia arriba: con hojas muy grandes: algo así como la hoja de un Crisantemo, pero mucho más grande, el pétalo es más ancho que un pie y más de dos o tres uncias, [onzas, 27 g?] , alrededor del pétalo hay hojas similares a las del lirio rojo pero más grandes, de color amarillo dorado. Parece que también lo llaman Indian Sun [nebloem] , porque [los pétalos alrededor del pétalo]parecerse a los rayos del sol. Hemos visto esta planta en un jardín lleno de diferentes tipos de plantas, un jardín propiedad del simpático y muy amable Sr. Jean (Joachim) Brancion,un hombre muy conocedor de las especies de plantas, cuya bondad y benevolencia permitieron incluir en esta descripción varias flores, que de otro modo se nos habrían pasado por alto, porque por casualidad la búsqueda se había hecho en otro lugar que en su jardín. En su jardín he visto el Crisantemo de Perú, pero allí creció a solo 10 o 12 pies: las hojas ligeramente curvadas hacia abajo, mucho más pequeñas que el ejemplar de España: la planta puede quedar más pequeña a medida que se acerca el invierno, impidiendo que pueda crecer. afuera. Verdaderamente la misma planta crecería mucho más alto en Padua Italia que en España a 40 pies o 120 palmas; con una flor completamente desarrollada, pero sin formar semilla madura, lo que supimos del muy estimado Sr. Antonio Cortusinatural de Padua, el hombre más experimentado y erudito en el campo de la simplicia el hortulanus más amable en cuyo jardín creció la planta y que tuvo la oportunidad de aprender el cuidado óptimo. Los tallos de las hojas tiernas, después de haber quitado los pelos, se asan a la parrilla, se les agrega primero un poco de sal y aceite, agradable al gusto, y hasta qué punto es agradable se descubre por experiencia; así con las semillas que entran en el cáliz; escribe que son tan sabrosos para comer como las cabezas de alcachofas, ni menos, sino más, prosta aphrodisia [griego, transliterado]


Flos Solis o Sonnebloeme indio. Dodonaeus R., Cruydt-Boeck (1644)


Las alturas que menciona Dodoneo del Girasol son considerables, bastante más de siete metros para la planta de Madrid y unos 12 metros para la de Padua. En Alemania, el récord mundial de un girasol se estableció recientemente en 8 metros. La afirmación de que en Padua no se forma semilla madura no parece correcta. Es bueno que Dodonaeus se refiera al efecto del brebaje del Girasol aquí como un afrodisíaco. En el Cruydt-boecken editado posteriormente en holandés, que apareció después de la muerte de Dodonaeus y cuya última edición apareció en 1644, la descripción de la historia de Zonnebloem es muy breve y ya no aparecen ni Christine, ni Brancion, ni Cortuso. . El pasaje sobre el afrodisíaco se presenta con el texto bastante plástico:


Algunos quisieran asegurar que este cruydt estimula fuertemente el deseo de recuperar el sueño, y que la fuerza para expiarse y lograrlo puede aumentar mucho más. También llama la atención que ya se mencione un efecto de una infusión del Girasol en humanos, mientras que la planta no habrá estado tanto tiempo en Europa. Posiblemente este efecto ya era conocido por los habitantes del Perú. Perú es conquistado por los españoles bajo el liderazgo de Francisco Pizarro de los Incas en el período 1532-1537.


Quiénes fueron Jean de Brancion y Giacomo Antonio Cortuso


Jean (Joachim) Branción. De: Hunger, FWT, Charles de l'Escluse Carolus Clusius Herbolario holandés 1526-1609 II (1942)


Jean de Brancion era un rico residente de Mechelen. Dodonaeus también vivió en Mechelen durante ese período y era amigo de De Brancion. Este De Brancion tenía un jardín muy hermoso con muchas especies de plantas especiales. Según Clusius, De Brancion tenía "el jardín más hermoso de los Países Bajos e incluso de todo el mundo cristiano".


Giacomo Antonio Cortuso (Jacobus Antonius Cortusus, 1513-1603) fue un hombre culto y gran conocedor y amante de las plantas con un jardín privado muy conocido en Europa. En 1590 se convirtió en jefe del Hortus de Padua, que ya había sido fundado en 1545.


Christine Bertolf y el Nasturtium Indicum o capuchinas menores ( Tropaeolum minus )


Capuchina Indicum. Dodonaeus R., Dodonaeus R., Purgantium aliarumque eo facientium, tum et Radicum, Convolvulorum ac deleteriarum herbarum historiae Libri IIII (1574)


En el tercer libro pequeño de Dodonaeus en latín, Purgantium aliarumque, en Appendicis, pars prior, de flore Tigridis, Nasturtio Indico, & Corona imperiali , (1574) Cap XXXII, p.473, el Nasturtium indicum se describe brevemente como una de tres plantas nuevas. Más tarde, en 1584, en la primera edición de Stirpium Historiae Pemptades Sex , se describe con más detalle el Nasturtium indicum y luego nos encontramos nuevamente con Christine Bertolf. En el texto de PurgantiumDodonaeus escribe que ha recibido imágenes de tres plantas nuevas para él, que las plantas no vienen de Europa y que tienen colores llamativos. Los dos primeros (incluido el Nasturtium Indicum) provienen de América, que se llama las Indias Occidentales. Por lo tanto, el nombre Nasturtium no es correcto, la cereza de las Indias Occidentales habría sido un mejor nombre. El término cereza proviene del sabor de la hoja que se parece al del berro. Obtuvo la imagen de la Nasturtium Indicum de Jean Boisot, un rico erudito amante de las plantas de Bruselas, que también tenía un hermoso jardín. La última imagen, la de la Corona imperiali, se la regala Alfonso Pancius. Alfonso Pancius vivió en Ferrara, Italia, fue médico personal del duque de Ferrara y fue profesor de medicina y también botánico.


En Stirpium historiae de 1583, el Nasturtium Indicum y el Tigridis flos se describen en el apéndice de la tercera pemptade y el tercer libro en las páginas 420-421. Stirpium Historiae se divide en seis pemptades, y una pemptade nuevamente se subdivide en varios libros y cada libro se divide nuevamente en capítulos. Este volumen trata sobre los vientos. La descripción comienza con el texto [traducido]:


Unos años antes de esta Pemptade, se iba a publicar el libro Purgantium (1574), que consta de cuatro partes o libros. Contiene algunas imágenes y breves descripciones de estas plantas. Dos que aún no hemos discutido aquí: Nasturtium Indicum y Tigridis flos. Luego sigue una descripción bastante detallada de la apariencia del Nasturtium Indicum con sus flores amarillas.


Luego escribe en la p.421:


Vi esta planta en Colonia en el jardín de Christina Bertolf, la viuda del estimado Joachim Hoppers, quien la sembró con semilla de España y la cultivó cuidadosamente.


Icono de Nasturticum Indicum missa (enviado), icono de Nasturticum Indicum vera (imagen real). Dodonaeus R., Stirpium historiae pemptades sex, sive libri XXX (1583)


Curiosamente, hay una gran diferencia entre la representación de Nasturtium Indicum en el folleto de 1574, que se basa en la imagen que le envió, y la representación de esta planta en los libros de hierbas posteriores de Dodonaeus, que se basan en la observación. en el jardín de Christine Bertolf. En Stirpium Historiae Pemptades sex (1583), la vieja y la nueva imagen están una al lado de la otra. El encabezado sobre las imágenes dice en una: Foto Nasturticum Indicum enviada (icono missa), y en la otra: Foto real de Nasturticum Indicum (icono vera) .


La imagen de la flor de la Nasturticum Indicum y la Tropaeolum minus , con las que suele identificarse, sigue presentando las necesarias diferencias, por lo que cabe preguntarse si esta identificación es correcta. Sin embargo, esto no es tan relevante para entender la relación entre Dodonaeus y Christine Bertolf. En el Cruydtboeck  de 1618 y 1644, Dodonaeus se refiere al Nasturtium Indicum en holandés como cereza india .


El contexto político, social y geográfico


En 1568, comienzan las ejecuciones de protestantes bajo el gobierno de Alva, quien consideraba a los protestantes como apóstatas a los que perseguir. En 1569 Alva introdujo el décimo centavo en los Países Bajos con importantes consecuencias negativas para la prosperidad. Se debía pagar un impuesto del 10% sobre cada transacción relacionada con bienes muebles. En 1572 hubo una revuelta en los Países Bajos y Den Briel fue tomada por los mendigos de agua. En octubre de 1572, Malinas fue saqueada por los soldados españoles porque Malinas había dado paso al ejército del Príncipe de Orange. La casa de Dodonaeus también es saqueada, a pesar de que era católico, y pierde gran parte de sus posesiones. Su esposa también murió ese año. En 1574 Dodonaeus publica el libro Purgantiumque dedica a Felipe II . Intenta a través de Hoppers, entonces consejero del rey Felipe II en España, ser nombrado médico personal real en Madrid. Sin embargo, en 1574 se convirtió en médico personal del emperador Maximiliano II en Viena. En octubre de 1576 muere el emperador, al que sucede Rodolfo II. Mientras que Maximiliano era bastante liberal con personas de diferentes religiones, Rodolfo era un católico estricto. Los protestantes fueron despedidos. Dodonaeus podía quedarse pero quería volver a Mechelen. Partió en la primavera de 1578, pero debido a la problemática situación política en los Países Bajos, se mudó a Colonia, donde permaneció desde 1578 hasta 1581. Colonia en ese momento era un área bastante liberal y relativamente tranquila, donde muchas personas buscaban refugio.


Las flores de la cereza india. Dodonaeus R., Cruydt-Boeck (1644)


Ioachim Hoppers murió en 1576 en Madrid. Christine Bertolf recibe una importante asignación del rey y se instala en Colonia. En 1574 Dodonaeus describe la Nasturtium Indicum sobre la base de la imagen que le envió Jean Boisot y en 1583 informa que ha visto esta planta en el jardín de Christine Bertolf. Debe haber visto la planta cuando él y Christina estaban en Colonia, en el período 1578-1581. Aparentemente, Christine también tenía un jardín con plantas especiales en Colonia después de la muerte de su esposo. Esto muestra claramente su gran interés en recolectar plantas especiales y también muestra que todavía tenía un buen contacto con Dodonaeus.


Literatura consultada:


Backer AM, Arte de jardín durante la Guerra de los Ochenta Años. La Princesa de Chimay (ca.1550-1605) y la 'humanización' de la flor.     http://dehefpublishers.nl/upload/file/Tuinkunst-tijdens-de-tachtig jaar- Krijg-kopie.pdf


Dodonaeus, R., Historia Frumentorum, leguminum, palustrium et aquatilium herbarum, ac eorum, quae eo pertinent (1566).


Dodonaeus R., Florum et coronariarum odoratarumque nonnullarum herbarum historia, Altera editio (1569).


Dodonaeus R., Purgantium aliarumque eo facientium, tum et Radicum, Convolvulorum ac deleteriarum herbarum historiae Libri IIII (1574).


Dodonaeus R., Stirpium historiae pemptades sex, sive libri XXX (1583).


Dodonaeus R., Cruydt-Boeck (1644).


Gelder, van E., Entre la corte y la corona imperial, Carolus Clusius y el desarrollo de la botánica en las cortes de Europa Central (1573-1593), Leiden 2011.   
 
 Stinze-Stiens
© Willem van Riemsdijk 


 


https://stinze-stiens.nl/blog/christine-bertolf-en-dodonaeus-netwerken-in-de-zestiende-eeuw/ 


 


Stinze-Stiens


Christine Bertolf en Dodonaeus Netwerken in de zestiende eeuw


Chrysanth. Peruntanum. Dodonaeus R., Florum et coronariarum odoratarumque nonnullarum herbarum historia, Altera editio (1569)


In de zestiende eeuw waren er in Europa al veel tuinen van liefhebbers en plantenverzamelaars. Niet alleen vorsten en adel bezaten dergelijke tuinen, maar ook vooraanstaande burgers. Deze tuinenbezitters probeerden een zo groot en mooi mogelijke verzameling van planten te krijgen in hun tuin. In deze periode ligt ook het begin van de ‘moderne’ kruidenboeken (de Duitse kruidkundige Brunfels publiceert zijn kruidenboek in 1531, gevolgd door Bock en Fuchs, en iets later Dodonaeus, de Lobel en Clusius, alle drie geboren in de Zuidelijke Nederlanden). Bijzondere plantensoorten waren zeldzaam, kwamen soms van ver en waren ook kostbaar. Planten werden dan ook regelmatig gestolen. Je had een goed ontwikkeld netwerk van contacten nodig om aan bijzondere soorten te kunnen komen. Er was een levendige uitwisseling van plantmateriaal, zaden en bollen via deze netwerken van plantenliefhebbers, in een tijd waarin reizen veel ingewikkelder was dan nu. De planten waren, behalve uit Europa, onder meer afkomstig uit klein Azië en Zuid-Amerika (West-Indië) en Oost-Indië, het tegenwoordige Indonesië. De planten uit Zuid-Amerika kwamen o.a. via Spanje naar de Nederlanden.


Een bron van kennis over deze tijd zijn de kruidenboeken. Hier zullen we aandacht besteden aan informatie uit enkele boeken geschreven door Dodonaeus en zullen we kennis maken met een klein deel van zijn netwerk. In een vorige blog is aandacht besteed aan de mogelijke relatie tussen Viglius en het Ayttablomke (Winterakoniet). Toen  schreef ik dat het goed mogelijk was dat Viglius Dodonaeus heeft gekend. Nadere studie, ook in verband met het hier beschreven onderwerp laat zien dat Viglius Dodonaeus zeker heeft gekend.


Historia Frumentorum, Leguminum: Dodonaeus en Viglius


Rembertus Dodonaeus (1517-1585), 35 jaar. Dodonaeus R., Cruydeboeck (1554).


Nadat Dodonaeus zijn Cruydeboeck had gepubliceerd in 1554, publiceerde hij vier kleinere boekjes, alle in het Latijn geschreven, als voorbereiding op zijn latere belangrijke grote werk Stirpium Historiae Pemptades Sex [Beschrijving der planten in zes delen, 1583].


Het eerste van de vier boekjes verschijnt in 1566; Historia Frumentorum, Leguminum, en draagt hij op aan Viglius van Aytta. Dodonaeus kwam met Viglius in contact via  zijn vriend en verwant, Ioachim Hopperus (Joachim Hoppers 1523-1576).


In 1557 stelt Hoppers aan Viglius, die dan voorzitter is van de Geheime Keizerlijke Raad [Keizer Karel V] in Brussel, voor om een nieuwe medische leerstoel te creëren in Leuven en meldt daarbij dat hij Dodonaeus de meest geschikte persoon voor deze positie zou vinden. Viglius maakt dan kennis met Dodonaeus, die een goede indruk op hem maakt. Uiteindelijk gaat de benoeming niet door, vermoedelijk omdat het geboden honorarium en de arbeidsvoorwaarden Dodonaeus niet aanspraken. Voor uitgebreidere informatie zie  de bundel ‘Het vierhonderdste sterfjaar van Dodoens’ .


Wie was deze wederzijdse vriend, Joachim Hoppers, en wie was Christine Bertolf


De vader van Rembertus Dodonaeus kwam uit Friesland net als Viglius zelf en Joachim Hoppers.


De grootvader van Rembertus was Rembert Jarickz (van) Joenckema. Rembert Jarickz had een dochter Tidea (Tieth) die trouwt met Feico (Feike) Piersma, burgemeester van Sneek. Uit dit huwelijk komt een dochter Rixt(ia) Piersma die trouwt met Suffridus (Sjoerd) Hopper(s). De familie Hoppers, was een vooraanstaande familie die een state bezat in Hemelum, Friesland.


Joachim Hoppers (1523-1576), is de zoon van  Suffridius Hoppers en dus een verwant van Rembertus Dodonaeus. Joachim wordt hoogleraar in de rechtswetenschappen in Leuven. In 1554 wordt hij lid van de Grote Raad in Mechelen, waarvan Viglius op dat moment president is. Deze benoeming heeft hij aan Viglius te danken. Later wordt Joachim ook president van de Grote Raad en raadsheer van de Geheime Raad in Brussel. In 1566, nadat Keizer Karel V is overleden in 1558, wordt Joachim door Filips II, enig zoon van keizer Karel V en koning van Spanje, benoemd tot raadsheer van de Koninklijke Raad in Madrid aangaande Nederlandse zaken en zegelbewaarder van de koning.


Joachim Hoppers is getrouwd met Christine Bertolf. Over Christine is niet al te veel bekend. Ze is in Leuven geboren in 1525, dochter van Gregorius Bertolfs (van Aken) (1484-1527) en Katryne van Edingen. Ze overlijdt in 1590 (vaak foutief vermeld als 1540) op 65 jarige leeftijd en ligt begraven in Brussel. Haar vader is ook  in Leuven geboren en wordt in 1527 benoemd tot voorzitter van het provinciaal Hof in Friesland en hij overlijdt aan het eind van datzelfde jaar in Leeuwarden.


Florum et coronariarum odoratarumque nonnullarum herbarum historia: Dodonaeus en Ioachim Hoppers


Dodonaeus draagt het tweede kleine boekje over planten, op aan zijn vriend en verwant Ioachim Hoppers. Dit boekje Florum et coronariarum odoratarumque nonnullarum herbarum historia verschijnt in 1568. Het was gewoonte in die tijd om een publicatie op te dragen aan een meer of minder bekende persoon. Vaak zijn deze stukken tekst erg formeel. De tekst voor in dit boekje geeft echter een goede kijk op de prima relatie tussen Dodonaeus en Hoppers en hun wederzijdse belangstelling voor planten. Dit komt vooral tot uiting aan het begin en het eind van deze tekst die ik hier in mijn eigen vertaling weergeef.


Rembertus Dodonaeus Medicus draagt dit [boekje] op aan zijn makker de grootste en meest belangrijke man, Joachimus Hopperus, gouden cavaleriesoldaat, heer van Dalem, raadsheer van de koning, groot schrijver.


Over de bloemen, geurende en kroondragende planten, zeer geachte Hopperus, hebben we vaak gesproken, en gediscussieerd, en we deelden de waardering voor dezelfde schrijvers: maar wij hebben geen aanmoediging nodig, voldoende eensgezind, over veel medische zaken en vooral over de bloemen is er wederzijdse belangstelling, waarvan we enkele zaken belichten in dit voorwoord. Met name over de ontdekking en de oorsprong van de bloemen en kruiden: over de mate van aantrekkelijkheid van diverse tuinen, bosjes en allerlei plekken in het wild: of welke woorden te kiezen voor de beschrijving der diverse aspecten, zoals de geur of beschrijving der bloemen, of van de aantrekkelijkheid van het wezen van een plant.


[middendeel tekst weggelaten]


wat jou betreft, de geschiedenis van onze toewijding, wat geheel en al geprezen moet worden, omdat ik vanaf onze vroege jeugd de aanwezige vriendschap heb gewaardeerd:


ik kan vanzelfsprekend vrienden en verwanten niet missen. Vrienden hebben werkelijk de gewoonte, niet alleen van de dingen te genieten en te verbinden, maar om de blijdschap ook uit te drukken en te tonen met woorden. Deze, onze geschiedenis gaat dus voort, ik ben vereerd met jullie langdurige vriendschap en alle geluk en voorspoed en giften en gunsten van de grootste en machtigste koning heb ik niet verdiend. De toekomst ware te prijzen, ware het niet dat ik sinds lange tijd overtuigd was van een aangename en prettige toekomst. Ik voeg nu dus geen enkel woord meer toe, op deze wijze hopend dat je het kunt aanvaarden en dat het van nut is voor alle geleerden, en evenzeer ook voor jou. Het ga je goed, hoog geachte Hopperus. Negen januari, anno 1568, Mechelen


Christine Bertolf en de Chrysant uit Peru = Zonnebloem (Helianthus annuus)


Op p.304 komen we in de tweede druk van het boekje Florum et coronariarum (Altera Editio), dat in 1569 verschijnt, Christine Bertolf tegen in de epiloog.


Dodonaeus schrijft [weergegeven in vertaling]:


Terwijl we deze uitgave als tweede druk voorbereiden, duiken van twee zeldzame planten afbeeldingen op, van belang voor dit boek, van de Chrysant uit Peru [Zonnebloem] en de Asphodelus palustris [Moeras affodil].  De meest integere en meest geachte Christina Bertolf maakte ons attent op de Chrysant uit Peru. De afbeelding was haar toegestuurd vanuit Spanje door haar echtgenoot, de zeer hoog geachte heer Joachim Hoppers, raadsman van de koning.


Even verderop op p.305 wordt de Chrysant van Peru als volgt beschreven:


De Chrysant uit Peru is een opvallende hoge plant met een mooie bloem van een opvallende grootte. De plant komt voor in Peru en in andere delen van Amerika. Gekweekt in de koninklijke tuin in Madrid, bereikte hij een hoogte van wel 24 voet: de dikke stengel gaat recht omhoog: met zeer grote bladeren: lijken enigszins op het blad van een Chrysant, maar veel groter, de bloemschijf is breder dan een voet en meer dan twee of drie ‘uncias’, [ons, 27 g?], rond de bloemschijf zijn bladeren die lijken op die van de Rode lelie maar dan groter, goudgeel van kleur. Het schijnt dat ze hem ook Indiaanse zon[nebloem] noemen, omdat ze [bloemblaadjes rond de bloemschijf] lijken op de stralen van de zon. We hebben deze plant gezien in een tuin die vol staat met verschillende soorten planten, een tuin in bezit van de alleraardigste en zeer vriendelijke heer Jean (Joachim) Brancion, een man die zeer veel kennis heeft van plantensoorten, door wiens vriendelijkheid en welwillendheid diverse bloemen konden worden opgenomen in deze beschrijving, die we anders hadden gemist, omdat toevallig elders, dan in zijn tuin, gezocht was. In zijn tuin heb ik de Chrysant van Peru gezien, maar hij groeide daar tot slechts 10 of 12 voet: de bladeren enigszins naar beneden gebogen, veel kleiner dan het exemplaar uit Spanje: de plant blijft mogelijk kleiner omdat de winter nadert, waardoor hij niet kan uitgroeien. Werkelijk dezelfde plant zou in Padua Italië veel hoger nog dan in Spanje uitgroeien tot wel 40 voet of 120 palm; met een volgroeide bloem, maar geen rijp zaad gevormd, wat we vernamen van de zeer hooggeachte heer Antonio Cortusi inwoner van Padua, de meest ervaren en geleerde man op het gebied van de simplicia de meest vriendelijke hortulanus in wiens tuin de plant groeide en die de mogelijkheidhad om de optimale verzorging te leren kennen. De steeltjes van de nog jonge bladeren, nadat de beharing is verwijderd, op de gril gebraden, eerst wat zout en olie toegevoegd, aangenaam van smaak, en in hoeverre het aangenaam is, ontdekt men door ondervinding; net zo met de zaden die in de bloemkelk komen; hij schrijft dat ze net zo lekker zijn om te eten als de hoofdjes van de artisjokken, niet minder, maar meer nog, pros ta aphrodisia [grieks, getranscribeerd]


Flos Solis oft Indiaensche Sonnebloeme. Dodonaeus R., Cruydt-Boeck (1644)


De hoogtes die Dodonaeus vermeld van de Zonnebloem zijn aanzienlijk, ruim zeven meter voor de plant in Madrid en ca. 12 meter voor die in Padua. In Duitsland lag recent het wereldrecord voor een Zonnebloem op 8 meter. De mededeling dat er geen rijp zaad wordt gevormd in Padua lijkt niet te kloppen. Het is aardig dat Dodonaeus de werking van het brouwsel van de Zonnebloem hier als aphrodisiacum aanduidt. In de latere bewerkte Nederlandstalige Cruydt-boecken, die na de dood van Dodonaeus verschijnen en waarvan de laatste druk in 1644 verschijnt, is de beschrijving van de geschiedenis van de Zonnebloem zeer beknopt en komen Christine, noch Brancion, noch Cortuso meer voor. De passage over het aphrodisiacum, wordt weergegeven met de vrij plastische tekst:


Sommighe willen versekeren, dat dit cruydt den lust van bijslapen sterckelijck doet komen, ende de kracht om den selven te boeten ende te volbrenghen seer vermeerderen kan. Opvallend is ook dat er al een uitwerking van een aftreksel van de Zonnebloem op de mens wordt vermeld, terwijl de plant nog niet zo lang in Europa zal zijn geweest. Mogelijk was dit effect al bekend bij de inwoners van Peru. Peru wordt door de Spanjaarden onder aanvoering van Fransisco Pizarro op de Inca’s veroverd in de periode 1532-1537.


Wie waren Jean de Brancion en Giacomo Antonio Cortuso


Jean (Joachim) Brancion. UIt: Hunger, F.W.T., Charles de l’Escluse Carolus Clusius Nederlandsch kruidkundige 1526-1609 II (1942)


Jean de Brancion was een welgestelde ingezetene van Mechelen. Dodonaeus woonde in die periode ook in Mechelen en was bevriend met De Brancion. Deze De Brancion had een bijzonder fraaie tuin met vele bijzondere plantensoorten. Volgens Clusius had De Brancion ‘de mooiste tuin van Nederland en zelfs van de hele christelijke wereld’.


Giacomo Antonio Cortuso (Jacobus Antonius Cortusus, 1513-1603) was een geleerd man en groot kenner en liefhebber van planten met een privé tuin die grote bekendheid genoot in Europa. In 1590 wordt hij hoofd van de Hortus in Padua, die al in 1545 was gesticht.


Christine Bertolf en de Nasturtium Indicum of Kleine Oost-indische kers (Tropaeolum minus)


Nasturtium Indicum. Dodonaeus R., Dodonaeus R., Purgantium aliarumque eo facientium, tum et Radicum, Convolvulorum ac deleteriarum herbarum historiae Libri IIII (1574)


In het derde kleine boekje van Dodonaeus in het Latijn, Purgantium aliarumque, in de Appendicis, pars prior, de flore Tigridis, Nasturtio Indico, & Corona imperiali, (1574) Cap XXXII, p.473, wordt de Nasturtium indicum kort beschreven als een van drie nieuwe planten. Later in 1584 in de eerste druk van Stirpium Historiae Pemptades Sex wordt de Nasturtium indicum uitgebreider beschreven en dan komen we Christine Bertolf weer tegen. In de tekst van Purgantium schrijft Dodonaeus dat hij van drie voor hem nieuwe planten afbeeldingen heeft gekregen, dat de planten niet uit Europa komen en dat ze opvallende kleuren hebben. De eerste twee (waaronder de Nasturtium Indicum) komen uit Amerika, dat men West-Indië noemt. De naam Oost-indische kers is dus niet juist, West-indische kers zou een betere naam geweest zijn. Het begrip kers komt van de smaak van het blad dat lijkt op dat van de waterkers. De afbeelding van de Nasturtium Indicum krijgt hij van Jean Boisot, een welgestelde erudiete plantenliefhebber uit Brussel, die ook een mooie tuin bezat. De laatste afbeelding, die van de Corona imperiali, krijgt hij van Alfonso Pancius. Alfonso Pancius woonde in Ferrara, Italië, was lijfarts van de hertog van Ferrara en was hoogleraar in de medicijnen en ook een plantenkenner.


In Stirpium historiae van 1583, worden de Nasturtium Indicum en de Tigridis flos beschreven in de appendix van de derde pemptade en het derde boek op p.420-421. De Stirpium Historiae is ingedeeld in zes pemptades, en een pemptade is weer onderverdeeld in een aantal boeken en elk boek is weer ingedeeld in hoofdstukken. Dit boekdeel gaat o.a. over de windes. De beschrijving begint met de tekst [in vertaling]:


Enkele jaren voor deze Pemptade zou het boek Purgantium (1574) verschijnen, dat uit vier delen of boeken bestaat. Daarin staan enkele afbeeldingen en korte beschrijvingen van deze planten. Twee hebben we hier nog niet besproken: Nasturtium Indicum en Tigridis flos. Vervolgens volgt een vrij gedetailleerde beschrijving van het uiterlijk van de Nasturtium Indicum met zijn gele bloemen.


Daarna schrijft hij op p.421:


Ik zag deze plant in Keulen in de tuin van Christina Bertolf, de weduwe van de hooggeachte Joachim Hoppers, die het zaaide met zaad afkomstig uit Spanje, en het zorgzaam opkweekte.


Nasturticum Indicum icon missa (toegestuurd), Nasturticum Indicum vera icon (werkelijke afbeelding). Dodonaeus R., Stirpium historiae pemptades sex, sive libri XXX (1583)


Interessant is dat er een groot verschil is tussen de afbeelding van de Nasturtium Indicum in het boekje van 1574, dat gebaseerd is op de hem toegezonden afbeelding, en de afbeelding van deze plant in de latere kruidenboeken van Dodonaeus, die gebaseerd zijn op de waarneming in de tuin van Christine Bertolf. In Stirpium Historiae Pemptades sex (1583), staan de oude en de nieuwe afbeelding naast elkaar. Het kopje boven de afbeeldingen luidt bij de één: Afbeelding Nasturticum Indicum toegestuurd (icon missa), en bij de ander: Werkelijke afbeelding van de Nasturticum Indicum (vera icon).


De afbeelding van de bloem van de Nasturticum Indicum en de Tropaeolum minus, waar hij vaak mee wordt geïdentificeerd, toont nog wel de nodige verschillen, vraag is dus of deze identificatie correct is. Voor het inzicht in de relatie tussen Dodonaeus en Christine Bertolf is dit echter niet zo relevant. In het Cruydtboeck  van 1618 en 1644 duidt Dodonaeus de Nasturtium Indicum aan in het Nederlands als Indiaanse kers.


De politieke, maatschappelijke en geografische context


In 1568 beginnen terechtstellingen van protestanten onder het bewind van Alva, dat protestanten beschouwde als afvalligen die vervolgd moesten worden. In1569 voert Alva de tiende penning in de Nederlanden in met grote negatieve gevolgen voor de welvaart. Er moest 10% belasting worden betaald over elke transactie met roerende goederen. In 1572 kwam er opstand in de Nederlanden en werd Den Briel ingenomen door de watergeuzen. In oktober 1572 wordt Mechelen geplunderd door de Spaanse soldaten omdat Mechelen doorgang had verleend aan het leger van de prins van Oranje. Het huis van Dodonaeus wordt ook geplunderd, ondanks het feit dat hij katholiek was, en hij verliest een groot deel van zijn bezittingen. In dat jaar overlijdt ook zijn vrouw. In 1574 publiceert Dodonaeus het boekje Purgantium dat hij opdraagt aan Philips II. Hij probeert via Hoppers, die dan in Spanje raadsman is van koning Filips II, om benoemd te worden tot koninklijke lijfarts in Madrid. Hij wordt echter in 1574 lijfarts van keizer Maximiliaan II in Wenen. In Oktober 1576 overlijdt de keizer, die wordt opgevolgd door Rudolf II. Terwijl Maximiliaan vrij liberaal omging met mensen van verschillende geloofsovertuiging was Rudolf streng katholiek. Protestanten werden ontslagen. Dodonaeus kon blijven maar wilde terug naar Mechelen. Hij vertrok in het voorjaar van 1578, maar week vanwege de onrustige politieke toestand in de Nederlanden uit naar Keulen, waar hij verbleef van 1578-1581. Keulen was in die tijd een vrij liberale relatief rustige omgeving, waar veel mensen hun toevlucht zochten.


De bloeme van de Indiaensche kersse. Dodonaeus R., Cruydt-Boeck (1644)


Ioachim Hoppers overlijdt in 1576 in Madrid. Christine Bertolf krijgt een forse toelage van de koning en vestigt zich in Keulen. In 1574 beschrijft Dodonaeus de Nasturtium Indicum op basis van de afbeelding die hij toegestuurd kreeg van Jean Boisot en in 1583 meldt hij dat hij deze plant heeft gezien in de tuin van Christine Bertolf. Hij zal de plant dus gezien hebben toen hij en Christina in Keulen waren, dus in de periode 1578-1581. Christine had kennelijk ook in Keulen, nadat haar man was overleden, weer een tuin met bijzondere planten. Dit toont haar grote interesse in het verzamelen van bijzondere planten duidelijk aan en tevens toont het aan dat zij nog goed contact had met Dodonaeus.


Geraadpleegde literatuur:


Backer A.M., Tuinkunst tijdens de tachtigjarige oorlog. De prinses van Chimay (ca.1550-1605) en de ‘humanisering’ van de bloem.    http://dehefpublishers.nl/upload/file/Tuinkunst-tijdens-de-tachtigjarige-oorlog-kopie.pdf


Dodonaeus, R., Historia Frumentorum, leguminum, palustrium et aquatilium herbarum, ac eorum, quae eo pertinent (1566).


Dodonaeus R., Florum et coronariarum odoratarumque nonnullarum herbarum historia, Altera editio (1569).


Dodonaeus R., Purgantium aliarumque eo facientium, tum et Radicum, Convolvulorum ac deleteriarum herbarum historiae Libri IIII (1574).


Dodonaeus R., Stirpium historiae pemptades sex, sive libri XXX (1583).


Dodonaeus R., Cruydt-Boeck (1644).


Gelder, van E., Tussen hof en keizerskroon, Carolus Clusius en de ontwikkeling van de botanie aan de Midden-Europese hoven (1573-1593), Leiden 2011.


 


 Stinze-Stiens
© Willem van Riemsdijk 


https://stinze-stiens.nl/blog/christine-bertolf-en-dodonaeus-netwerken-in-de-zestiende-eeuw/ 


---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


Bijlagen 1. Zegels Aenka Yska zoen 1. 66/3 (1504) ...


Fryske testaminten bijlagen


 


Nr 142 (1537 april 6)
Naam Lyuck
Partner Taede Hopper (+)
Kinderen zoons: Syuert, Galthye, Saeckle (+; dochter: Id; zoons: Reyn, Tade);
dochter: Id (+; x Pieter Pieters zoen +; dochters: Hys, Reynsck)
Woonplaats Staveren
Commentaar 1. Dochter van Galenus Everardi a Jongama (Suffridus Petrus, De
scriptoribus Frisiae, 268); trouwde Taede Tymens Hopper, neef van
Harmannus Hopper (nr 33) (SFA I, 220).
2. Syuerts zoon Joachim trouwde met Cristynken, dochter van Gregoris
Bertolff van Aken (zie de aantekeningen bij nr 115).


 


Bijlagen 1. Zegels Aenka Yska zoen 1. 66/3 (1504) ...


Fryske testaminten bijlagen


Fryske Akademy
https://www.fryske-akademy.nl
Dochter van Galenus Everardi a Jongama (Suffridus Petrus, De scriptoribus Frisiae, 268); trouwde Taede Tymens Hopper, neef van. Harmannus Hopper (nr 33) (SFA ...
96 páginas


https://www.fryske-akademy.nl/fileadmin/inhoud/beelden/homepage/Kennis/Utjeften/Downloads/Fryske_testaminten_bijlagen.pdf 


 


Apéndices 1. Sellos Aenka Yska beso 1. 66/3 (1504) ...


Academia Fryske
https://www.fryske-akademy.nl
Hija de Galenus Everardi a Jongama (Suffridus Petrus, De scriptoribus Frisiae, 268); se casó con Taede Tymens Hopper, prima de. Harmannus Hopper (nº 33) (SFA ...
96 páginas
 


No. 142 (6 de abril de 1537)
Nombre Lyuck
Socio Taede Hopper (+)
Hijos de hijos: Syuert, Galthye, Saeckle (+; hija: Id; hijos: Reyn, Tade);
hija: Id (+; x Pieter Pieters zoen +; hijas: Hys, Reynsck)
Residencia Staveren
Comentario 1. Hija de Galenus Everardi a Jongama (Suffridus Petrus, De
scriptoribus Frisiae, 268); se casó con Taede Tymens Hopper, prima de
Harmannus Hopper (núm. 33) (SFA I, 220).
2. Joachim, el hijo de Syuert, se casó con Cristynken, hija de Gregoris.
Bertolff van Aken (véanse las notas al n. 115).


 


---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


Bijlagen 1. Zegels Aenka Yska zoen 1. 66/3 (1504) ...


Fryske testaminten bijlagen


 


Nr 142 (1537 april 6)
Naam Lyuck
Partner Taede Hopper (+)
Kinderen zoons: Syuert, Galthye, Saeckle (+; dochter: Id; zoons: Reyn, Tade);
dochter: Id (+; x Pieter Pieters zoen +; dochters: Hys, Reynsck)
Woonplaats Staveren
Commentaar 1. Dochter van Galenus Everardi a Jongama (Suffridus Petrus, De
scriptoribus Frisiae, 268); trouwde Taede Tymens Hopper, neef van
Harmannus Hopper (nr 33) (SFA I, 220).
2. Syuerts zoon Joachim trouwde met Cristynken, dochter van Gregoris
Bertolff van Aken (zie de aantekeningen bij nr 115).


 


Bijlagen 1. Zegels Aenka Yska zoen 1. 66/3 (1504) ...


Fryske testaminten bijlagen


Fryske Akademy
https://www.fryske-akademy.nl
Dochter van Galenus Everardi a Jongama (Suffridus Petrus, De scriptoribus Frisiae, 268); trouwde Taede Tymens Hopper, neef van. Harmannus Hopper (nr 33) (SFA ...
96 páginas


https://www.fryske-akademy.nl/fileadmin/inhoud/beelden/homepage/Kennis/Utjeften/Downloads/Fryske_testaminten_bijlagen.pdf 


 


Apéndices 1. Sellos Aenka Yska beso 1. 66/3 (1504) ...


Academia Fryske
https://www.fryske-akademy.nl
Hija de Galenus Everardi a Jongama (Suffridus Petrus, De scriptoribus Frisiae, 268); se casó con Taede Tymens Hopper, prima de. Harmannus Hopper (nº 33) (SFA ...
96 páginas
 


No. 142 (6 de abril de 1537)
Nombre Lyuck
Socio Taede Hopper (+)
Hijos de hijos: Syuert, Galthye, Saeckle (+; hija: Id; hijos: Reyn, Tade);
hija: Id (+; x Pieter Pieters zoen +; hijas: Hys, Reynsck)
Residencia Staveren
Comentario 1. Hija de Galenus Everardi a Jongama (Suffridus Petrus, De
scriptoribus Frisiae, 268); se casó con Taede Tymens Hopper, prima de
Harmannus Hopper (núm. 33) (SFA I, 220).
2. Joachim, el hijo de Syuert, se casó con Cristynken, hija de Gregoris.
Bertolff van Aken (véanse las notas al n. 115).


------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


HOPPERS.


"


EERSTE FRAGMENT.


 


(1) Waarvan wij wellicht behooren uit te zonderen de aloude


overlevering , dat de Dienstmaagd van een der Voorzaten van HARMEN HOPPERS , - die toenmaals aanzienelijke landerijen bezat ,


welke nu door de Zuiderzee zijn verzwolgen , meermalen in het


'twelk zij ten huize van haren Heer opputte , eenen haring


had gevonden , waaruit hij HOPPERS , wien zij dat mededeelde ,


opmaakte , dat zijn grond reeds door de zee ondermijnd was , weshalve hij dan ook zijne landerijen verkocht , zoo ras zich de gelegenheid daartoe aanbood , en zich verder oostwaarts vestigde. IVO


is Burgemeefter van Stavoren geweest.


 


(1 ) Heerfchap te Scharl.


(2) Hij zou Burgemeefter te Stavoren en den Hertog Albrecht


van Beyëren , die zich de Friezen trachtte te onderwerpen , zeer


toegedaan geweest zijn , ja zelfs de waardigheid van Raad van


denzelven bekleed hebben. De Hertog veroorloofde hem dan ook ,


ten blijk van zijne toegenegenheid , het zoogenaamde fchaakbord (de


ruiten in het Wapen van Beyëren) in zijn Schild te voeren , zegt men.


Men vindt van hem , in het : Charterboek van Friesland , op


verfcheidene plaatfen gewag gemaakt , onder anderen op : foll.


269 , 288 , en 357 , van het I deel. Ter eerstgemelder plaatfe wordt hij TIDEMAN ( zoo is meestal zijn voornaam gefpeld) bewordt hij TIDEMAN ( zoo is meestal zijn voornaam gefpeld) bevestigd in het Dijkgraaffchap van het dijkseinde tot neffens Harlingen , 1398 ; op de tweede koomt hij vóór , als ' s Graven Schout , van Stavoren ; in het laatfte Stuk , van 1400 , wordt hem een Dordrechtfche gulden ' s weeks toegelegd . In alle die Charters


wordt zijn toenaam HOPPER , zonder S , gefpeld . Vg. ook :


Driesfen , Mon. Groning. , p. 845.


(3) Almede Burgemeefter van Stavoren en als zoodanig opvolger van zijnen vader. Hij fchijnt , toen de Friezen het juk van


Hertog Albrecht hadden afgefchud , voor eene wijl het Vaderland


verlaten te hebben , doch evenwel naderhand weder in hetzelve


teruggekeerd te zijn .


(4) Die twee zusters had : Catharina en Cunera ; Sententiën


van het H. v. F. , van 27 October 1536 en van 20 December 1537.


 


5) Burgemeefter van Stavoren.


(6) De vader van Gale (of : Gatze , of: Gaetze) , welke naam ,


volgens S. Petrus , de zelfde als Gale is en door hem ook in het


Latijn met Galenus wordt overgebracht , zou Evert geheeten hebben en Heerfchap te Warns geweest zijn. Lieuwcke teſteerde den 6 April 1537. In de onder ons berustende Kopie van dat Teftament wordt haar voornaam Lijuck gefchreven en heeten harezoons SIJVERT , GALTHJE , en SACKLE , zijnde de laatsgemelde toen overleden even als hare dochter IJDT. Ook ziet men derling vóór , dat  hij zou geteſteerd hebben op den zelfden dag als zijne moeder ; vg : aant. 6.


 


(10) Vg : de vorige aant. GALHTJE zal wel GALETJE ,eene verkleining van GALE , zijn.


(11 ) Feycke Piersma is Burgemeefter te Sneek geweest en


zijne vrouw heette Tieth Jariga. De ouders van Feycke waren


Tjerck Piersma (een zoon van Aeltze) en Rixt Tjercksma ,


(eene dochter van Douwe Tjercks Tjercksma) . De PIERSMAAS


bezaten eene State te Rauwerd , waarop zij eerst gewoond hadden , doch waarvan zij naar Sneek verhuisd waren ; de TJERCKSMAAS woonden te Flanfum , bij Rauwerd. - Tieth Jariga was


eene dochter van Rembert Joenckes ( of : Jariga) , Olderman te


Leeuwarden , zoon van Jarich Joenckes , afkoomftig van Stavoren , en mede Olderman te Leeuwarden , en van Rixt Siercksma.


 


 https://books.googleusercontent.com/books/content?req=AKW5QaejBPd_goarY-iMAkdp5L_rsNLuSFRBGMCryTE8yltjkrpSf3yRpcT06I0W-kjlkYfH2g7TZSHhuNICKIqGGWBe9jiD6yh2LKhJ0H21zGDLTpXFfOO0qWhIqGcplfvmEhxEXF4a0U9Of8Y2QdgTG1Ah5DZ_na4h-UuLixb-3Wzj3JmYeOVE8ksuEQX0QV0_VWus7ps4QmrPGkth7B3SKNqBkQF9WB7fsn1nqOOIH-ZNW5FXfRgd4VYylXAxxKjYmMn8EktbRk85weJoZ7Tzd98Ip633sBbm31nnwGU5aZ3mGF0AJHY


 


 


HOPPERS.


 


"


 


PRIMER FRAGMENTO.


 


(1) Del cual quizás deberíamos excluir el antiguo


 


tradición que la doncella de uno de los antepasados de HARMEN HOPPERS, que en ese momento poseía tierras considerables,


 


que ahora han sido tragadas por el Zuiderzee, varias veces en el


 


que tomó en casa de su señor, un arenque


 


había encontrado , de donde encontró a Hoppers , a quien ella le informó ,


 


Llegó a la conclusión de que su tierra ya había sido minada por el mar, por lo que vendió sus tierras tan pronto como se presentó la oportunidad y se estableció más al este. IVO


 


ha sido alcalde de Stavoren.


 


(1) Mansión en Scharl.


 


(2) Sería alcalde de Stavoren y duque Albrecht.


 


van Beyëren, que intentó someter a los frisones, en gran medida


 


se han comprometido, incluso la dignidad del Consejo de


 


lo he vestido. Por tanto, el duque le permitió,


 


como muestra de su cariño, el llamado tablero de ajedrez (de


 


diamantes en el Escudo de Beyeren) en su Escudo, se dice.


 


Se encuentra sobre él en el Libro de la Carta de Frisia, op.


 


Se mencionan varias placas, incluidas las siguientes: sig.


 


269, 288 y 357, de la I parte. La primera vez que se informó, se confirma como TIDEMAN (así se escribe normalmente su nombre) en el Dijkgraaffchap desde Dijkseinde hasta Neffens Harlingen, 1398; en el segundo aparece como Graven Schout, van Stavoren; en la última pieza, del año 1400, se le concede una semana de florín de Dordrecht. En todas esas Cartas


 


su apellido HOPPER, sin S, está escrito. Vg. también :


 


Driesfen, lunes. Groninga. , pag. 845.


 


(3) En total Burgemeefter de Stavoren y como tal sucesor de su padre. Parece que cuando los frisones estaban bajo el yugo


 


El duque Albrecht se había desprendido de la Patria por un tiempo


 


Habiéndolo abandonado, pero posteriormente regresado a él.


 


haber regresado.


 


(4) Que tenía dos hermanas: Catharina y Cunera; Oraciones


 


del H. v. F., de 27 de octubre de 1536 y de 20 de diciembre de 1537.


 


5) Alcalde de Stavoren.


 


(6) El padre de Gale (o: Gatze, o: Gaetze), cuyo nombre,


 


según S. Petrus, lo mismo que Gale es y a través de él también en él


 


El latín se traslada con Galeno, se habría llamado Evert y habría sido Señorío en Avisa. Lieuwcke murió el 6 de abril de 1537. En la copia de ese Teftamento que tenemos, su nombre se escribe Lijuck y sus hijos se llaman SIJVERT, GALTHJE y SACKLE, este último fallecido en ese momento, al igual que su hija IJDT. También se ve derling, que habría dado a luz el mismo día que su madre; vg: adj. 6.


 


(10) Vg: el número anterior. GALHTJE debe ser GALETJE, una reducción de GALE.


 


(11) Feycke Piersma fue alcalde de Sneek y


 


el nombre de su esposa era Tieth Jariga. Los padres de Feycke eran


 


Tjerck Piersma (hijo de Aeltze) y Rixt Tjercksma,


 


(hija de Douwe Tjercks Tjercksma). El PIERSMAAS


 


poseían un estado en Rauwerd, donde habían vivido anteriormente, pero desde donde se habían mudado a Sneek; El TJERCKSMAAS vivía en Flanfum, cerca de Rauwerd. - Tieth Jariga fue


 


hija de Rembert Joenckes (o: Jariga), Olderman en


 


Leeuwarden, hijo de Jarich Joenckes, de Stavoren, y también de Olderman en Leeuwarden, y de Rixt Siercksma.


----------------------------------------------------------------------------------------------------


 

Do you have supplementary information, corrections or questions with regards to Sjoert Sjoerd Syurt Suffridum Suffridus Sijvert Syuert Tades Hoppers Hopperus Hopper ,De familie Hoppers, was een vooraanstaande familie die een state bezat in Hemelum, Friesland?
The author of this publication would love to hear from you!


Timeline Sjoert Sjoerd Syurt Suffridum Suffridus Sijvert Syuert Tades Hoppers Hopperus Hopper ,De familie Hoppers, was een vooraanstaande familie die een state bezat in Hemelum, Friesland

  This functionality is only available in Javascript supporting browsers.
Click on the names for more info. Symbols used: grootouders grandparents   ouders parents   broers-zussen brothers/sisters   kinderen children

Ancestors (and descendant) of Sjoert Sjoerd Syurt Suffridum Suffridus Sijvert Syuert Tades Hoppers Hopperus Hopper ,De familie Hoppers, was een vooraanstaande familie die een state bezat in Hemelum, Friesland

Sjoert Sjoerd Syurt Suffridum Suffridus Sijvert Syuert Tades Hoppers Hopperus Hopper ,De familie Hoppers, was een vooraanstaande familie die een state bezat in Hemelum, Friesland

1520

With Quick Search you can search by name, first name followed by a last name. You type in a few letters (at least 3) and a list of personal names within this publication will immediately appear. The more characters you enter the more specific the results. Click on a person's name to go to that person's page.

  • You can enter text in lowercase or uppercase.
  • If you are not sure about the first name or exact spelling, you can use an asterisk (*). Example: "*ornelis de b*r" finds both "cornelis de boer" and "kornelis de buur".
  • It is not possible to enter charachters outside the standard alphabet (so no diacritic characters like ö and é).



Visualize another relationship

The data shown has no sources.

About the surname Hoppers Hopperus Hopper ,De familie Hoppers, was een vooraanstaande familie die een state bezat in Hemelum, Friesland


When copying data from this family tree, please include a reference to the origin:
Martin Woudwyk, "Woudwyk Genealogía", database, Genealogy Online (https://www.genealogieonline.nl/woudwyk-genealogia/I10324.php : accessed June 24, 2024), "Sjoert Sjoerd Syurt Suffridum Suffridus Sijvert Syuert Tades Hoppers Hopperus Hopper ,De familie Hoppers, was een vooraanstaande familie die een state bezat in Hemelum, Friesland".