Oorzaak: Longontsteking
Henri Hartog werd geboren in Schiedam op 1 augustus 1869. Hij werd opgeleid tot onderwijzer en was reeds op 17-jarige leeftijd werkzaam aan een Schiedamse school. Hartog was een van de oprichters en de eerste secretaris van de Schiedamse afdeling van De Bond van Nederlandsche Onderwijzers. Bovendien was hij lid van de SDAP. Als literator debuteerde hij in 1894 in het "Tweemaandelijksch Tijdschrift" van Verwey en Van Deyssel. Hij publiceerde verhalen en artikelen in "De Gids", "De Jonge Gids", "De Kroniek", "Het Volk" en "De Vrouw". De achtergrond van zijn verhalen wordt gevormd door de arme Rotterdamse en Schiedamse arbeidersbuurten. Zijn literaire werk werd posthuum gebundeld onder de titel 'Sjofelen'. Hartog stierf in 1904. gebundeld onder de titel 'Sjofelen'.
De schrijver Henri Hartog werd op 1 augustus 1869 in Schiedam geboren als derde kind van de koopman Salomon Hartog en Maria Koster. De leden van de familie Hartog waren lid van het Nederlands-Israëlitisch kerkgenootschap in Schiedam. In 1897 verhuisde het gezin naar Rotterdam. Henri hield echter ook een adres in Schiedam aan waar hij inmiddels onderwijzer was en inwoonde bij de koopman Maurits Hijman. Hoewel zijn ouders onbemiddeld waren, had Henri na een volksschool te hebben doorlopen een onderwijzersopleiding kunnen volgen en was op zeventienjarige leeftijd kwekeling geworden op de school van J.C. Sander aan de Schiedamse Broersvest. In 1888 werd hij onderwijzer derde klasse aan de eveneens door Sander geleide Eerste Tusschen-school. Tot aan zijn vroege dood in 1904 zou Hartog op de tussenschool van Sander blijven werken.
Sander was een belangrijke man in Schiedam. Niet alleen was hij schoolhoofd maar hij was ook actief in de Schiedamse politiek. Zo was hij de stuwende kracht achter de liberale kiesvereniging en bekleedde hij een hoge functie in de plaatselijke vrijmetselaarsloge. In "Eene bevalling" gaf Hartog verhuld een niet al te positief beeld van deze Schiedamse bovenmeester. Hartog zou Sander in een brief aan Albert Verwey omschrijven als een 'ploertig schoolhoofd'.
Naast zijn werk als onderwijzer was Henri Hartog actief in de socialistische vakbeweging. Zo behoorde hij tot de pioniers van de in januari 1891 opgerichte Schiedamse afdeling van de Bond van Nederlandsche Onderwijzers. Enige tijd vervulde Hartog de functie van eerste secretaris. Vanaf 1893 verschenen er van zijn hand onder het pseudoniem J.P.E. en J.P. Eeraets verschillende artikelen die de emancipatie van de onderwijzer beoogden. Deze artikelen verschenen in "De Bode", het orgaan van de onderwijzersbond. In 1909 werd Hartog lid van de Bond van Sociaal-Democratische Onderwijzers. Ook was hij, op zijn laatst in 1899, lid geworden van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP).
Zijn carrière als literator begon in 1894. Op 3 december van dat jaar stuurde Hartog het bovengenoemde prozafragment "Eene bevalling" op aan de uit Albert Verwey en Lodewijk van Deyssel bestaande redactie van het "Twee-maandelijksch Tijdschrift voor Letteren, Kunst, Wetenschappen en Politiek". Aanvankelijk wees Van Deyssel het stuk af, maar in mei 1896 debuteerde Henri Hartog alsnog met een omgewerkte versie. Daarnaast verscheen er een verhaal van hem in "De Jonge Gids" en een in "De Nieuwe Gids". Over zijn literaire werkzaamheden en financiële perikelen correspondeerde Hartog met Verwey en Van Deyssel.
In december 1902 verschenen in de achtste jaargang van "De Twintigste Eeuw" de eerste vier hoofdstukken van wat een onvoltooide roman zou blijven; "Buurtleven". Het literaire werk van Hartog werd na zijn dood uitgegegeven onder de titel "Sjofelen". In de uitgave was een voorwoord opgenomen van Van Deyssel. De achtergrond van deze verhalen wordt gevormd door de volksbuurten van Rotterdam en Schiedam. Hartog kende de levensomstandigheden van het proletariaat uit eigen ervaring omdat hij in een Schiedamse volksbuurt tussen jeneverbranders en de arbeiders van een kaarsenfabriek woonde. Hartog wordt vanwege zijn realistische beschrijvingen van het arbeidersleven tot de school der naturalisten gerekend.
In december 1902 ontmoette Henri een 22-jarige Schiedamse onderwijzeres. Met het oog op een mogelijk huwelijk ging hij op zoek naar een extra bron van inkomsten. Na een gesprek met de redactrice mevrouw P. Bouten-Stronck, ging hij boekbesprekingen schrijven voor het tijdschrift "De Vrouw". In zijn eerste publikatie voor dit vrouwentijdschrift hekelde hij Anna de Savornin Lohman's "Over boeken en schrijvers. Subjektive opstellen". Een boek dat later werd uitgegeven onder de titel "Een eigenwijs schrijfster". De relatie met de onderwijzeres liep uiteindelijk op niets uit. Na het verbreken van de verloving zette Hartog zijn werkzaamheden als criticus echter voort. Niet alleen in "De Vrouw", maar ook in :"De Kroniek" en in het socialistische dagblad "Het Volk".
In 1898 publiceerde hij in "De Jonge Gids" het artikel 'Bourgeois-literatuur. Eene polemiek'. Dit was een reactie op het eveneens in "De Jonge Gids" verschenen 'Bedenkingen' van E.W. Thijssen. Achter het pseudoniem Thijssen ging de bekende toneelschrijver Herman Heijermans schuil. In Hartog's artikel komen twee van zijn belangrijkste thema's aan de orde. In de eerste plaats zijn waardering voor de Tachtigers en in de tweede plaats zijn aandacht voor het proletariaat en de mogelijkheid en noodzaak om de kunst voor haar toegankelijk te maken.
Zijn pogingen om de kunst bereikbaar te maken voor de minder bedeelden leidde in de zomer van 1902 tot de oprichting van de Rotterdamse vereniging "Voor de Kunst". De oprichting van deze vereniging is deels te beschouwen als een reactie op de meer traditionele Rotterdamse Kunstkring. In oktober 1902 telde de vereniging 2400 leden. Toen Henri Hartog twee jaar later op 25 februari 1904 op 34-jarige leeftijd aan longontsteking overleed, was het ledenaantal toegenomen tot 4000. Henri Hartog werd op zondag 28 februari begraven in wat hij ooit "dat hatelijk Schiedam" had genoemd.
Bron: http://www.jhm.nl/personen.aspx?naam=Hartog,%20Henri