Doopgetuigen: Philippus Georgij, Jan Mazizel en Senel Viry.
Child(ren):
Hij trad 5 September 1580 in militaire dienst bij het Statenleger. Hij was toen pas 12 jaar, wat in die jaren meer voorkwam.
Bij de verovering van Antwerpen door de hertog van Parma op 10 Augustus 1585 was al vijf jaar soldaat en behoorde dus niet tot de om die reden uitgeweken protestanten.
Later komt hij voor als luitenant in de compagnie van kapitein Tessaert.
Op de acte van Zijne Excelentie, stadhouder Maurits, ontvangt hij bij resolutie van de Raad van State d.d, 22 Augustus 1604 commissie als kapitein in de plaats van den overleden commandant Zuijtlant, bij een van de compagniëen van het Zeeuwse regiment. Hij legt 5 September 1604 den eed af en tekent het eedboek als Pieter Alvers. Deze compagnie lag lange tijd te Oostburg in garnizoen en Pieter wordt in de doopboeken van deze gemeente een aantal malen genoemd.
Bij resolutie van den Raad van State gedateerd 21 November 1616, ontvangt hij commissie als sergeant-majoor (toenmaals een hogere rang dan kapitein) binnen Vlissingen op een jaarlijks traktement van f 500, nadat hij reeds als zodanig door de stadhouder was aangesteld, blijkens een resolutie van de Staten van Zeeland van Oktober 1616.
Een traktement van f 500 was overigens niet veel, al was het geld toen veel meer waard dan nu. Maar op de onderhoudskosten van de soldaten werd nogal wat bijverdiend en na een gewonnen slag vormden de buitgelden een aardige inkomstenbron.
Pieter was wel een vermogend man met name door het kapitaal van zijn Maraanse voorouders (Joodse handelaren uit Portugal). Dit bleek onder meer uit een schenkingsacte, waarbij een huis werd weggeschonken. Gedurende zijn kapiteinschap te Oostburg bezat hij aldaar namelijk een huis en erf aan de Ooststrate en de Vuldersstrate, dat hij op 15 Juni 1618 voor schepenen van Oostburg schenkt aan Lambrecht Raes. Waarschijnlijk was dit zijn gewezen woonhuis. Het motief der schenking wordt niet in de akte vermeld. Mogelijk werd het huis verkocht en werd aan die verkoop de vorm van een schenking gegeven om overdrachtskosten te ontlopen.
In 1632 overlijdt hij, maar pas in 1637 wordt zijn zoon Pieter als kapitein over zijn compagnie aangesteld.
The data shown has no sources.