She is married to Victor "Fiktoor" Peeters.
Tekst en opzoekwerk Peeters Mathieu, Laatste versie 10/02/2025
Op 26 augustus 1893 om zes uur s ’avonds werd in de Barelstraat in Bornem een zoon geboren in hetgezin van Louis Peeters en Trees Janssens. Louis, die werkte als brouwersgast, en Trees waren een jaar eerder in september 1892 in het huwelijk getreden. Victor, zoals het jongetje werd genoemd, was hun eerste gezamenlijke kind. Bij de aangifte van zijn geboorte werd vader Louis bijgestaan door de kuiper Frans Boeykens en de bakker Eduard Keulemans. Deze twee mannen ondertekende de geboorteakte, terwijl vader Louis dit niet kon wegens ongeleerdheid.
Trees was echter al moeder van drie kinderen uit een eerdere periode van haar leven: Leopold, geboren in 1882, Marie in 1889 en Frans in 1891. Frans en Leopold stierven als kleuter, waardoor Victor de oudste jongen van het gezin werd. Na de geboorte van Victor werd het gezin nog verder uitgebreid met de geboorte van Miel in 1895, Leine in 1901 en Charel in 1903. Als jonge knaap zou hij de kans gehad hebben om te starten in de zondagsschool waardoor hij, anders dan zijn vader, wel de kans had om te leren schrijven.
Alle kinderen van het gezin Peeters groeiden op in de Barelstraat, gelegen in het centrum van Bornem. Rond 1900 ging moeder Trees aan de slag als herbergierster. In 1909 veranderde het leven van het gezin drastisch. Trees overleed in haar woning op 46-jarige leeftijd. Op dat moment was Victor, de oudste zoon uit het huwelijk, bijna 16 jaar oud. Hij werkte toen, net als zijn vader, als brouwersgast. Nadien ging hij aan de slag als mandenmaker. Victor stond in Bornem gekend als “Torre van Trees Janssens”.
Enkele jaren later leerde Victor de mandenmaakster Marie’ke Pauwels kennen. Zij was afkomstig vanKlein-Heide, een gebied dat tegenwoordig de Puursesteenweg heet.
Marie’ke was de dochter van Fransooi Pauwels, een landbouwersknecht geboren in 1872, en Rosalia Byl, eveneens geboren in 1872. De afstand tussen het ouderlijk huis van Victor en dat van Marie was klein, waardoor hun levenspaden elkaar gemakkelijk konden kruisen. Eind 1912 geraakte Marie Pauwels in verwachting. Enkele maanden later, op 11 april 1913, besloten Victor & Marie te trouwen. Hun eerste kindje, een zoon, werd geboren op 2 september 1913. Hij kreeg de naam Louis, vernoemd naar de vader van Victor.
De vreugde over de geboorte van hun zoon werd echter snel onderbroken. Amper twee weken later, op 15 september 1913, moest Victor zich aansluiten bij het vervoerkorps van de Divisie Zware Artillerie. Hij kreeg het stamboeknummer 195.121. In deze militaire eenheid was hij verantwoordelijk voor het vervoer en operationeel houden van zware artillerie. Zo’n zes maand nadat hij zich moest aansluiten, geraakte Marie opnieuw zwanger.
1910-1920: Victor werd Krijgsgevangene
Ondertussen begint het in de internationale politiek te rommelen. Op 28 juli 1914 geeft Oostenrijk een oorlogsverklaring aan Servië. Als onderdeel van het Schlieffenplan vielen in augustus 1914 de Duitsers België binnen. De Duitsers gebruikten België als doorgangsgebied om Frankrijk te bereiken. Victor gaat aan de slag als soldaat kannonier van het 16de batterij op het Bornemse Fort, gelegen in de Barelstraat. Hij sloot zich aan als “etendrager” bij het vervoerkorps. Victor stond onder het bevel van onderluitenant Thibaut, wachtmeester Van De Walle en officier-majoor Bech. Later ging hij aan de slag als telefonist in het fort van Bornem. De batterij van Bornem telde ongeveer 350 man.
In de nacht van 1 oktober 1914 probeerden Duitse infanteristen de Scheldebrug te veroveren. Als reactiedaarop kreeg het fort van Bornem diezelfde nacht versterking van onderluitenant Maurice Chomé uit Haasdonk. Op 2 oktober bevond telefonist Victor Peeters zich samen met soldaten Lardenoit en Docher op uitkijk in de molen van de Heykant in Mariekerke. Hun opdracht was de hele dag de bewegingen van de vijand te observeren.
Rond 16.00 uur zagen de soldaten ongeveer 500 Duitsers richting de molen marcheren. Ze waarschuwden hetfort met het bericht: “Molen Heykant, 300 meter rechts.” Toen ook aan de linkerkant Duitse troepen opdoken, wisten ze via het struikgewas te ontkomen. Kort daarna bestormden en veroverdende Duitsers de molen. Pas nadat de vijand de molen had ingenomen, werd deze vanuit het fort van Bornem in brand geschoten. Vanaf dat moment werd Klein-Brabant volledig meegesleurd in de ellende van de oorlog.
Toen op 6 oktober 1914 de beslissing viel dat de legerdivisies zich zouden terugtrekken naar het westen, werd dat het begin van een uittocht van troepen uit Klein-Brabant. Alleen aan de fortbemanningen werd gevraagd om tot het uiterste stand te houden. Wanneer op 7 oktober het hoofdkwartier in het kasteel te Hingene zijn koffers pakte en stelselmatig de bruggen van Temse (7 oktober-17:50 uur), Rupelmonde, Tolhuis, Hellegat, en Boom tot ontploffing werden gebracht, verslechterde het moreel van de Belgische soldaten. Het fort van Bornem kreeg als laatste bericht per telefoon: “Résister à outrance. Rester jusqu’a la fin.” (Standhouden op leven en dood - blijf tot het einde op post). Daarna viel alle verbinding met Antwerpen weg. De dagen erop voelde de Bornemse soldaten zich in de steek gelaten. Het gemor en protest klonken steeds luider in de fortgangen. In het Bornemse fort nam de onrust toe en een aantal soldaten begonnen te muiten. Enkelen beraamden zelfs een aanslag op commandant Albert Adelin Jallay. Deze wilde echter niet van wijken weten. Desnoods zou hij het fort met man en muis in de lucht laten springen.
Op 10 oktober 1914 werd het fort van Bornem geconfronteerd met een rampzalige situatie. Het fort van Liezele en Schans Puurs hadden geen telefonische verbinding met elkaar, waardoor het fort van Bornem steeds meer geïsoleerd raakte en uiteindelijk volledig werd omsingeld door Duitse troepen. Om 2.30 uur gaf kapitein Jallay van het Bornemse fort het bevel om met de koepels van klein kaliber het vuur op de vijand te openen. Dit werd om 5.00 uur diezelfde ochtend herhaald.
De verdedigingsraad van het Bornemse fort kwam bijeen om de situatie te bespreken. Aangezien de grote koepels onbruikbaar waren geworden en de munitievoorraad beperkt was, besloot Jallay om de artilleristen, waaronder waarschijnlijk ook Victor Peeters, het fort te laten verlaten. Deze beslissing leiddeechter tot onenigheid: majoor Bech was het niet eens met dit plan. Uiteindelijk ging het om 78 artillerie-soldaten, die werden opgedeeld in drie groepen.
Duitse troepen omsingelden het fort met als doel de Vlaamse soldaten gevangen te nemen. Iets na 12.00 uur gaf het fort zich over, als laatste van de Antwerpse fortengordel. Hoewel de nationale driekleur nog fier wapperde, moest deze samen met alle documenten worden verbrand om in handen van de vijand te voorkomen. De soldaten werden krijgsgevangene genomen en moesten hun persoonlijke spullen nemen. Rond 14u wappperde de Duitse oorlogsvlag op het Bornemse Fort.
De 230 manschappen en 5 officieren kregen tot 17.00 uur de tijd om hun persoonlijke bezittingen bijeen te pakken. Voor het fort hadden zich inmiddels mensen verzameld, waaronder familieleden van de militairen die afscheid kwamen nemen. Vermoedelijk was ook de hoogzwangere Maria Pauwels daarbij aanwezig. Victor probeerde zich echter urenlang verborgen te houden in een houten kist, maar werd uiteindelijk toch ontdekt. Om 17u verliet het garnizoen het Bornemse Fort, met aan het hoofd Jallay en zijn officieren. De militaire eer (een traditie en symbolisch gebaar dat vaak werd toegepast in militaire overlevering, bedoeld om respect te tonen voor de moed en inzet van de verdedigers, zelfs wanneer zijzich aan de vijand moesten overgeven) werd bewezen door de 7de companie van het eerste matrozen Artillerie Regiment.
De mars van de overgegeven soldaten ging richting Oppuurs naar Puurs en Willebroek. Daar werd halt gehouden aan een herberg. Er werd een halfuur gerust en gegeten. In de duisternis konden 13 soldaten wegvluchten zonder opgemerkt te worden. De mars zette zicht verder richting Heffen, waar veel tijd verloren ging omdat de Zennebrug er gesprongen was. Het is donker wanneer de kolonne van het Bornemse Fort aankwam in Mechelen. Om middernacht werd de groep naar het oud stadhuis geleid. Ze kregen er brood met zalm aangeboden. De soldaten, waaronder Victor, mogen slapen in de benedenzaal.
Op 11 oktober werd Victor, samen met de soldaten ( waaronder Gutane Vertugen uit Gent en Bernard Van Heele uit Lier ) van Fort Bornem, Fort Liezele en Schans Puurs, in een trein geladen. De trein bestond uit veewagons zonder zitplaatsen en vertrok in de richting van Brussel. Vanuit Brussel vertrok Victor verder richting Duitsland. Op 23 oktober werd Victor ingeschreven in het kamp van Parchim te Duitsland. Nadien zou hij verder gestuurd worden naar het kamp van Güstrow, waar hij in december 1915 onderdak had in “barak 67”.
Het kamp van Gustrow is een zeer uitgestrekt plein, bedekt met tenten (barakken) welke elk 50 tot 60 gevangenen bevatten. De grond is drassig. Bij de aankomst in het kamp moet ieder krijgsgevangene al het snijdend tuig, zakmes, scheermes enz. dat hij op zich draagt, afgeven. Hij krijgt daarop een deken, eene schaal, eenen lepel en een handdoek. Bovendien ontvangt elke groep van vijf gevangenen een bekken. In elke barak wordt er een mes aan den "Chef" gegeven.
0 gaat men in rij zijn morgenontbijt afhalen, dat bestaat uit een halve lieter met havergort gekookt water -language: NL-BE;">
dags, steed op rij, ontvangt men drie vierde liter soep, bereid uit boonen, boekweit, gerst haver, rijst, erwten of kool. 's Avonds hetzelfde maal als ’s morgens
ier dagen, krijgt elke krijsgevangene een vierkant brood van ongeveer 2 kg font-size: medium;">
erpompen staan op korten afstand van de beerputten, het water is niet drinkbaar, ook bestatigde men daar reeds talrijke gevallen van dysenterie nguage: NL-BE;">
december 1914 tot 8 januarie overleden er 63 zieken, hoofdzakelijk aan typhus en darmontsteking. ook twee Russen overleden aan cholera en vier aan herten-ruggemerkoorts.
Door zijn jarenlange verblijf in het Gustrow-kamp leerde Victor Russisch spreken, aangezien de meerderheid van de buitenlandse gevangenen Russen waren. Tijdens zijn tijd in Gustrow was hij ook meerdere keren ernstig ziek. Dit blijkt uit Duitstalige documenten uit 1915, evenals uit een oude brief waarinhij vermeldt dat hij in 1918 veel last had van zijn halsklieren en snijwonden in zijn nek. Als onderdeel van een overeenkomst tot stand gebracht door bemiddeling van het Internationale Rode Kruis, konden gevangenen met een slechte gezondheid worden overgebracht naar interneringskampen in Zwitserland. Zo werd ook Victor overgeplaatst.
Op de linkse foto zien we Belgische krijgsgevangene die op 25 juni 1918 richting Interlaken werden gestuurd vanuit Gustrow. Vermoedelijk is dit dezelfde dag als dat Victor vertrok, want hij kwam aan op 26 juni in het leegstaande hotel “Belle Vue” in Interlaken.
Enkele weken later, op 3 augustus 1918 zit Victor in de gevangenis te Interlaken tot op 7 augustus. Vandaaruit vertrekt hij op 7 augustus 1918 enkele kilometers verder naar Unterseen. Twintig dagen later, op 27 augustus 1918 werd hij verder gestuurd naar Lotschberg. Een klein halfjaar later, op 10 oktober 1918 werd hij gerepatrieerd. Hij belande nadien in Frankrijk. Pas één jaar later, rond september 1919, keerde hij terug naar zijn geboortedorp Bornem.
1920 – 1939: De uitbouw van mandenmakerij Peeters
Tijdens de oorlogsjaren was Victor vaak afwezig, wat Maria Pauwels, zijn jonge echtgenote, in een moeilijke positie bracht. Ze bleef achter met hun eerste zoontje, Louis, en zocht haar toevlucht bij haar ouders. Samen met haar moeder, Rosalie Byl, bracht Maria de tijd door met het maken van korfjes. Toen Victor na vijf jaar krijgsgevangenschap eindelijk terugkeerde, werd hij geconfronteerd met een enorme verrassing: hij had zijn tweede zoontje, Sooi (geboren in 1914), nog nooit gezien. Maria was immers hoogzwanger geweest toen Victor werd gevangen genomen. Na zijn terugkeer, en nadat hij wat had kunnen bijkomen van de traumatische oorlogservaringen,besloot Victor zijn leven opnieuw op te pakken. Hij koos ervoor om mandenmaker te worden.
Samen met Maria en hun twee zonen vestigde hij zich in de Bleekstraat 28 (destijds nog Breevenstraat genoemd), slechts enkele meters van het ouderlijke huis van Maria. Victor liet het huis volledig verbouwen, waarbij twee kleine huisjes werden omgebouwd tot een groot en statig huis. Het leek het perfecte thuis voor hun groeiende gezin. In 1920 werd hun eerste dochtertje, Leine, geboren. Nadien volgden Karel (°1921), Marie-Jose (°1924), Gabrielle (°1927) en Astrid (°1928).
In 1928 was Louis, de oudste zoon van Victor en Maria, inmiddels 15 jaar oud. Op dat moment besloot hijde school achter zich te laten en volledig voor het vak van zijn vader, mandenmaker, te kiezen. Tegelijkertijd vonden ook Maria’s broers, Scheve Wannes en Eduard Pauwels, hun weg naar de mandenmakerij van Victor. De mandenmakerij Peeters groeide gestaag en werd vooral bekend om zijn specialiteit: de Amerikaanse kraagstoelen en koffers.Van jongs af aan werden alle kinderen van het gezin Peeters betrokken bij de zaak. Het was niet ongewoon dat de jongens en meisjes hun steentje bijdroegen, zodat de werkplaats altijd een levendige sfeer had. In 1934 werd het gezin uitgebreid met een nieuwezoon, Eduard, die snel de bijnaam "Waar" kreeg.
In 1935 volgde Karel (geboren in 1921) het voorbeeld van zijn oudere broer Louis. Ook hij besloot de school te verlaten en zijn tijd in het atelier door te brengen. De aanwezigheid van al deze jonge mensen in de werkplaats zorgde voor een vrolijke en gezellige werksfeer. Het was dan ook geen uitzondering dat het gezin, terwijl ze hun werk deden, regelmatig met elkaar zong. De jongere meisjes, Leine, José en Gabrielle, begonnen langzaam maar zeker ook in de zaak te werken. Gabrielle richtte zich vooral op het maken van korfjes, een taak die haar goed afging. Voor al dat mandenvlechten stonden tijdens de beste jaren maar liefst 20 atelierwerkers bij de Peeters’en.
In 1937 komt de jongste van de familie op de wereld, Albert, genoemd naar Maria’s Broer. Ondertussen lopen de zaken in de mandenmakerij erg goed. De familie beheerste het hele gamma mandenwerk en had een boeiende wijmenhandel. Op de achterliggende gronden stond ooit 8000 schoven wijmen opgeslagen. Die wijmen werden gekocht in Kruibeke of bij Graaf de Marnix. De kinderen van het gezin Peeters werden streng en Katholiek opgevoed. Alles stond in het teken van de mandenmakerij, waardoor eens met leeftijdsgenoten naar de cinema gaan al als een grote vrijheid overkwam voor hun.
1939 – 1950: Wereldoorlog II
Bijna twintig jaar na Victors terugkeer uit de krijgsgevangenschap leek het geluk van de familie Peeters eindelijk niet meer te stoppen. Ondanks dat ze in 1939 nog maar een zoontje van twee jaar oud hadden, stapte de oudste zoon, Louis, in oktober van dat jaar in Wintam in het huwelijksbootje met HildaRottiers. Dit was een grote stap voor het gezin, maar het geluk werd pas echt compleet in mei 1940, toen het jonge paar hun eerste kindje verwelkomde. Het geluk in de familie werd echter op de proef gesteld want WOII brak uit. Een crisis voor alle inwoners van Klein-Brabant.
In 1941 overleed Maria’s jongere zus “Wiske”. Wanneer enkele maanden nadien ook haar weduwenaar Henri Meskens overleed, bleef hun 14-jarige dochter Marcella Meksens alleen achter. Victor en Maria Pauwels boden het jonge tienermeisje hulp en Marcella kreeg een plek binnen het gezin Peeters. Ook zij ging aan de slag binnen de mandenmakerij. Voor het zoeken naar wijmen werd er bij Mandenmakerij Peeters koos Victor altijd voor de ‘Duitse rode’ variëteit. Hij werkte hoogst uitzonderlijk met thuiswerkers. Tijdens de oorlogsjaren werd Bornem bezet door de Duitsers, wat Victor in een lastige positie bracht. Om zijn gezin te onderhouden, moest hij zijn inkomsten verdienen door met de Duitsers samen te werken. Toch liet Victor zich niet zomaar inpakken. Hij vond slimme manieren om de situatie in zijn voordeel te gebruiken. Zo verkocht hij zijn zelfgemaakte manden voor export, maar met een slimme truc: de manden hadden geen bodem, wat hem kosten bespaarde. De facturen werden netjes betaald en de vrachtwagens vertrokken, zonder dat de Duitsers doorhadden wat er werkelijk gebeurde.
Marie-José, de dochter van Victor en Maria, werkte minder in de mandenmakerij en had haar talentin het naaien ontdekt, iets waar moeder Maria minder trots op was. Vader Victor steunde haar echter altijd, en zo ging Marie-José naar de naaischool in de Willebroekse Kerkstraat. Tijdens de oorlogsjaren moest Marie-José steeds van haar ouderlijk huis met de fiets richting haar school Tijdens de oorlogsjaren moest Marie-José dagelijks met de fiets van haar ouderlijk huis naarde school in Willebroek. Haar route leidde haar langs het Fort van Breendonk, een plek die zij niet vertrouwde vanwege de spanningen en de bezetting van België door de Duitse troepen. De situatie werd steeds onveiliger, en daarom werd besloten dat het beter was als Marie-José op internaat zou gaan om haar opleiding als modist voort te zetten in een veiligere omgeving. p de speelplaatswerd er Frans gesproken, waardoor Marie-José de taal steeds beter kon begrijpen. Wanneer ze 18 jaar oud was rondde ze haar schoolcarrière af en leerde ze Juliaan Van Noten kennen. Hij was een kolenhandelaar die regelmatig kwam leveren bij Victor en Maria. Hoewel het beroep van een kolenhandelaar, dat vaak met vuile kleding gepaard ging, in contrast stond met de netheid en het verfijnde werk van een naaister, leek dit toch geen obstakel voor de liefde tussen Marie-José en haar toekomstige man. Na wat aandringen van haar vader, Victor, ontstond er een relatie tussen het stel. Het koppel huwde in 1944 en kreeg een dochter, Marie-Reine, die hun gezin compleet maakte.
De oudste dochter, Madeleine, hielp vaak in de hanger bij het maken van manden. Maar Victor en Maria hadden niet alleen de mandenmakerij; ze bezaten ook een groot stuk grond naast hun woning. Victor zag hierin een kans voor extra inkomsten en besloot asperges te verbouwen. Dit werd al snel een taakje voor de jonge Madeleine, die haar ouders hielp met het steken van de asperges. Tijdens een kermis leerde Madeleine ene Robert Van Ranst kennen. Hij was eveneens mandenvlechter en had de wil om professioneel wielrenner te worden. Het koppel huwde en bezegelde in 1945 hun huwelijk met één zoon Jean.
Door de katholieke opvoeding die Victor en Maria hun kinderen gaven, was het geen grote verrassing dat één van hen ervoor zou kiezen om het religieuze pad te volgen. Hun tweede zoon, Fransooi, werd broeder en wijdde zijn leven aan de zorg voor anderen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zettehij zich in voor de armen en de mensen die het moeilijk hadden. Hij deelde soep uit ter hoogte van de Bornemse Kapelstraat aan de mensen die thuis worstelden door de oorlogsomstandigheden. Zijn vriendelijke gebaren en behulpzaamheid leidden al snel tot de bijnaam “Sooike Soep”. Toch verliep niet alles zonder problemen. Op een dag werd Sooiopgeschrikt door een vliegende bom, die ernstig schade aanrichtte. Hij werd zo hard verwond dat men dacht dat hij dood was. In de chaos werd hij zelfs bij de lijken gelegd, aangezien men geen hoop meer had. Gelukkig was er iemand die opmerkte dat Sooi nog ademde. Dankzij die oplettendheid werd hij gered en kreeg hij de hulp die hij nodig had om te overleven. Sooi werd geptofest (= de kloostergeloften afleggen) met een groot feest op 29 september 1949 te Taintignies in de provincie Henegouwen en maakte deel uit van de Assumptionisten (= eenmannelijke religieuzen die deel uitmaakte van de Congregatie van de Augustijnen van de Allerheiligste Veronderstelling).
De oudste zoon van het gezin, Louis, woonde inmiddels samen met zijn vrouw Hilda in Doregem. De zaken in de mandenmakerij van Victor Peeters gingen zo goed dat Louis besloot om ook een hangar te bouwen. Hij kocht een huis en liet een hangar bouwen aan de Breevenstraat 50. Terwijl zijn vader Victor ouder werd, begon het zware werk steeds meer richting Louis te verschuiven. Zijn jongere broer Karel stond te popelen om zijn oudere broer te helpen in het nieuwe atelier en was enthousiast om zijn steentje bij te dragen aan de groeiende onderneming.
Vader Victor Peeters was een grote, stevige man, maar had de neiging om vaak een pintje te drinken. Soms bleef hij dagen weg van huis en ging hij van café tot café. Op een dag, na enkele dagen afwezigheid, kwam hij plotseling terug thuis. In een zatte bui sloeg hij zijn vrouw, Maria. Dit gedrag ging te ver voor zijn oudste drie zonen, die besloten om maatregelen te nemen. Ze hingen Victor met een touw vast aan een boom en lieten hem daar urenlang hangen, in de hoop dat hij zou kalmeren en zijn gedrag zou bedaren. Het was een drastische manier om hun vader tot bezinning te brengen.
1950 – 1960: De kinderen verlaten het nest
Begin jaren ’50 vond dochter Gabrielle haar geluk bij René Boeykens. Ze huwden en gingen wonen in de Breevenstraat te Bornem. Samen kregen ze één dochter Maria. Grootmoeder Maria Pauwels had een goede band met haar kleindochtertje, iets wat andere kleinkinderen minder ervaarde. Maria Pauwels kon soms heel nors en streng zijn en niet altijd even goed gemutst.
In de jaren '50 ondervonden de broers Louis en Karel wat hindernissen in hun relatie. Beide begonnen hun eigen zaak, wat zorgde voor concurrentie binnen de familie. De situatie bereikte een dramatisch hoogtepunt toen de magazijnen van Louis Peeters in brand stonden. De brand was begonnen bij de buurmanvan Louis, "Ceezeke", waar een kleine brand was ontstaan. Die sloeg over naar Louis’ magazijnen, met verwoestende gevolgen. Het was Karel die de brand zag ontstaan. Woonachtig langs de Puursesteenweg, rende hij onmiddellijk, op zijn blote voeten, naar de magazijnen van Louis om te helpen. De plaatselijke brandweer had veel moeite om de vlammen te bestrijden, vooral vanwege de droogte van dewijmen, die de brand extra hevig maakte. Gelukkig kon het tweede magazijn van Louis, evenals de woning, gered worden. Helaas brandde de stapelplaats met wijmen volledig uit, wat leidde tot een schadevan ruim een half miljoen frank. Achteraf beweerde Louis enige tijd dat Karel de brand zou hebben aangestoken, uit jaloezie. Na de brand herbouwde Louis de magazijnen en maakte hij ook meer tijd voorde duivensport. Hij zette zelfs varkens in zijn tuin, om ze nadien te kunnen opeten. Toch bleef Louis zich vooral inzetten voor zijn mandenmakerij. In totaal kreeg hij met zijn vrouw Hilda 13 kinderen, die allen sinds kinds af aan meedraaiden in de zaak.
Madeleine liet het mandenmaken even achterwegen en werd een fabriekswerkster bij Mazda. Haar man, Beir Van Ranst, kluste bij als mandenmaker bij schoonbroer Louis Peeters en verder werkte hij ook in een draadfabriek in Hemiksem. In de jaren 50 krijgt Madeleine ernstige darmproblemen, ze werd dan verschillende keren geopereerd maar zou hier blijvende hinder van ondervinden. Ook geraakt ze opnieuw zwanger, maar deze keer is dit een buitenbaarmoederlijke zwangerschap. Marie-José begon een eigen stoffen en naaiwinkel in de Barelstraat, terwijl haar man kolenverkoper bleef.
In 1955 werd Eduard opgeroepen voor zijn dienstplicht. Hij moest hiervoor naar Euskirchen te Duitsland.Toch kreeg hij daar af en toe bezoek van zijn oudere broer, Karel. Karel had immers na de oorlog een tijdje in Duitsland gebleven en kende de omgeving.
Midden jaren ’50 huwde dochter Astrid Peeters met mandenmaker André Van Gucht. In 1957 beviel dochter Astrid van een dochter, Myriam Van Gucht. Het gezin woonde aan de Boskant in Bornem. Helaas overleed haar dochtertje enkele weken na haar geboorte. In 1958 adopteerde Astrid, met de hulp van haar broer Sooi, een dochter die ze opnieuw de naam Myriam gaf.
In hetzelfde jaar begon Eduard een relatie met Rosa Van Landeghem uit Temse. Ze hadden elkaar leren kennen op café, en al snel bleek dat de twee serieus waren. Toen Rosa zwanger werd, besloten ze te trouwen. Het huwelijk vond plaats in Temse, maar het koppel verhuisde na de ceremonie naar het huis van Victor Peeters en Maria Pauwels. Helaas was de relatie tussen Maria en haar schoondochter Rosa allesbehalve harmonieus. De twee hadden vaak ruzies, die soms zo intens waren dat op een bepaald moment Rosa zelfs een schaar naar Maria gooide. Na amper enkele weken werd besloten Eduard en Roza dan ook te verhuizen naar een huis op de Puursesteenweg. Eduard werkte toen als fabriekswerker “op den Bell”, terwijl Roza dienstmeisje was bij een Joodse bakkersfamilie.
De jongste telg van het gezin, Albert, volgde een opleiding als patissier. Hij startte bij bakkerij “Onder De Toren” in het Bornemse Centrum, maar werkte ook o.a. bij bakkerij De Hert op de Sint-Amandsesteenweg. Met zijn vrouw Frieda Verhulst woonde hij eerst in de Breevenstraat 156 om nadien te verhuizen naar de Puursesteenweg. Daar had hij zelf een bakkerij uit de grond gestampt. Zijn oudere broer Karel verliet de Puursesteenweg en bouwde zelf een woning in de Breevendreef.
1960-1980: Pensioenjaren
Rond de begin jaren 60 gaat het niet zo goed bij het gezin Karel Peeters. Zijn vrouw Hilda is ernstig ziek en blijf tuberculose te hebben. De jonge kinderen worden geplaatst in een internaat in Machelen.
Hoewel Broeder "Sooi" het lievelingskind was van Maria Pauwels, was hij geen heilige. Zo zou hij een tijd in de Antwerpse gevangenis hebben gezeten. Later verhuisde hij naar het Sint-Theresiacollege in Kapelle-op-den-Bos. Volgens familieverhalen zou Sooi ooit een kasteeltje van kennissen geërfd hebben, maar hij gaf dit weg aan het goede doel. Samen met zijn ouders, broers en zussen ging hij regelmatig op bedevaart naar Lourdes.
Marcella, de dochter van Maria’s zus die deels opgroeide en werkte bij de familie Peeters verlietBornem en vertrok richting Bredene om daar te trouwen en een verder leven op te bouwen. Ze bleef wel nog steeds contacthouden met haar nichtje Astrid.
Eduard verhuisde naar een andere woning op de Puursesteenweg. Daar opende hij met zijn vrouw Roza een café “Montecarlo”. Het koppel kreeg twee kinderen: Miranda en Rudy. Eduard sukkelde een tijdje met zijn hart en had enkele keren een infarct. Gelukkig voor hem konden de dokter meer stabiliteit bieden door het plaatsen van een pacemaker.
De leeftijd begon stilaan Maria Pauwels parten te spelen. Ze sukkelde met haar nieren en bleef steeds meer binnen, dat in tegenstelling met haar man Victor. Hij was nog steeds regelmatig in de Bornemse kroegen terug te vinden. Midden jaren 70 gaat ook zijn gezondheid erop achteruit. Na verschillende onderzoeken werd prostaatkanker vastgesteld. Echter weigerde hij de behandelingen. Tijdens een van de ziekenhuisopnames besloot hij plots, zonder het te melden, te vertrekken. Ondertussen hadden kenissen hem gespot enkele meters van het ziekenhuis, bij Café Sannekes op de hoek van de Kasteel én Achterweidestraat. Op maandag 7 maart 1977 overleed Victor op 83-jarige leeftijd. Enkele maanden later overleed Jean Van Ranst, de enige zoon van Madeleine Peeters.
De jaren erop begon ook Maria Pauwels verder achteruit te gaan. Het was vooral Gabrielle dat in stond voor de zorg van haar moeder. Gedurende de laatste maanden van haar leven brak Maria haar arm. Uiteindelijk zal hierdoor haar zelfstandigheid nog drastisch achteruit gaan en kwam ze te overlijden op 12april 1979 op 86 jarige leeftijd.
In de jaren 80 werd er bij Sooi de ziekte van Parkinson vastgesteld. Het uitte zich duidelijk in zijn manier van stappen. Uiteindelijk overleed hij in 1993 in “De Pelikaan” te Temse. Ook Astrid had het een moeilijke periodes met veel ziekenhuisopnames. Ze had een ernstige vorm van suikerziekte. In 1999 werd ze opgenomen in de Sint-Jozefkliniek in Bornem met zware hartproblemen. Daar overleed ze uiteindelijk ook aan een hartinfarct.
De oudste telg van het gezin, Louis, ging eind jaren ’90 vooral mentaal achteruit. Hij verhuisde naar een rusthuis in Sint-Amands en overleed enkele maanden later. In 2004 begon ook Madeleine gezondheidsproblemen te krijgen door haar hart. Ze kreeg, net als haar broer Eduard, een pacemaker. In 2007 overleed Marie-José op de dementie-afdeling van het rusthuis in Bornem.
Rond 2010 begon Leine’s geheugen sterk achteruit te gaan. Ze was toen ongeveer 90 jaar oud. Ze herhaalde vaak dezelfde dingen, en haar man Beir Van Ranst vond de situatie steeds moeilijker te dragen. Het koppel besloot te verhuizen naar het rusthuis Het Gravenkasteel in Lippelodorp.
In 2013 woonde Karel in het rusthuis in Tielrode, waar hij uiteindelijk in juni op 91-jarige leeftijd overleed. Enkele maanden later werd zijn jongere broer Eduard opgenomen op de intensieve zorgen in Bornem. Hij krijgt daar te horen dat hij een ongeneselijke darmkanker had. In april 2024 besloot Eduard euthanasie uit te voeren. Op 11 juli 2020 vierde Madeleine haar 100ste verjaardag met een bescheiden feest in het woonzorgcentrum in Lippelo. Het is opdat moment volle coronacrisis. Ze maakte het feest niet bewust mee want ze was ondertussen als diep dementerend. Ze overleed op 15 januari 2021. In juni 2022 was de jongste van het gezin, Albert, op vakantie in Kirchberg (Tirol) met zijn echtgenote en nichten Maria en Clementine (dochters van Karel). Op vrijdag 17 juni 2022 overleed hij onverwacht aan een hartstilstand op zijn hotelkamer.
They got married on April 11, 1913 at Bornem, België, she was 20 years old.
Child(ren):
grandparents
parents
brothers/sisters
children
Maria Pauwels | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1913 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Victor "Fiktoor" Peeters | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
The data shown has no sources.