Abraham van Nasch den Ouden en zijn zoon Abraham van Nasch (tekent met: 'Nas') den Jongen, wonend te Noordwijk-binnen, verklaren dat tussen hen verschillen van mening gerezen zijn over de nalatenschap van wijlen Jannetgen Savarij, hun vrouw resp. moeder, wier testament is opgemaakt op 25 november 1634 bij notaris Sebastiaen van der Graeff in Dordrecht en over de erfenis van Passchier Savarij, haar te Luik overleden vader.
Vader en zoon Van Nas(ch) leggen die geschillen bij. Abraham van Nasch den Ouden zal zijn zoon onmiddellijk en contant zijn deel van beide erfenissen uitbetalen, een bedrag van 400 gulden. Abraham van Nas den Jongen ziet af van alle verdere aanspraken, ook van die t.o.v. zijn oom Isaack van Nasch en Jolijntgen Adriaens, die een obligatie uit 1638 in haar bezit heeft uitgegeven t.b.v. zijn moeder, Jannetgen Savarij.
Adriaen Sopmeijer, Ravesteijn, Gerrit Vinck en Cornelis Fieck, procureurs bij de Hoge Raad van Holland, houden toezicht op de uitvoering van de afspraken.
Child(ren):