De zonen van Luytgen uit zijn tweede huwelijk, Philip en Goyert, vestigen zich in
Utrecht en worden daar brouwer. Dat was destijds een beroep minstens zo belangrijk als bakker, want water uit de grachten was niet zomaar te drinken. Bij het brouwen van het bier moest het water gekookt worden wat zuivering tot gevolg had.
Philip trouwt met Gherychgen, de weduwe van Jan Ghysbertsz., bij wie zij drie kinderen had. Twee jongens die beiden brouwer werden en een dochter die met een beeldsnijder trouwde.
Philip had zijn brouwerij aan de O.Z. van de Oude Gracht, dit kan worden afgeleid uit de verkoop van huizen na zijn overlijden.
Cornelis duikt op in Rotterdam als schoonzoon van de brouwer Jan Coning. We mogen mijns inziens veronderstellen dat Cornelis uit Utrecht is weggegaan om elders het vak van brouwer te leren. Zo kwam hij bij Jan Coning in Rotterdam terecht, die behalve een brouwerij, voor Cornelis ook een aantrekkelijke dochter had. In de tijd dat Comelis in Rotterdam verbleef maakte de stad een moeilijke tijd door, waar ook het brouwersvak mee te maken kreeg. Het aantal brouwers liep in de eerste decennia van de 16e eeuw terug van 15 naar 5 in 1527. Hij zal het daarom raadzaam hebben gevonden niet het vak van brouwer te gaan beoefenen maar zich in Rhoon te vestigen als biersteker of bierhandelaar.
Goyart Luytgensz van der Mathe |