De voorvaderen in de vrouwelijke linie van dezen en derhiervolgende, leden van het geslacht de Groot, reeds vóór1200als regeringspersonen te Delft voorkomende, haddendenbijnaam de Groot verkregen, omdat door henuitstekendediensten aan het vaderland bewezen waren. Zijbewoondeneertijds het kasteel Kraaijenburg, tusschen Delften denHaag gelegen, en begaven zich vervolgensveiligheidshalvenaar eerstgemelde plaats. Onder dievoorvaderen, wordt metname genoemd Hugo Groote, die eenzeer vermogend man was envele gezantschappen bekleed had.
Hugo de Groot was een Nederlands rechtsgeleerdeenschrijver. Hij is vooral bekend als (Hugo) Grotius,maarwordt in oudere teksten ook wel sporadisch aangeduidalsHuig de Groot.
De Groot schreef Latijnse tragedies engedichten,theologische verhandelingen en Nederlandsegedichten. Zijnbelangrijkste werken liggen op historisch enjuridischgebied. Zijn beroemdste werk is De iure belli acpacis(Over het recht van oorlog en vrede) uit 1625. Ditwerkvormt de basis voor het moderne volkenrecht. Hugo deGrootis ook bekend vanwege zijn pleidooi voor de vrijetoegangtot de zee (en de vrijhandel) het Mare Liberum(1609),eerst in 1864 teruggevonden en gepubliceerd.Hedendaagserechtsgeschiedkundigen beschouwen Grotius alseen van degrootste juristen ooit. Grotius heeft een immenseinvloedop het internationaal publiekrecht uitgeoefend, zijnideeënmet betrekking tot de zeevaart domineren nogbijvoorbeeldhet grootste deel van het hedendaags zeerecht.Grotius kaningedeeld worden in de school van de humanisten.Algemeenwordt aanvaard dat Grotius het Vernunftrechtbepleitte,maar dit is een misvatting, daar zijn recht nognietautonoom is en het nog niet los staat van God. Hijdurfdede stap naar een autonoom natuurrecht nog niet tezetten,omdat zoiets zou kunnen impliceren dat God nietzoubestaan. Hij mag echter wel worden beschouwd alseenvoorloper van de grote natuurrecht-denkers.
Op jonge leeftijd schreef hij de Annales et historiaederebus Belgicis. Van meer historisch belang dandezeNederlantsche Jaerboeken en Historien was zijn boekover deOudheyt van de Batavisch nu Hollandsche Republique.In datlaatste werk toont De Groot aan dat de Staten altijdalsoeverein geweest zijn. Historisch gezien is ditstandpuntvan De Groot onhoudbaar, maar zijn verhandeling,dieuiteraard bij de Staten van Holland in de smaak viel,heeftbetekenis gekregen omdat de Staten van Holland,wanneer hetom hun positie ging, zich op De Groot plachtente beroepen.
Biografie
Hugo de Groot werd geboren te Delft als telg vaneenNederlands patriciërsgeslacht. Zijn vader, Jan deGroot(1554-1640), telde veel bekende geleerden uit deRepubliekonder zijn vrienden. Deze geleerden herkenden alsnelHugo's bijzondere begaafdheid; zo kon hij al vanafzijnachtste jaar dichten in het Latijn en vertaalde hij ookalop vroege leefdtijd Griekse en Latijnse boeken.
De jeugdige Hugo de Groot ging al op elfjarigeleeftijdstuderen aan de universiteit van Leiden, waar hijomgingmet medestudent Daniel Heinsius. Hungezamenlijkeleermeester was de Franse filoloog JosephusJustusScaliger. In 1598 mocht hij mee met een gezantschapnaarFrankrijk, dat onder leiding stond van JohanvanOldenbarnevelt, en als doel had van koning Hendrik IVsteunte verkrijgen voor een voortzetting van de opstandtegenSpanje. Het was tijdens deze reis dat de Franse koninghemLe miracle de la Hollande zou hebben genoemd, enbovendienpromoveerde Hugo in Orléans tot doctor in de beiderechten(5 mei 1598), d.w.z. het "gewone" wereldlijk rechtèn hetkerkelijk recht. Hij begon zijn carrière in 1600alsadvocaat in Den Haag; in 1607 werd hij in dezelfdestadadvocaat-fiscaal van de Hoge Raad van Holland enZeeland.Zijn bekendste Nederlandstalige werk is Inleidingetot deHollandse Rechtsgeleerdheid.
In 1613 maakte hij als diplomaat deel uit van eendelegatienaar Engeland. Daar onderhield hij zich met koningJacobusI van Engeland, maar tevens ontmoette hij voor heteerst denaar Engeland uitgeweken Franse classicus enfiloloog IsaacCasaubon, met wie hij voordien algecorrespondeerd had. Indatzelfde jaar werd hij totpensionaris van Rotterdambenoemd.
Gevangenschap op Loevestein
Even na 1610 laaiden er in Nederland godsdienstigetwistenop die tot in de politiek werden uitgespeeld. Dezetwistenkwamen overigens niet als een verrassing. De Grootwas in1607 een van de velen geweest die voorspelden datdoor eenbestand met Spanje ruimte zou ontstaan vooronderlingepartijstrijd in de Republiek[1]. Inzet was deleer van depredestinatie, ofwel de Goddelijkevoorbeschikking. Inhedendaagse termen kan men zeggen, datde strijd gingtussen de strenge Gomarus en de gematigdeArminius.
Hugo de Groot trad in talloze geschriften duidelijknaarvoren als verdediger van het kamp der Arminianen,of,vanuit zijn gezichtspunt gezien, het kamp van hen dievoortolerantie ijverden, en van mening waren dat de staathethoogste gezag was, en dus boven de kerk stond. Dat wasookhet standpunt van Van Oldenbarnevelt, die ook weigerdeeennationale synode van staatswege bijeen te roepen,omdatdaarin ongetwijfeld Arminius veroordeeld zou worden.
Prins Maurits zag in de godsdiensttwisten een kans ophetbuitenspel zetten van de vredespartij, d.w.z. degenendievoor de omzetting van het twaalfjarig bestand met Spanjeineen permanent vredesverdrag waren. Het bestand had hemalslegeraanvoerder veel macht, aanzien en buitgeld gekost.
In augustus 1618 wist de prins de machtsstrijd inzijnvoordeel te beslechten.Van Oldenbarnevelt en DeGrootwerden op 29 augustus 1618 gevangengenomen. De eerstewerdter dood veroordeeld en terechtgesteld. Een college van24rechters veroordeelde de remonstrant Hugo de Groot'tereeuwige gevangenisse'. Aanvankelijk werd hij te DenHaag inhechtenis gehouden, maar op 5 juni 1619 werdhijovergebracht naar Slot Loevestein, toeneenstaatsgevangenis, later gevolgd door zijn vrouw MariavanReigersberch en dienstmeisje Elselina van Houweningen[2].
Ontsnapping per kist
Hugo de Groot klimt in de boekenkist (naar een ets uitca.1800). Hij mocht wel blijven studeren en schreefingevangenschap zijn Inleiding tot deHollandscheRechtsgeleerdheid. Daarvoor kreeg hij een kistboeken diesoldaten bij een familie in Gorinchem ophaalden;later zoude kist terugbezorgd worden. Dat bracht Maria naanderhalfjaar op een idee. Zij maande Hugo: "Kruip in diekist enzorg dat je er twee uur in kunt blijven zittenzondergeluid te maken". Ze liet hem avonden lang oefenen.De tijdbegon te dringen, omdat het Twaalfjarig Bestand metSpanjebinnenkort afliep, waarna mogelijk de vluchtroutesminderveilig zouden zijn.
Op 22 maart 1621 ontsnapte Hugo uit Loevenstein. Op dezedagwas het jaarmarkt in Gorinchem, en de gevangenisbaaswasweg. Maria legde met Elselina de boeken in het bed,zodathet net leek of Hugo ziek was. Met alleen zijnondergoed enzijden kousen aan kroop hij in de kist.Elselina ging met desoldaten mee naar Gorinchem om de kistin de gaten tehouden. Eenmaal bij de familie aangekomenstapte Hugo eruitom ijlings in metselaarskleren naarAntwerpen te vluchten.Vandaar vertrok hij naar Parijs.
Het roemruchte verhaal van deze ontsnapping werd doordepublicatie van de biografie door Gerard Brandt, die hetuitElselina's mond had opgetekend, een van de klassiekersvande Nederlandse geschiedschrijving, zozeer dat opdiverseplaatsen, onder andere in het Rijksmuseum inAmsterdam enin de Prinsenhof in Delft, maar ook in New Yorken opLoevestein zelf, kisten worden bewaard waarvan gezegdwordtdat daarin Hugo de Groot ontsnapte.
In 1631 keerde hij terug naar Rotterdam, in de hoop dathijzich weer in Holland kon vestigen. Zes jaar na de doodvanMaurits was het politieke klimaat onder diensopvolgerFrederik Hendrik veel milder geworden. BurgemeestervanBerkel pleitte voor amnestie voor hem in de StatenvanHolland. Ook de historicus en dichter P.C. Hooft, dietotde kring rond de stadhouder behoorde, deed een goedwoordje.
Maar De Groot zelf weigerde welk verzoek dan ook totdeStaten of de prins te richten; hij was er van overtuigddathij niets verkeerds had gedaan. Het jaar daaropvaardigdende Staten een nieuw arrestatiebevel uit en moesthijopnieuw in ballingschap gaan.
Onderhouden door de Franse koning
Vanuit Loevestein vluchtte De Groot naar Parijs, waarhijuiteindelijk weer in vrijheid zijn vrouw ontmoette eneentoelage van de Franse koning kreeg. Naast debekostigingvan zijn levensonderhoud stelde het jaargeld DeGroot instaat om zich aan zijn schrijverschap te wijden. In1622verscheen Apologeticus oftewel Verantwoordingh vandewettelijcke regieringh van Hollandt endeWest-Vrieslandt,waarin De Groot zijn visie op de wettigheidvan hetHollandse bewind gaf. Volledig verteerd doorpolitieke wrokwas hij echter niet, getuige zijn publicatiesoptheologisch (De veritate religionis christianae in 1627)enletterkundig (de Latijnse vertaling van het werk vandeByzantijnse geleerde Stobaeus in 1623) gebied.
In Zweedse staatsdienst
Ingang tot de grafkelder van Hugo de GrootVanaf 1634woondehij als gezant van Zweden in Parijs. Het was zijntaak omFranse steun te winnen voor de Zweedseinterventiepolitiekin Duitsland. De Zweden streden aan dezijde van de Duitseprotestanten in de Dertigjarige Oorlog.Als principieel enwat rechtlijnig remonstrant kon hijechter moeilijk overwegmet de opportunistische Fransenonder kardinaal Richelieu.Onder invloed van de "Fransepartij" aan het hof inStockholm werd hij op 20 december1644 teruggeroepen.
De jonge koningin Christina wilde hem totstaatsraadbenoemen om haar te adviseren in zaken vanbuitenlandsepolitiek. Maar bovenal wilde ze hem eenwetenschappelijkebibliotheek voor haar laten samenstellen.De Groot voeldedaar niets voor. Ook het noordelijke klimaattrok hem enzijn vrouw weinig aan. In maart 1645 vertrok hijuitStockholm, naar Lübeck. Zijn schip leed echterschipbreukbij het oversteken van de Oostzee. Hij kwamveilig aan wal,maar ver naar het oosten. Te paard reisdehij vanaf 13augustus richting Lübeck, maar uitgeputbereikte hijRostock. Daar overleed hij op 28 augustus. Zijnlaatstewoorden zouden zijn geweest: "door veel te begrijpenheb ikniets bereikt". Hugo de Groot ligt begraven in deNieuweKerk in Delft, vlakbij Prins Maurits.
Werk en invloeden
bron: Museum van de Vaderlandse Geschiedenis
Hugo de Groot was een pionierend theoreticus op hetgebiedvan humanisme en natuurrecht, dat hij definieerde alshetidee dat bepaalde zaken uit zichzelf goed of slechtzijn,en daardoor bepaalde rechtsbeginselen vanuitzichzelfgeldig zijn. Deze stammen dus niet af van Godsopenbaringop de Sinaï, maar gelden voor alle mensen(nakomelingen vanNoach): het natuurrecht geldt "zelfs alswe zouden aannemendat er geen God van Israël bestaat". Dezerechtsprincipesontwikkelde hij en paste hij toe in De iurepraedae (Overhet buitrecht) uit circa 1604 (niet door DeGrootgepubliceerd) en het al genoemde De iure belli acpacis. Ineen later als Mare Liberum (De Vrije Zee) losgepubliceerdhoofdstuk uit De iure praedae ontwikkelde DeGroot voor heteerst een concept van een mondialegemeenschap, vanuit hetidee dat de zee voor allentoegankelijk moest zijn om zo decommunicatie tussenvolkeren in stand te houden en nietelkaar de toegang tot deoverzeese gebieden te ontzeggen.De Groot zijn werk op ditgebied vormde de basis voor laterwerk van filosoof JohnLocke. Bij verschijning van MareLiberum wonden Engelsegeleerden als John Selden en WilliamWelwod zich nogal op enpubliceerden weerleggingen van DeGroots stellingen.Welwod's Abridgement off all sea lawespareerde De Groot metDefensio capitis quinti Maris Liberioppugnati a GulielmoWelwodo (Verdediging van de vrije vijfoceanen, die wordenaangevallen door William Welwod).
De Groot was niet alleen rechtsgeleerde, maar ook eennietonverdienstelijk theoloog. Dit heeft hem echterveelmoeilijkheden opgeleverd. In 1619 werd hij omwille vanzijntheologische werken veroordeeld tot levenslangeopsluitingin Slot Loevestein. Gedurende de voorgaande jarentrachtteDe Groot namelijk zijn overtuigingen aangaandenatuurlijkewetgeving te verenigen met het Calvinisme dat indeRepubliek der Verenigde Nederlanden als godsdienstdeoverhand had gekregen. Hierin slaagde hij echterniet,omdat het idee dat God niet in alles het laatstewoordheeft, niet verenigbaar is met het Calvinistischeconceptvan predestinatie. Om deze reden sloot hij zich aanbij devolgelingen van Jacobus Arminius, de remonstranten.Ditpakte echter verkeerd uit, want Prins Maurits greep indegodsdiensttwisten in ten gunste vandecontra-remonstranten. Hij werd samen met onder andereJohanvan Oldenbarnevelt opgepakt. De Groot werd totlevenslangeopsluiting veroordeeld.
De Groot als literator
Een van zijn eerste gedichten was een Pindarische odeopFrederik Hendrik, geschreven in 1595 op 12-jarigeleeftijd,in het Grieks. Later verrichtte hij titanenwerkmet zijnprogramma om een grote bloemlezing uit de Grieksepoëzie inhet Latijn toegankelijk te maken. Om te beginnenvertaaldehij het gehele poëziegedeelte uit de AnthologievanJohannes Stobaeus, een enorme vijfde-eeuwse verzamelingvancitaten uit dichters en prozaschrijvers (1623).Daarnavolgden de Excerpta Tragicorum et Comicorum(Uittrekselsuit tragedie- en komedieschrijvers), waarin hijeen grotepersoonlijke bloemlezing gaf uit antieketoneelstukken(1626). Het laatste onderdeel van het projectwas eenvertaling van de volledige Anthologia Planudea inhetLatijn. De Groot vertaalde de bloemlezing vanGriekseepigrammen (zo'n 3000 gedichten), vanaf september1630 inéén jaar tijd (!), steeds in hetzelfde metrum eninevenveel regels als het origineel. Tot eenvolledigeuitgave hiervan kwam het pas in 1795 door Jeronimode Bosch.
In navolging van Martialis' Apophoreta, eenreekstweeregelige epigrammen op geschenken die gasten naeenfeest kregen om mee naar huis te nemen, schreef hij in1603zijn Instrumentum domesticum (Huisraad) opallerleivoorwerpen in en om het huis. Zijn hoogtepuntalsNeolatijns dichter bereikte hij echter metzijn'epithalamia', bruiloftsgedichten, naar het voorbeeldvande laat-Latijnse dichter Claudius Claudianus. DeGrootsbeste epithalamium en sowieso eenonovertroffenprestatie in dit genre is hetEpithalamiumPotteii, dat hij maakte ter gelegenheid van hethuwelijkvan zijn studievriend en huisgenoot Enoch Potteiïmet MariaWachtmans in 1604. Het is een lang gedicht overdehuwelijksnacht in acht delen met verschillendemetra,waarin de zinnelijkheid van het onderwerp en depoëtischevirtuositeit van de dichter samenkomen.
Om te laten zien hoe de navolging van de tragediesvanSeneca in een eigentijdse Neolatijnse vorm gestaltemoestkrijgen, besloten De Groot en zijn vriend DaniëlHeinsiusieder een tragedie te schrijven. De Groot kwam in1601 metAdamus exul (in 1664 door Vondel uitgebracht alsAdam inballingschap). In 1608 volgde het stuk Christuspatiens(Het lijden van Christus, 1608). Ook maakte hijvertalingenvan stukken van zijn favoriete auteur Euripides.In 1630kwam zijn Latijnse versie uit van De Phoenissischevrouwen,waaraan hij tien jaar had gewerkt. Deze bevattebovendieneen principiële inleiding, waarin De Groot deinzichten vanAristoteles over tragedie uiteenzette. Zelfschreef hijnogmaals een tragedie, wederom een bijbels stuk,dit keerover Jozef in Egypte, Sophompaneas (1635, doorVondel inhetzelfde jaar vertaald als Jozef in 't hof).
wikipedia
begraafboek
He is married to Maria van Reigersberch.
They got married on July 2, 1608 at Veere, he was 25 years old.
Child(ren):
Hugo de Groot ![]() | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
1608 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maria van Reigersberch |