He is married to Alida Bleeker.
They got married on August 4, 1813, he was 25 years old.
Child(ren):
Abraham zet de jeneverproductie van de familie niet voort. Hij vertrekt ca 1809 naar Friesland, op zoek naar een huwelijkskandidaat in de daar levende omvangrijke doopsgezinde gemeenschap. Dat lukt en hij vestigt zich met Alida in Sneek, waar hij de kost verdient als koopman. Hij neemt een oliemolen over van ene Berend Alring, en vernoemt zijn derde zoon naar deze verkoper. Tevens heeft hij meerdere landerijen bij Jutrijp. Hij wordt commissaris bij de Maatschappij van de Onderlinge Veeverzekering te Sneek en één van de directeuren van de pas opgerichte plaatselijke spaarbank. Abraham koopt in 1827 voor 11.000 gulden Landgoed De Braak in Paterswolde, een landgoed van 24 ha groot. Bij de koop hoort ongeveer vier bunder hooiland in het Oosterland aan de Duinsloot, twee zitplaatsen voor vrouwen in de kerk te Eelde in de besloten bank in het choor, een legerstede in de kerk aldaar met het recht om de dooden in de Nijsinghslag te begraven, een stem in de Paterswolder Schipsloot en het recht om te visschen in het Heerendiep. De eerste jaren gebruikt hij het landgoed slechts als zomerverblijf. Zijn kinderen Willem en Titia worden hier in de zomermaanden geboren. Pas in 1837 gaat hij definitief op het landgoed wonen. Nu gaat hij zich richten op de armenzorg. Hij zetelt in commissies en wordt in 1838 aangesteld als raadslid. Pas in 1851, bij de inwerkingtreding van de nieuwe gemeentewet, legt hij zijn functie als wethouder en raadslid neer. Hij is dan 64 jaar oud. Oudste zoon Dirk neemt na de verkiezingen zijn plaats als raadslid in. In Sneek bouwt men ondertussen de zakelijke belangen af. De oude man wil het blijkbaar rustiger aan gaan doen. Maar wanneer de man dan op zijn lauweren lijkt te mogen rusten, keert het lot zich tegen hem. Abraham en Alida maakten zich op voor een reis naar Kleef. Mogelijk gaat het om een reis naar de streek van herkomst van stamvader Pieter Hesselink, of een bezoek aan verre verwanten. Voor de tijd waarover we het hebben moet het in ieder geval een enorme onderneming geweest zijn. De wegen waren slecht en voor de gehele trip is men aangewezen op de snelheid van een rijtuig met paarden. In de Drentsche Courant van 9 september 1850 vinden we een uitgebreid verslag: Dinsdag voormiddag heeft alhier een ongeluk plaats gehad, dat zeer erge gevolgen had kunnen hebben. De heer Hesselink van Paterswolde had met zijne vrouw en twee dochters in een rijtuig, met twee paarden bespannen, deze stad (Assen) verlaten, met het voornemen om de reis naar Cleef voort te zetten, toen de paarden omstreeks de streek huizen, Primo genaamd, voor een ton, op de kant van den weg staande, schrikten en achteruit liepen. De voerman, in plaats van de paarden aan te zetten, smeet het leidsel op de paarden en sprong zelf van de bok; de paarden bleven achteruit loopen en stortten weldra met de wagen in de Hoofdvaart. Gelukkig was het water laag en kwam de wagen, die over de zijde gevallen was, niet geheel onder water, zoodat degenen, die er in zaten, de hoofden door de raampjes konden steken; dadelijk schoten de daar wonende Ysbrand Boxma en Otte Koster te hulp, sneden de strengen der paarden door en haalden een schuit aan, waarin de reizigers benevens hun goed geborgen werden. De heer Hesselink met zijn dames zijn er met den schrik af gekomen. Zij kunnen de reis echter niet voortzetten. Na het rijtuigongeluk, dat niet het eerste is dat plaatsvond in de familie, keert het misfortuin zich nogmaals tegen Abraham Hesselink, en ditmaal wel met fatale gevolgen: Op 12 februari 1858 begeeft hij zich in een groep van acht personen op het ijs van het Noord-Willemskanaal. De twee kinderen in het gezelschap schaatsen recht af op een open wak, op de scheiding van het Noord-Willemskanaal en het Hoorensche Diep. Men riep hun nog toe, doch de knapen schenen het gevaar niet te bemerken, reden beide in de opening en zonken. De heeren A. Hesselink, van Paterswolde, een grijsaard van 70 jaren en de vader van een van de kinderen schoten onmiddellijk ter hulpe toe. De vader sprong zonder zich te bedenken zijn kind achterna en verdween, naar het schijnt, terstond in de diepte. De dochter van de heer Hesselink (Anna) wilde haren vader nog tegenhouden, doch de moedige grijsaard herinnerde haar, dat hij een goed zwemmer was, sprong mede in het water en kwam weldra weer boven met het zoontje van de heer Tresling in den arm. Reeds wenkte hij zijne dochter, die hem, terwijl hij met het kind in den arm op den rug naar de kant zwom, toen hij plotseling met zijn last wegzonk, om niet weder tevoorschijn te komen. ( ) Elke poging om de beide heeren en de kinderen te redden, bleef vruchteloos. Ook was redding hier hoogst moeijelijk, zoo door de steile en gladde boorden van het kanaal, als door een waterstand van 10 voet of meer; terwijl er bovendien niemand was om te helpen, dan de heer Timmerman en de dames, waarvan de eene, mejuffrouw Hesselink, haar hoogbejaarden vader en de andere, mevrouw Tresling, haar eenigst kind moest zien omkomen en die tevens getuige moesten zijn van den rampspoedigen dood van ds. Begemann en zijn zoontje. Men stelle zich den vreeselijken toestand dezer vrouwen voor, vooral ook, toen zij later getuige moesten zijn van het ophalen van vier lijken; eerst dat van ds. Begemann en diens zoontje, het laatst dat van den heer Hesselink, die ook nu nog den knaap, dien hij had willen redden, vast in zijn arm hield geklemd. Van dit drama is door een anonieme dichter een gedicht gemaakt: Het treurig ijsvermaak.
Abraham Derks Hesselink | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1813 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alida Bleeker |
The data shown has no sources.