He is married to Barber Baukes.
They got married on April 19, 1778 at Koudum, Netherlands.
Child(ren):
In Koudum wordt hij in gedachten gehouden door de benaming van een Murk Lelszpad. Aan dit pad ligt een Kapiteinshuis (ook wel Commandeurshuis genoemd). Eens deel van het familiegoed van zijn schoonmoeder, waar bovendien zowel broer Gerrit als Murk waarschijnlijk hun vroegste levensjaren doorbrachten. De fundamenten stammen uit ongeveer 1640. Na de storm in 1979 stond het op instorten. Met behulp van fondsen van de huidige generaties Lels en Lelsz is dit huis geheel opnieuw herbouwd in de oude stijl. Als onderdeel van een 2-daagse Lelsz Lels reünie is een gedenksteen in de gevel op 29 juni 1989 onthuld door de burgemeester van Nijefurd (waaronder Koudum valt): Mr. Jan van der Meer.
In 1803 voer Murk Lels op het schip, genaamd "De Snelle Lastdrager" voor de rederij Adrs. Rogge te Zaandam. De koopvaardijschepen waren destijds gebouwd van vuren- of grenehout; een enkele, zoals "De Snelle Lastdrager" van eikenhout; echter geen van hen was voorzien van een koperen huid. Zij die op Oost-Indië voeren, deden, zowel op de uit- als op de thuisreis de Kaap de Goede Hoop aan (toen in het bezit van de Bataafsche Republiek). Dit voor het inslaan van vers water en proviand.
Zijn scheepsbrieven zijn bewaard gebleven, en op 6 januari 1804 schrijft hij aan zijn reder, net van Batavia (het huidige Jakarta, Java-Indonesië) vertrokken, het volgende:
"Kwamen wij den 5en December 1803 te Cabo de Goede Hoop, en verstond, dat wij weer met de Barbaren van Europa ) in oorlog waren en wij om die reden niet mochten vertrekken."
Zijn schip werd met nog zes andere Nederlandsche Oost-Indiëvaarders, die alle gouvernementslading vervoerden van Java naar Holland, door de regering van de Kaap aangehouden. De lading werd aldaar door het Gouvernement verkocht, en hij werd, ondanks zijn vele protesten, op 12 februari 1804 gedwongen zijn lading te lossen.
Op zijn herhaald verzoek om in ballast naar Holland te mogen verzeilen, daar, zoals hij schrijft in zijn brief van 12 februari 1804 aan zijn reder:
"De worm vreet het schip van onderen op, en wij van bofen" volgde geen verlof.
Daar men het over een charter van Algoa- en Plettenbergsbaai niet eens kon worden, werd het schip op 2 september 1804 door de regering van de Kaap in beslag genomen, en werd Murk Lels, op 22 september 1804 op straat gearresteerd en in het Kasteel gevangen gezet, ter voorkoming, dat hij zijn volk tegen de regering zou opzetten. De regering plaatste een gezagvoerder der marine op de "Snelle Lastdrager".Zijn vele protesten en verzoeken om uit zijn gevangenschap te worden ontslagen, vinden geen gehoor. Hij schrijft dan ook aan zijn reder:
"Uyt mijn gefangenis in 't Casteel de Goede Hoop, den 21 October 1804:
Het is mijn lang niet evenveel, waar ik woon, als ik in het varen ben, hetwelk ik al één en veertig jaren gedaan heb, dan heb ik in zee zijnde, altoos scheepsarrest, en nu hier in een Colony, onderhorig aan die Republiek, waar ik lastdragend burger van ben op zoo een wijs in 't Casteel te moeten blijfen. De fijand gelukkig ontkomen, en hier als een misdadiger gefangen te zijn, dat komt mij vreemd voor."
Eerst na afloop van de reis naar Algoa en Plettenbergsbaai werd hij op 11 januari 1805, na 110 dagen arrest, uit zijn gevangenschap ontslagen, en op 13 februari daaropvolgend, door de regering gedwongen zijn schip weer te aanvaarden.
Op de kustreis waren een anker en twee kabeltouwen verloren gegaan. De regering vergoedde deze niet, en de aankoop ervan aan de Kaap vereiste een uitgave van 5000 rijksdaalders. Bovendien was de buitenhuid van zijn schip door de worm vrijwel geheel doorgevreten. Hierdoor werd "De Snelle Lastdrager" op 3 mei 1805 voor 7875 rijksdaalders verkocht.
Op 5 juni 1805 vertrok Murk met zijn opperstuurman, zijn zoon Lel Murks, met het Deense schip "Copenhagen" naar huis.
Hij voer daarna nog op een schip van Pillau, en leed schipbreuk te Ahus (bij Kristianstad, Zuid Zweden) op 6 december 1909.
Aangetrokken door het rusteloze zeemansleven, ofwel gedwongen door zijn slechte financiële omstandigheden, reist hij op 65-jarige leeftijd, in 1814, weer naar Kopenhagen, om voor rekening van de Commercie-sociëteit te Amsterdam het schip "De Onderneming" over te nemen.
Met dit schip deed hij nog enige reizen naar Oost-Indië, totdat hij voor of in 1823 het varen opgaf. Hij was, vermoedlijk na zijn vaartijd , naast kerkvoogd ook assessor in de grietenij Hemelumer Oldephaert en Noordwolde. Tot ongeveer 1830 verving hij veelvuldig de grietman en vanaf 1830 tot in ieder geval 1833 was hij fungerend grietman. In de 19e eeuw bestond de provincie Vriesland uit 11 steden en 30 grietenijen. Voordat er in de provincie een besluit genomen kon worden moesten de vertegenwoordigers van deze instanties geraadpleegd worden, wat erg lang duurde (vandaar de uitdrukking op z'n elf en dertigst). De vertegenwoordiger van een stad was de burgemeester. Een aardig voorval in zijn tijd: in 1832 was er in het dorp Koudum een nieuwe vroedvrouw nodig. Murk was fungerend grietman en heeft toen zijn schoondochter Pietje Reins Quarré als vroedvrouw aangesteld. Pietje heeft vervolgens 30 jaar dit beroep uitgeoefend.
Een landelijke gemeente werd een grietenij genoemd. De grietman was dus burgemeester van een landelijke gemeente. Murk was dus een tijdje (assessor) lid van het bestuur en vervolgens fungerend (grietman) burgemeester.
Hij overleed op 93 jarige leeftijd te Koudum op "Litj Weste". Dit huis ging na zijn dood over op dochter Jel Murks. Na haar dood in 1867 werd het door haar erfgenamen verkocht aan van Swinderen (Jhr.). In het extract van zijn nalatenschap gedateerd 10 mei 1843 werd vermeld dat hij f 20.815,58 aan zijn erfgenamen aan roerende en onroerende zaken naliet. Hiervan werd f 2272,70 getaxeerd voor onroerend goed ("vastigheden"), nl. "Litj Weste") (alles totaal op 2 are 46 ca grondoppervlakte), aan tuinen 3 percelen in totaal 33 are 30 ca, aan weilanden 3 kavels in totaal 21 are 90 ca aan bouwland 3 percelen in totaal 28 are 50 ca, en tot slot een boomgaard van 28 are. In totaal aan grondoppervlak zo'n 1,14 ha.
Aan het begin van de 19e eeuw werden de Registers van de Burgerlijke Stand ingevoerd. In het Register der Declaratiën van de hoofden der familiën, ter voldoening aan het Keizerlijk Decreet van 18 augustus 1811 voor de Gemeente Koudum, leest men:
Voor ons fungeerend Maire der Gemeente van Koudum, Canton Hindelopen, Arrondissement Sneek, Departement Vriesland, gecompareerd zijnde MURK LELSZ, wonende te Koudum, heeft dezelfde verklaard, dat hij aanneemt den naam van HOFMAN, voor familienaam, dat dezelve heeft het volgende getal zonen, dochters en kleindochter, te weten:
LEL, oud 32 jaren, BAUKE, oud 22 jaren, HESSEL, oud 19 jaren, SIPKE, oud 16 jaren, FOLKERD, oud 12 jaren, JEL, oud 13 jaren, en JANKE, dochter van LEL MURKS, oud 3 jaren, allen woonachtig te Koudum en heeft deze met ons geteekend den 30en December 1811.
(getekend)Murk Lelsz Hofman
Felke Wouters
Voor ons fungeerend Maire der Gemeente van Koudum, Canton Hindelopen, Arrondissement Sneek, Departement Vriesland, gecompareerd zijnde BARBER BAUKES, wonende te Koudum, heeft dezelfde verklaard, dat hij aanneemt den naam van HOFMAN voor familienaam en heeft deze met ons geteekend den 30en December 1811.
(getekend)Barber Baukes Hofman
Felke Wouters
Murk Lels(z) nam dus de naam HOFMAN aan; hij tekende echter later met MURK LELSZ HOFFMAN. De naam HOFFMAN vindt men bij huwelijken of overlijden van zijn kinderen in de Registers van de Burgerlijke Stand, op een enkele uitzondering na, steeds met twee f's geschreven.
Nu is het eigenaardige, dat de kinderen van Murk, met uitzondering van Hessel, de naam HOFFMAN hebben doorgevoerd met de naam van de vader er vóór, dus Lels Hoffman, Baukes Hoffman en Sipkes Hoffman, terwijl Hessel Murks Hoffman, die naar Amsterdam verhuisde, aldaar in de Registers van de Bevolking staat ingeschreven als Hessel Lels.
Op welke gronden Murk Lels in 1811 de naam Hofman aannam, kon niet worden achterhaald.
The data shown has no sources.