Doopgetuige: Vrouwtje Gerrits
Op de vermelde datum werd de impost begraven voldaan
He is married to Jantje Cornelis Kleun.
Their notice of marriage was on January 19, 1752 in Texel.Source 4
Voor beiden pro deoThey were married in church on February 8, 1752 at de rk kerk te Oudeschild.Sources 5, 6, 7, 8
Het huwelijk is rk voltrokken
Child(ren):
---
Notaris Adriaan Wentel 1761-1777
53: 13-1-1772 Jacob van der Merct, mitsgaders zijn dogter Dorothea van der Merct, wed Franken, ten huize van haar Vader woonagtig, dewelke ter req: van Cornelis Jan van Beaumont, Bewindhebber der OIC verklaarden-
Dat het op 5-1-1772 is gebeurd, dat des namiddags aan het huijs van Jacob van der Merct zijn gekoomen Willem Gomes en Coenraad Selser, OS, vragende aan Jacob van der Merct of hij mede wilde tekenen, om de Zieken (denoteerende die van de OIC scheepen) van de Wal te keeren, waar op hij tot antwoord gaf: Neen, ik ben een vrij man-
Dat Gomes en Selser daar op tot hem zeide, als gij niet tekenen wild, dan bent gij mee zoo een donderkind als den ander, dat Jacob van der Merct hun daarop vragende, wie ze meenden, van hun met IJsselijke Vloekwoorden ten antwoord kreeg, die dit en datse Robijn, en vervolgens, zoo hij hier nog was of kwam, dat zij hem over dijk zoude gooijen-
Dat Coenraad Selser verder alleen zeide, die hier eerst komt om de Zieken op te scheepen, het was ook, wie het was dat hij de kop wel wilde inslaan, al was het de bewindhebber zelf, en al kwamen ze met haar twaalven zoo zouden zij het haar al te maal doen-
Laastelijk verklaarde Jacob van der Merct alleen, dat hij Zondag avond dien 5e Januarij 1772, op de Brug voor het Moriaanshoofd staande, heeft gehoord, dat de persoon van Dirk Gomes, over of van de gemelde Brug loopende zeide, de bewindhebber en Dienaar van de Compagnie zijn altemaal Dieven, en Canaljes, of diergelijke woorden in substantie-
68: 21-2-1772 Willem Gomes, Jan Gomes en Gerrit Kolk, Loodsen, OS, bergers van t schip de Friendschap [machtigden] Hendrik van Nieuwburg, Amsterdam
221: 23-1-1776 Simon Brouwer [machtigde] Abraham Wentel, specialijk wegens [ruzie met Willem Gomes]
Bron: Irene Maas
---
Hof van Holland: Rekesten om mandement
Datum rekest 1772-07-12
Mandement Mandament crimineel
Suppliant Procureur-Generaal over Holland en, Zeeland en Friesland
Tegenpartij Willem Gomes, inwoner van Oudeschild op Texel
Betreft Opruiend gedrag, gepaard gaande met bedreiging, m.b.t. verhindering van ontscheping van zieken
Beschikking van het hof Fiat mandament
Bijzonderheden Pro Deo
Bronverwijzing Nummer toegang: 3.03.01.01, inventarisnummer: 3145, folionummer: 072
---
Hof van Holland: Criminele Sententies
Naam Willem Gomes
Datum sententie: 16 September 1772
Misdrijf: bij het aankomen van het zieke scheepsvolk geweert hebbende en zig onbehoorlijk jegens bewindhebberen van de O.I.C. uitgelaaten
Vonnis: in submissie ontfangen en gecondemneerd God en de Justitie om vergiffenis te bidden mitsgaders 3 dagen te water en brood gelegd.
Bronverwijzing: Nationaal Archief, Den Haag, Hof van Holland, 1428-1811, nummer toegang 3.03.01.01, inventarisnummer 5666
---
Notaris Abraham Wentel 1771-1811
68: 16-5-1776 attestatie schepelingen varende op het Engelsch schip genaamd Heron zittende op Lutjewaard, mitsgaders Willem Gomes schipper en Loodsman OS
178: 2-3-1779 attestatie Willem Gomes, Hendrik de Wijn en Reier Smit, OS,
Dat zij in de maand November 1776 met hun schuiten en volk zijn geweest aan boord van de Catharina Elisabeth- de kist van de kapitein mee van boord genomen hadden naar huis van Willem Gomes en schout Binkhorst daar van kennis gegeven- zonder er iets uit te nemen-
Dat Reier Smit gezien had dat Binkhorst een blikke busch met papieren en een los pakje met papieren uit de kist en uit den huise van Willem Gomes meede genomen heeft-
179: Inventaris van alle de goederen als op 3-3-1779 bevonden zijn, in een kist staande ten huise van Willem Gomes, schipper en Loodsman aan 't OS, geborgen uit het schip CE- kleding en persoonlijke spullen
438: 3-11-1783 testament Willem Gomes en Jantje Cornelis Buijkes [is zij dezekfde als Jantje Cornelis Kleun?]
469: 8-5-1784 att Jan Cornelisz Baas en Willem Gomes
Dat zij op heeden, met de Loodsschuit van schipper Jan Gomes, zijn geweest aan, en op het fluitschip de Harpoenier van Amsterdam, na Groenland ter walvisvangst gedestineerd geweest, zittende op de Oostwal van Texel, aan en in de grond-
Dat zij het schip met alle naukeurigheid hebben bezigtigd en gevisiteerd, en bevonden, dat het zonder Masten, met het onderste dek tot agter de bezaansmast onder water, in de grond, en in t Zand gewoeld zat, zijnde waarschijnlijk van onderen gebersten, dewijl zij door het steeken met haaken, duidelijk gewaar wierden, dat het geheele agter schip met zand vervuild was, zijnde het schip huns oordeels in zodanig slegte staat, dat het met geen mogelijkheid van daar gebragt, of gesalveerd zal kunnen worden, maar als een onredbaar wrak of slooper te considereeren is.
520: 8-4-1785 att Tijmon Baasdorp, Arien Geus, Dedert Buisinga en Leendert Lover OS, ten dienste der Waarheid en ter requisitie van Hendrik van der Merct, Commissaris Extra ordinair en Commis ter recherge op Texel, verklaarden waar te zijn
Dat zij op den 4e April jongstleden des smorgens tusschen 9 en 10 uuren zijn geweest voor het Huis, en op het Erf naast het Huis, door Van der Merct bewoond werdende, wanneer den Loodsman Willem Gomes, met zijne 2 zoons Jan en Pieter Gomes, alle aan het Schild woonagtig, met veel drift de poort op zijde van het Huis inliepen
Dat zij als toen zagen, dat een der Zoons, de binnen poort van de gallerij open draaiden, roepende beiden te gelijk, en door malkander, Wij koomen om de pruijk van Vader, en zullen het wreeken, dat hij slagen gehad heeft, tusschen beiden ysselijk vloekende, terwijl zij deposanten daarop nader bij komende, hoorden dat gemelde Willem Gomes met veel kwaadaardigheid zijne Zoons aanhitste om het Huis maar in te dringen, zeggende onder het uitten van veele Vloeken haald er den Canailje en Leugenaar maar uit
Dat den requirant daar op uit de Gallerij na de Poort komende, door Gomes en zijn Zoons met geduurig herhaalden vloekwoorden werd toegeschreeuwd Gij zijt een Canailje, een Leugenaar- kom maar op de straat, dan zullen we jou blixem wel anders krijgen- Wij willen geld hebben, is t nu niet, wij zullen je op een ander tijd wel vinden- steekende Willem Gomes onderwijl den requirant al dreigende de Vuist toe, met bijvoeging Wij zullen je Donder wel tot betaling noodsaaken
Dat vervolgens onder dat geweld der requirants Echtgenoote, Vrouwe Maria Zwaal, uit de Gallerij voor de poort koomende, aan Gomes en zijne zoons bescheiden vroeg, wat leeven ze kwamen maaken, daarbij voegende Zo gij recht tot het geld hebt, moet je het zoeken- waar op Willem Gomes haar toebeet- Wat wild gij mee praten, je bent een Blixemse Hoer, die de Goud beurs van je man gestoolen heeft, eisschende tusschen beiden onder een onophoudelijk schelden & raasen, den Heer requirant op straat, met bedreiging hem te zullen afslaan, zeggende den oudste Zoon Jan Gomes onder anderen, Wij zullen dien donder wel waarneemen, onder alle welke scheldwoorden, den Heer requirant zich zeer bezadigd hield, zonder in al dien tijd, teegen Willem Gomes of zijn zoons iets beleedigends te zeggen- den eerstgemelde alleenlijk toevoegende Gomes je hebt eens in den Haag geweest, pas op dat je er niet weerkomt- keerende den requirant zich na zijne doodelijk ontstelde Huisvrouwe alvoorens egter teegens de toegevloeide meenigte volks zeggend, gijlieden hebt het gehoord- daar Willem Gomes den requirant in t weggaan op toeriep Ja blixems kind- gaan jij maar na jou Hoer toe, die je Goud beurs gestoolen, en aan de officiers uitgedeeld heeft- gaande vervolgens ook met zijn zoons vertrekken-
Alles met zulke of diergelijks beteekende woorden in substantie, willende de deposanten egter, in de rangschikking der uitdrukkingen niet agterhaald zijn dewijl het gantsche gebeurde van den beginne tot den einde toe, niet anders dan een aaneenschakeling van vloek- en scheldwoorden, met beleedigende uitdrukkingen teegens de requirant zijn huisvrouw is geweest.
524: 26-4-1785 proc Hendrik van der Merct [machtigde] Jan Star
Specialijk, omme tegens Willem Gomes, loodsman aan t OS en desselfs zoons Jan en Pieter, [te vervolgen] [scan 316]
Bron: Irene Maas
Loodsexamen op Texel op 19 augustus 1745. Actief als loods tot 1793. In 1794 zat hij is de bos 'een soort pensioenuitkering'.
Hij wordt te Oudeschild vermeld op zondag 10 februari 1760 op Texel (als erfgenaam van zijn moeder).
---
Welke wraak koesterde Willem Jansz Gomes tegen de chirurgijn van Oudeschild, Gerrit Rotting? Volgens de aanklacht had Gomes op 2 augustus 1748 de chirurgijn, die heel siek en swack sijnde amptshalve uijt sijn siekbedde was opgestaan, op een onchristelijke en barbaristische wijze aangerand op des heeren weg of te straat, en hem sodanig getracteerd met vuijsten en stompen met de knie op sijn borst, dat hij nauwer nood adem konde bekomen. Omstanders, die te hulp wilden schieten, kregen bedreigingen te horen. Nadat hij de verbouwereerde geneesheer had losgelaten, had Gomes hem nog brutaal gescholden en gedreigd hem in de sloot te gooien.
Bathazar Huydekoper eiste in deze zaak f 200 boete plus proceskosten. Gomes liet zo lang mogelijk verstek gaan; toen hij tenslotte verscheen ontkende hij het onchristelijke en barbaristische van zijn gedrag. Voor de vierschaar- Cornelis Calis, president, Tijs Schouten, Jacob Stark, Cornelis Plaatsman, Charlo Gravius, Cornelis Vaartjes en Pieter Visser, schepenen- maakte het niet veel uit of de mishandeling op een christelijke dan wel barbaristische wijze was geschied. De feiten stonden vast, maar het vonnis viel mee: f 25 boete.
Bron: Iree Maas
---
Hij is doopgetuige van Jantje Josephus Tasset op zondag 29 september 1748 te Oudeschild.
---
Notaris Adriaan Wentel 1742-1760
653 10-2-1760 Cornelis, Willem, Dirk en Grietje Jans Gomes, mitsgaders Joseph Stolte x Aagje Jans Gomes, te zamen instaande voor haar uijtlandige broeder Jan Jansz Gomes, wonende tot Curacao, de andere OS-
Dat haar moeder Jantje Ran in Leven hospita in 't Bontepaard aan t OS op den 23-1-1760 deser werelt was komen te overlijden en dat sij lieden volgens der kinderen pligt wel de nodige orderes tot desselfs begraaffenis hebben gestelt gehad, dog niet anders al pligtshalven en ter Liefde van haar moeder, maar dat sij vervolgens niet konnende resolveren, voor als nog haare nalatenschap te aanvaarden ofte verwerpen, dierhalven verklaarden te kiesen t Jus deliberandi, mitsgaders met het lijk ter aarde te hebben laten bestellen, nog met het verkoopen der verderffelijke waren of dranken als anders eenige de minste acte van herediteijt te hebben willen pleegen, maar bijsonderling daar en tegen protesterende-
Bron: Irene Maas
Willem Jansz Gomes | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1752 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jantje Cornelis Kleun |