Genealogy Gomes » Jan Willemsz Gomes (1753-1805)

Personal data Jan Willemsz Gomes 

  • He was christened on August 1, 1753 in Oudeschild (Texel, NH).Sources 1, 2, 3, 4
    Doopgetuige: zijn oom Dirk Jansz Gomes
  • Profession: loods (> 1779); loodsschipper (1828).
  • Property: doop; extract overlijden; Rooms plan 5 mei 1784; ingediende rekening.
  • He died on July 6, 1805 in Oudeschild (Texel, NH).
    Op de vermelde datum werd de impost begraven van f 3,- voldaan; Texel huwelijksbijlagen 1828 nr 10 vermeld overldatum 7 juli 1805
  • A child of Willem Jansz Gomes and Jantje Cornelis Kleun
  • This information was last updated on March 12, 2018.

Household of Jan Willemsz Gomes

He is married to Risje Aries Denne.

Their notice of marriage was on May 26, 1774 in Texel.Source 5

They were married in church in the year 1774 at Texel.


Child(ren):

  1. Willem Jansz Gomes  1777-1840 
  2. Arie Jansz Gomes  1779-???? 
  3. Antje Jans Gomes  1781-1851
  4. Arie Jansz Gomes  1783-1851 
  5. Jan Jansz Gomes  1785-1853 
  6. Johanna Jans Gomes  1788-????
  7. Cornelis Jansz Gomes  1791-1817 
  8. Aagje Jans Gomes  1793-????
  9. Grietje Jans Gomes  1798-1882 
  10. Pietertje Gomes  1801-1834 


Notes about Jan Willemsz Gomes

Na 1779 begonnen als loods met nummer 445. In 1787 kreeg hij nummer 454. Actief tot na 1794.
ij was RK-kerkmeester (vermeld vanaf mei 1784). Hij is doopgetuige van Martje Hermans de Bruin op zaterdag 23 oktober 1790 te Oudeschild; hij is doopgetuige van Willem Pietersz Gomes op donderdag 5 juli 1792 te Oudeschild; hij is doopgetuige van Vrouwtje Theunis van der Wielen op maandag 16 april 1798 te Oudeschild (NHA, Doop-, trouw- en begraafboeken Texel - Rooms Katholiek doopboek Texel (Texel 1647/1812).
---
Notaris Jan Star
N 183: 10-8-1783 contract opzienders der Roomsche Kerkhuijzen van den Burg, den Hoorn en 't oude Schil op Texel- scan 110
Cornelis Dirksz Dijt, Cornelis Koeman en Cornelis Dirksz Zijm, alle in qualiteijt als opzienders van 't Roomsche Kerkhuijs aan den Burg op Texel ten eene
Ende
Willem Smit en Jan Witte, als opzienders van 't Roomsche Kerkhuijs aan den Hoorn, Hendrik Burger en Jan Willemsz Gomes, als opzienders van 't Roomsche Kerkhuijs aan 't oude Schil ter andere zijde-
Te kennen gevende, dat alhoewel in de jaare 1772 tusschen de respective opzienders der Roomsche Kerkhuijzen, met voorkennis en goedkeuring van hunne geestelijke overheijd was aangegaan zeker Contract, waarbij een Vaste afspraak over de kerkbeurten was gemaakt [7 bladzijden]
bron: Irene Maas
---
Notaris Abraham Wentel 1771-1811
521: 18-4-1785 proc Christoffel Joseph Stolte, Hendrik Burger en Jan Gomes, in qualiteit als kerkmeesteren van het OS [machtigden] Jan Star

612: 22-10-1786 att Hubert Lap, Jan Gomes en Cornelis Molenaar, geadmitteerde Loodslieden, mitsgaders Willem Schagen (26) en Reier Gomes (25) zeelieden, schip de Eendragt behouden

869: 2-7-1792 proc Jan Gomes en Jacob Buikes schippers van Loodsschuiten

1296: 23-2-1805 test Jan Willemsz Gomes en Risje Ariens Denne, OS
Bron: Irene Maas
---
Notulen gehouden by het Committé van Algemeen Welzyn van Texel vergaderd op het Huys der Gemeente aan den Burg aldaar

17 Vergadering den 27 Augustus 1795
Binnen gestaan den Burger Jan Willemse Gomes van het Oude Schil, opgevende eene aantal Burgers aldaar, welke om Geweeren versogten-
Idem eenige Burgers aan den Hoorn, meede overgevende Lysten van hunne mede Burgeren, om Geweeren versoekende als vooren-
Wyders zyn deese opgaaven en Lysten geseponeert tot de naaste Vergadering, wanneer hier over zal werden geconcludeert
'er zal alvorens nodig weesen de Lysten naukeurig naartegaan, welke Manschappen zig aanbieden, omme die welke het vertrouwen hebben goedtekeuren en de andere aftekeuren- Voorts moeten de goed gekeurde aangezegt worden, en te gelyk dat zy als nu dienen 't zamen te koomen, omme haare Officieren te verkiezen- dit verrigt zynde, zullen alle de Officieren vergaderen, omme gezamentlyk met overleg van de Municipaliteit een Reglement te formeeren, hoedanig de Bestiering over de Schuttery zal zyn-

Daar 'er ingevolge Placaat van 14 Mey 1795 nopens de Provincionele beleenbank en wel art. 9 eenige persoonen tot Taxateuren der vaste goederen, alhier op het Eiland nodig waaren- zyn daartoe aangesteld de Burgers
Cornelis Dirksz Dyt en Ryer Dyt voor den Burg
Jan P. Knaap en Cornelis Jansz Smit voor den Hoorn en Westen
Pieter Jac. Dyksen en Jan P. Eelman voor de Waal
Willem Boon en Ryer Koning voor Oosterend
En is de volgende Eed gearresteerd welke door hen gepresteerd moet worden
Eed van de Taxateuren
Ik belove en zweer in myne post als Taxateur op Texel, zodanige vaste goederen aldaar gelegen, welke my van tyd tot tyd zullen werden opgegeven, dat ter Beleening aan S' Lands Beleenbank ingevolge publicatie van de Provisionele Representanten van het Volk van Holland in dato 14 Mey 1795 zullen werden beleend, naar myne beste Kennis en Wetenschap zonder aanzien van persoon te zullen Taxeeren en begrooten-
Dat zweer ik
Voorts zullen alle die Burgers door de Eilands Bodens werden aangezget om te gelyk omme op Morgen ogtend ten ½ 12 uuren alhier op het Huys de Gemeente te moeten compareeren tot het afleggen van bovenstaande Eed-
19 zynde tot afneeming daar van benoemd de volgende Commissie
als de Leeden Simon Kwast en Sybrand Keyser, benevens de Secretaris W. Romans

22 Vergadering van den 31-Aug. 1795
De Commissie tot het afneemen der Eed van de aangestelde Taxateuren doen rapport: dat zy alle dezelve in den Eed hadde genomen, except den Burger Corn: D: Dyt- welke den Eed uit hoofde van pretente voorwendzels weigerde.
Is geresolveerd denzelve C.D. Dyt te ontbieden en hem op het Vriendelykst, en zo dit niet hielp hem op het allerernstigste aantezeggen: van deeze post opzig te moeten neemen, opdat men by langer delay genoodzaakt zoude zyn, sterker middelen te moeten employeeren.
Zynde inmiddels voor de Koog & Everste Koog meede tot Taxateurs aangesteld Klaas Keesje en Pieter Corn: Boon-
Waartoe deselve Commissie als voorheen verzogt is die in den Eed te willen neemen.

Vryheid, Gelykheid, Broederschap
Wy ondergeteekenden, alle Burgers en Ingezeetenen van Texel, verklaaren by deesen te eerbiedigen de onvervreembaare Regten van den Mensch en Burger, plegtig erkend door de provisioneele Representanten van het Volk van Holland, by hunne Publicatie de dato 31 January 1795 en te erkennen: dat de opperste magt of Souverainiteit berust in den Boesem van het Volk- wy beloven aan het zelve Volk en deszelfs wettige Vertegenwoordigers gehouw en getrouw te zullen zyn, en verbinden ons om de wapenen te zullen aangorden en te zullen dragen tot behoud van waare Vryheid en Gelykheid, tot weering van alle onderdrukking en heerschzugt, tot handhaving der goede ordre en Rust en tot stuiting van al 't geene daar tegen zoude kunnen worden ondernoomen
Verpandende daar voor ons Woord van Eer-
Ter Oiconde deese geteekend
Bron: Irene Maas
Statie Oude Schild

Boekartikel
Bijdragen geschiedenis Bisdom Haarlem

Bouwstoffen voor onze Nederlandse kerkgeschiedenis

Oudeschild

Onder die algemene titel mogen hier enige historische gegevens volgen omtrent het kerkelijk leven der katholieken te Oudeschild. De bescheiden berusten in het bisschoppelijk oud archief te Haarlem en vullen op gelukkige wijze het fraaie opstel aan, dat 25 jaar geleden door pastoor Stolk aan de Statie Oudeschild werd gewijd.

Door pastoor Stolk dan wordt medegedeeld, dat in 1737 door de katholieken te Oude Schild, een bijkerk van Den Burg, tot de kerkelijke overheid het verzoek werd gericht om een eigen pastoor en alzozich in het kerkelijke van Den Burg te mogen afscheiden. Door de verre afstand en het onbegaanbare der wegen, vooral in de wintertijd en bij natte voor- en najaarsdagen, waren ouden en gebrekkigen verstoken van geregeld kerkbezoek op zon- en feestdagen, en de jeugd, het kon kwalijk anders, ontving slechts een gebrekkig en onvoldoende godsdienstonderricht. Een van ouds bestaand “kerkefonds” - ongerekende gaven en giften der beter bemiddelden - zou in het onderhoud van de pastoor, zei het op bescheiden wijze, mogelijk maken. Een jaarlijks inkomen van omtrent 642 gulden kon verzekerd worden.

Op dit verzoek van 1737 werd door de kerkelijke overheid niet ingegaan: de toestand bleef zoals hij aanvankelijk was. Den Burg, gelegen in het midden van het eiland, was de hoofdkerk; daar woonde de pastoor met zijn kapelaan, die op bepaalde tijden in de bijkerk van Oude Schild de Heilige Mis opdroeg en godsdienstonderricht gaven; van een geregeld bezoek kon geen sprake zijn, daar er nog andere bijkerken aan Den Hoorn, Oosterend en Den Koog hunne geestelijke zorgen vroegen.

Uit godsdienstig oogpunt zijn bijkerken bijna altijd noodlottig: het kerkelijk leven blijft daar, bij de meest ijverige priester, onvolmaakt en onvoldoende; maar bovendien hebben zij, zo hier als elders, tot twist en tweedracht, tot allerlei onenigheden aanleiding gegeven.

Op het eind der 18de eeuw, in 1785, onder invloed van de veldwinnende patriottische geest, werden door de katholieken van Oude Schild nieuwe pogingen aangewend, om hun reeds vroeger uitgesproken verlangen naar een eigen pastoor vervuld te zien. Als voorzichtige mannen stelden zij zich allereerst op de hoogte van de gezindheid der Edelmogende Heren Gecommitteerde Raden in het Noorderkwartier; om hen te eer goedgunstig voor hun voorstel te stemmen, legden zij bij hun request een afzonderlijke akte over, waarop de namen der katholieke Oude Schilders vermeld stonden, met opgave van het bedrag, hetwelk levenslang, jaarlijks, voor het onderhoud van de pastoor en “desselfs huijsinge” door hen zou worden opgebracht.

Hendrik Burger fl. 25,00
Jan Willemsz. Gomes fl. 25,00
Cornelis Pietersz. Bakker fl. 25,00
Cornelis Jonker fl. 25,00
Jan Hendrik Stolten fl. 15,00
Christoffel Josef Stolten fl. 21,00
Willem Gomes fl. 21,00
Albert Vergeer fl. 21,00
Gerrit Timan fl. 9,00
Frans Philippus fl. 15,00
Gerrit Ysbrandsz. Buijsman fl. 10,00
Albert Ysbrandsz. Buijsman fl. 8,00
Cornelis Latjes fl. 20,00
Jan Troost fl. 8,00
Jan Reijersz. Smit fl. 6,00
Jacob Buikes fl. 6,00
Cornelis Buijsman fl 4,00
Dirk Jansz. Gomes fl. 12,00
Aafje Simons fl. 2,00
Teunis Mathijs fl. 6,00
Gijs Romijn fl. 8,00
Reijer Ran fl. 6,00
Jan Scheepers fl. 15,00
Jan de Vaan fl. 8,00
Hendrik Klaasz. de Wit fl. 20,00
Reijer Kuijper fl. 6,00
Antje Cornelis Bakker fl. 6,00
Pieter Cornelis Bakker fl. 4,00
Willem Jansz. Ran fl. 6,00
Lena de Vaan fl. 4,00
Dirk Spijkman fl. 2,00
Gerrit Ysbrandsz. Pons fl. 8,00
Claas Rijk fl. 2,00
Cornelis Cornelisz. Jonker fl. 10,00
Marijtje Claas fl. 6,00
Cornelis Reijersz. Molenaar fl. 5,00
Jan Willemsz. Ran fl. 6,00
Dievertje Cornelis Ran fl. 25,00
Jan Verbernen fl. 20,00
Jan Verbernen junior fl. 12,00
Jan Dijker fl. 12,00
Jan Willemsz. Soetelief fl. 8,00
Pieter Paakes fl. 12,00
Maartje Rijers Kluijn fl. 6,00
Grietje Jans Bos fl. 3,00
Maartje Jacobs fl. 3,00
Evert Scheepers fl. 3,00
Albert Wagenaar fl. 6,00
Sijmon de Graaf fl. 2,00
Jan van der Wiel fl. 3,00
Lammert Cornelis Hzn fl. 4,00
Leendert Kleij fl. 8,00
Jan Buijsman fl. 6,00
Cornelis Buijsman fl. 4,00
Jacobus Carolus fl. 3,00
Hendrik Smit fl. 4,00
Gerrit Leedmeijer fl. 3,00
Hendrik Latjen fl. 12,00
Rijndert Simonsz. fl. 4,00
Jan Cornelis Ran fl. 4,00

De Hoogmogende Gecommitteerden raadpleegden op hun beurt, om alle voorbarigheid in hun oordeel te voorkomen, omtrent inhoud en strekking van het request, de kerkmeesters van Den Burg, als zijnde bij deze kerkelijke afscheiding de meest betrokkenen.

Ongaarne toonde dat college zich tot advies bereid; doch eenmaal adviserende, beoordeelden zij deze zaak uit het oogpunt van eigenbelang en bekeken de handelswijze der requesterende Oude Schilders met een donkere bril. Hun merkwaardig antwoord gevat menig bijzonderheid, zo van historische als van kerkelijke en financieele aard.

Uit de gevoerde briefwisseling met de aartspriester, A.C. Meijlink, blijkt, dat pastoor A. van Weert, die destijds het herderlijk bestuur voerde over de Statie Den Burg en haar onderhorige bijkerken, door zijn weinig meegaand en opstuivend karakter, helaas, alleszins ongeschikt was omde gemoederen der katholieken van het eiland Texel tot onderlinge vrede vreedzame samenwerking over te halen. Om erger te voorkomen tussen herder en kudde, trad meerdermalen, bij bestaande ijverzucht op godsdienstig gebied, zijn kapelaan P. van Noort, tussen beiden. Maar met het streven der Oude Schilders was ook de kapelaan weinig ingenomen. Zo meldt hij de 1ste November 1786 aan de Amplissimus, dat deze dagen enige katholieken van Oude Schild naar Amsterdam zullen komen, om aan zijn Amplitudo, die, naar eigen zeggen, “een vredelievende man wil wezen” een eigen pastoor willen vragen; en om hem tegelijkertijd een lijst voor te leggen met handtekeningen voor een genoegzaam bedrag van levensonderhoud. Maar die lijst met toegezegde bedragen levert juist een doorslaand bewijs van “de koppigheid” der Oude Schilders.
Want nu blijkt maar al te duidelijk, dat zij, voor het onderhoud van kerk en armen, voor het salaris van pastoor en kapelaan, meer kunne opbrengen dan zij tot dusverre deden en het ware te wensen, dat zijn Amplitudo bij deze gelegenheid “mijn salaris van 5 stuivers 's weeks” een weinig verhoogde, gelijk ook dat van de pastoor. Het Oude Schild, zo besluit kapelaan Van Noort, wil de kerkmeesters van Den Burg dwingen; de buitendorpen wensen niet onder Oude Schild te staan, ook al zou het gelukken, gelijk dat wordt voorgegeven, reeds met Kerstmis een eigen pastoor te hebben.

De gissing van kapelaan Van Noort, als zou een deputatie van Oude Schild naar Amsterdam reizen, was onjuist; wellicht heeft men om de afstand en het jaargetijde van de tocht afgezien en het beter geoordeeld met inkt en papier aan de aartspriester te openbaren, wat, op dat stuk, onder de katholieken van Oude Schild gedacht, gesproken en gehandeld werd. Onder de papieren ten minste, bevindt zich een niet-gedagtekend klad, ondertekend door Hendrik Burger en Jan Willemsz. Gomes, waarin de klachten en grieven, de verlangens en wensen der Oude Schilders tot drie bladzijden in folio zijn opgelopen.

In het kort kan alles aldus worden samengevat.

Zoals behoort, vangt het schrijven aan met de bekentenis, dat zij niets willen doen “buiten Zijne Eerw., aan wie zij gehoorzaamheid verschuldigd zijn”. Dan wordt gevraagd, hoe verder te handelen, daar te Oude Schild een huis werd aangekocht en tot pastorie ingericht. De komst van een pastoor kan toch tegemoet worden gezien? Zo niet: dan zal de Gemeente verplicht zijn alles te verkopen en hoekan pastoor Van Weert dat verantwoorden, die ons raadde het pand aan te kopen; zelfs het verlangen uitte van pastoor aan het Oude Schild te zijn; zou hij nu in alles ons willen “dwarsbomen”? Indien de aartspriester ons een bewijs overlegde van een pastoor naar Oude Schild te zullen zenden, dan zijn bij de Edelmogenden geen bezwaren tegen ons request te duchten.

Naar aanleiding van dit schrijven wendde zich de aartspriester tot pastoor Van Weert om nadere inlichtingen. En reeds de 12de November 1786 werd met een breedvoerig schrijven aan dat verlangen voldaan.

“Wat de kapelaan in de zaak gedaan heeft, is geschied om mij buiten de ruzie te houden. Dat heeft Uw Aplitudo niet afgekeurd, zoals consteert uit deszelfs laatsten brief aan zijn eerw., te dien regaerde geschreven. Wat de lijst aangaat, door 60 ondertekend en 600 gulden bedragend, daardoor verbeeld ik mij vastelijk, dat Uw Ampl. misleid is. U mene niet, dat deze gelden het tractement zullen zijn voor de aanstaande pastoor, wanneer diekomt, neen, deze moeten diene ter betaling van interest van een kapitaal van 2550 gulden tegen 3,5 %; ter voldoening van 300 gulden pastoors-tractement; verponding voor kerk en huis; voor reparatie en voor het onderhoud van hun armen, zodat met dat alles op verre na niet zullen toekomen; en indien de recognitie-penningen nog niet zijn afgeschaft, dan moeten zij daarvan nog 117 gulden, volgens hun belofte, aan de Heer Baljuw betalen. 's Is onmogelijk, dat zij het twee jaar uithouden; en onder diegene, die op de lijst getekend hebben, zijn er velen, die vertrouwden, dat zij toch geen pastoor zouden krijgen en alzo vrij zouden wezen van te betalen. Ziedaar het wezenlijke van hun lijst!

“Ik zal mij niet inlaten met alde falsiteiten en onwaarheden, waarmede deze lieden Uw Amplitudo aan boord zijn geweest. Alleen wil getuigen, dat de kerkmeesters van Den Burg ten onrechte beticht zijn, in deze zaak niets anders te hebben verricht, dan, volgens uw advies, gericht te hebben gezonden aan de Edelmogenden op het request der Schilders. Ik kan mij ook herinneren, dat de kerkmeesters van Den Burg niet de minste reden hebben gegeven, om de vrede in het kerkelijke, met de Schilder kerkmeesters te verbreken. Laat de Schilders dat aan zich zelf wijten. Ten aanzien van de Heer Van Noort betuig ik, dat er op het eiland, na de eerw. Heer Tolenaar, geen ijveriger kapelaan geweest is. Men moet een Schilder zijn, om een jonge Heer, tegen zijn conscientie, rede en rechtvaardigheid, zo te bekladden.

“Wat zij van mij, wegens aankoop van een huis tot pastorie, aan Uw Amplitudo gezegd hebben, is zo ver bezijden de waarheid, als de Oost-Indiërs van hier zijn. Ziehier, wat de zaak is. Nadat ik hen ettelijke malen had aangemaand hu kerk te verbeteren en wat te vergroten, zozijn zij, ter occasie dat dit huis te koop was bij mij geweest, voorgevende, dat zij voornemens waren dit te kopen en tot kerk te appropieeren; waarop ik hen ten antwoord gaf, dat dit dwaasheid zou zijn, wijl zij, zo doende, van een sterk, een zwak gebouw zouden maken en dat hun oude kerk zeer makkelijk en met weinig kosten kon verbeterd worden. Zij repliceerden, dat in dit huis een kamer was, waarin een priester, met Pasen of met Kerstmis aan het Schild komende om de godsdienst te verrichten, logeren kon en dat de oude kerk verkocht zou worden. Waarop ik toevoegde, dat zij zonder toestemming niets mochten doen; en toch deden zij het, waarom zij nu in een labyrint zitten.

“Toen dit huis gekocht was, zijn zij na vijf of zes weken naar de Ampl. Franken gegaan, om een pastoor te vragen. Deze zei hun daarin niets te kunnen doen zonder mijn toestemming. Hij informeerde bij mij en voegde erbij, dat dan de kapelaan aan Den Burg zou worden weggenomen. Wijl dan de buitendorpen door de pastoor van Den Burg bediend moesten worden en zulks voor mij niet mogelijk was, vooral in de wintertijd, zo zei ik, dat ik dan wel pastoor aan het Schild wilde zijn. Zo heeft het geval zich naar waarheid voorgedaan.

“Hieruit kan men zeer gemakkelijk afleiden, dat de Schilders met een geheel andere mening het huis gekocht hebben, dan zij in den beginne hebben verstaan gegeven, zodat al die fraaiigheid om aan het Schild pastoor te willen zijn, lang na de aankoop van het huis is voorgevallen.

“Zijn die lieden daarom op mij misnoegd? Ja, maar dan heb ik daar geen schuld aan. Liever hebben zij U moeten berichtten, dat zij te mijne aanzien de grootste dankbaarheid verschuldigd waren. Wie, anders dan ik, is de oorzaak, dat thans aan het Oude Schild kerkelijke diensten verricht worden, welke zij anders nooit zouden hebben? Zij zijn de oorzaak, dat ik thans gehaat ben door de kerkmeesters van Den Burg. Dat de kerkbeurten zo ingericht zijn, gelijk thans, is gebeurt met hun toestemming; het contract werd door hen eigenhandig ondertekend en zij beloofden aan de kerkmeesters van Den Burg de achterstallige 684 gulden te zullen voldoen, indien de kerkbeurten, zoals die thans zijn, geregeld zouden worden. Maar het schijnt, dat nu waarheid wordt, wat ik voorheen niet kon geloven, te weten, dat die van het Schil de goede zaak weldra in disorder zouden brengen, wijl zij niet konden dulden, dat de pastoor met de kerkmeestersvan Den Burg in harmonie leeft.

“Wanneer Uw Amplitudo de vrede op het eiland wil bewaren, dan moet aan het verzoek der Schilders niet in het minst gehoor worden gegeven; noch moet Uw Aplitudo de kerkmeesters van Den Burg en de buitendorpen ontdoen van een kapelaan; want de buiten-dorpen willen niet onder het Schild parochieeren, wijl zij van de onmogelijkheid overtuigd zijn en geen drie maanden met het Schild vrede kunnen houden. De Schilders zijn de oorzaak van alle ruzie, welke volgens het kerkelijke ooit op het eiland is voorgevallen. Het beste zou derhalve zijn, Amplitudo Vir, dat gij U zult gelieven te verwaardigen van, bij leven en gezondheid, in de aanstaande zomer nog eens naar Texel te komen, om de situatie op het eiland op te nemen, al de kerkmeesters gezamelijk te horen spreken en dan zelf te oordelen of het voegelijk is, dat de Schilders een pastoor bekomen. Zo Uw Amplitudo van mening is, dan zal geen der kerkmeesters, zo van de buitendorpen noch van Den Burg, zich er tegen verzetten. Maar zeker is het, dat de Schilders commanderen als heren, doch betalen als bedelaars. Hiermede verbeeld ik mij aan Uwe Amplitudo's verzoek te hebben voldaan.

Het was te voorzien, dat de aartspriester, die van beide partijen de meest tegenstrijdige berichten ontving, bij de gespannen toestand onder de eigen geloofsgenoten, de wijze regel zou volgen van voorhands te zwijgen en inmiddels met belangstelling de loop der dingen gade slaan. Maar de twistende partijen zwegen niet. De 25ste december 1786 berichtten de heren Burger en Gomes aan de aartspriester, dat des Zondags na kerktijd, tot onderling overleg, de kerkmeesters en van de buiten-dorpen en van Den Burg waren tezamen geweest; Pastoor Van Weert echter, die tot twee maal toe was uitgenodigd, wilde niet komen. 't Is een mens, waar men niets mee worden kon. En toen de pastoor niet kwam, verklaarden zichde kerkmeesters van Den Burg tot geen onderhandeling bereid.

Intussen bleven de katholieken van Oude Schild op de komst van een eigen pastoor aandringen en verklaarden zich geneigd tot elke andere schikking ten opzichte van de buitendorpen. De Koog ligt het dichtst bij Den Burg, Den Hoorn op een uur afstands, maar heeft een beter binnenweg en voor Oosterend is de afstand naar Den Burg of van Oude Schild ongeveer gelijk. De aartspriester gelieve te overwegen, dat reeds een woonhuis voor de toekomstige pastoor is aangekocht en dat, zowel voor zijn onderhoud als voor de vertimmering der kerk, voor een genoegzaam bedrag door de katholieken werd ingetekend. Zou dat alles tevergeefs zijn geweest? “Maar dat zou de gemoederen van de Gemeente ontstellen en grote haat en nijd onder elkander veroorzaken”. En dan be-eindigen de heren Burger en Gomes hun schrijven met de mededeling, dat ook hun poging om tot de stichting te komen van een gemeenschappelijke armenkas met die van Den Burg, schromelijk is mislukt: “ook daar waren die vrienden niet voor te vinden”.

In de laatste uitlating hoopte de aartsprietster een brug te vinden, waarover beide partijen in eensgezindheid elkander zouden naderen. En werkelijk ging van hen een voorstel uit, tot de kerkmeesters van Den Burg, om de armen der verschillende buitendorpen op gelijke voet met die van Den Burg te bedelen, om alzo de onderlinge eendracht te bevorderen. Met een kort briefje gaf Pastoor Van Weert de 23ste Januari 1787 op het voorstel een afwijzend bescheid; en des anderen daags werd, namens de kerkmeesters, door Rijer Dijt de genomen beslissing voor de aardspriester nader toegelicht. Zelfs de mogelijkheid, zo schreef hij, van een gemeenschappelijke armenkas is buiten-gesloten, omdat indertijd de 23ste Januari 1777 aan de armenvoogden van Den Burg door de Edel-mogenden octrooi was verleend, waarbij door de baljuw van Texel verboden werd aan de armen van Oude Schild iets te contriburen.

“Wij kunnen niets begrijpen”, zo gaat het voort, “waarom Uw Ampl. zulks heeft voorgesteld; of het moest zijn, dat de een of ander met mooie redenen U heeft voorgepraat, dat dit het middel zou zijn om den vrede te treffen. Als er 1 lichaam was, dan zou er ook 1 geest zijn.

“Eerw. zij overtuigd, dat die heden veel meer vorrecht genioeten dan hun van rechtswege toekomt. Zij genieten bijna driemaal zoveel kerkbeurten in een jaar, als zij rechtens kunnen vragen. Dat alles hebben wij om vredeswille toegestaan. Thans zijn zij nog niet tevreden, dringen zich al verder op en trachten de gelden van een ander te bekomen; dan zou er vrede zijn en was alles op orde. Maar het staat te vrezen, dat die van Den Burg hun goederen, door liefderijke giften voor Godsdienst, kerk en armen tezamengebracht, wel haast verloren zouden zien. Wij hebben reden voor dat gevoelen. Want nu zijn zij niet bij machtte om voor hun deel aan kerk en pastoor bij te dragen, hoe zullen zij dan in het vervolg iets contribueren voorarmen, waaraan zij zich niets of zeer weinig laten gelegen liggen?

“Wij vleien ons, dat Uw Apl. niet verder bij onze geachte pastoor of bij ons zoiets zult aandringen. Laten de dorpen doen zoals wij, en van tijd tot tijd iets legateren aan kerk en armen en dan met hun deel tevreden zijn”.

Het moest worden erkend: geen teleurstellingen bleven aan de katholieken van Oude Schild bespaard en niettemin hielden zij vast aan hun opzet en aan hun mening, dat Pastoor Van Weert hun geraden had een huis voor de toekomstige pastoor aan te kopen. Hij was de man, die tegen werkte en de oorzaak was van alle schade. Op zijn diensten was men niet meer gesteld en door een gerechtsbode werd hem aangezegd, voortaan geen godsdienstoefeningen meer te Oude Schild te komen houden. Door handtekeningen hadden verder de katholieken zich verbonden om zich inhet vervolg hun H. Missen te Wieringen of aan Den Helder te laten lezen en hem bij trouwen, dopen en andere kerkelijke diensten geen offergave meer aan te bieden.

Van die gezindheid der Oudeschilders had pastoor Van Weert de 8ste Januari 1787 de aartspriester kennis gegeven, doch eerst de 12de Maart stelde hij de Amplissimus de vraag, hoe bij deze stand van zaken moest gehandeld worden. De kerkmeesters hadden hem geraden zich om “die insinuatie niet te bekreunen, daar niemand zich verheugd, dat de kerkelijke diensten aan het Schild zo ordelijk verricht werden als thans”. Aan Hendrik Burger, Jan Gomes, Crelis Jonker en Crelis Admiraal moest hun onrechtmatige handelswijze eens bondig onder het oog worden gebracht, vooral omdat Jan Gomes niet onduidelijk te verstaan gaf, dat Uw Amplitudo van al die onheilen eigenlijk de schulddraagt, “wijl U hun een pastoor had beloofd”: anders zou al die beweging niet gemaakt zijn. Ten slotte”, zo besluit Pastoor Van Weert, “noch direct noch indirect heb ik tot de aankoop van een huis, dat tot pastorie zou dienen, aangedrongen, zoals Uw Amplitudo horen wil, indien ik U, in bijzijn van die lieden, over die zaak onderhouden mag”.

Voor de Aartspriester werd de toestand al meer bedenkelijk: hoe voorzichtig en wijs zijne raadgevingen ook waren, het beoogde doel, om tot herstel te geraken van de geschokte vrede, werd niet bereikt. Pastoor van Weert deed zenuwachtig, opgewonden en weigerde met de Oudeschilders elk aangevraagd overleg. Gomes wilde zijn Pasen niet houden; het gehele buurtschap Oude Schild was reeds geruime tijd van elke godsdienstoefening verstoken. Bij die gespannen stand van zaken trad kapelaan Van Noort, buiten weten van zijn pastoor, als middelaar op. Hoe dat in zijn werk ging en wat daarbij voorviel, heeft hij zelf in een uitvoerig schrijven de 30ste Juli 1787 aan de aarstpriester overgebriefd. Wij lichten daaruit de volgende bijzonderheden.

De katholieken van Oude Schild hadden, gedreven door verlangen naar de vrede, de tussenkomst ingeroepen van kapelaan Van Noort, die gemeend had zich daartoe te moeten lenen. Op een bijeenkomst ter plaatse,wenste hij met hen van gedachten te wisselen. Daar was het schimpen en schelden van het begin tot het eind, want de gemoederen waren ten hoogste verhit. Op de meest minzame wijze werd hun geduid, dat dit optreden allerminst het middel was om in deze hachelijke toestand een bevredigende oplossing te verwachten.

Een tweede bijeenkomst werd toegezegd en gehouden, waarop gesproken werd over het gemis van het H. Misoffer en de geestelijke vruchten, welke aan het bijwonen daarvan, verbonden zijn; en tegelijkertijd werd op aller plicht gewezen van het geloof in de werken, dus ook in het houden van godsdienstige bijeenkomsten, te openbaren. “Hierdoor, Amplissime Dne, kreeg ik hen zover, dat zij met tranen in de ogen snakkende waren naar de vrede. Op dat ogenblik wist ik wel, wat hun te raden; maar om het gevorderde uur moest ik mijn gedachten verborgen houden, te liever, wijl het mij wenselijk scheen eerst een twaalftal uit de voornaamsten der Gemeente over het aannemelijke mijner voorstellen te laten oordelen. Het huis van Jan Gomes werd als plaats van samenkomst aangewezen. Doch hoe werden mijn goede en heilige verwachtingen verijdeld als mij, bij aanvang der vergadering, inleggend schrijven overhandigd werd”.

“Daar de ledematen der R.C. Kerk genegen zijn om de liefde en de vrede onder elkander te bewerken tot nut en voordeel der Kerk en armen, zo hebben de kerkmeesters goedgevonden aan de eerw. kapelaan P. van Noort voor te dragen, waaruit vooral de meest onvrede is voortgekomen.

“Nademaal wij, R.C., allen 1 lichaam zijn en onder hetzelfde hoofd staan, zo dunkt ons, dat wij met die van Den Burg 1 kas moeten hebben, waarvan Den Burg het hoofd moet zijn. Vervolgens datde beurten aan het Oude Schild op tijd, het gehele jaar door, plaats hebben; en dat in de namiddag, wanneer het Oude Schild de beurt heeft, catechismus gegeven wordt voor jong en oud. Als de eerw. Heer Kapelaan, rechtzinnig oordeelt, zal hij met ons eens moeten zijn, dat anders geen liefde en vrede te verwachten valt. Als wij vragen, waarom de kas afzonderlijk is, dan zal Den Burg antwoorden, omdat wij meer inkomen hebben. Zo gunt de ene broeder aan de andere niet, om van zijn overvloed te genieten. Wij hopen en vertrouwen, dat u, kapelaan, met ons verzoek zult medewerken, om zo eindelijk tot de ware liefde en vrede te geraken”.

Ik kon - zo gaat kapelaan Van Noort verder - daaraan mijn medewerking niet geven, omdat door het octrooi van 1777 alle buitendorpen van deelneming aan de armenkas van Den Burg zijn buitengesloten, hetgeen hun onder het oog werd gebracht, terwijl ik hun de raadgaf om alles op de oude voet te laten en inmiddels het oordeel en de tussenkomst van de aartspriester in te roepen. Uw Amplitudo gelieve hun in die geest te schrijven, vooral, omdat dezer dagen de Gecommitteerde Raden van Hoorn het eiland zullen bezoeken en de pastoor voornemens is om de onruststokers voor het gerecht te dagen. De kapelaan besluit zijn brief met dit, uit het verband vallend, bericht, “indien Uw Amplitudo mijn persoon nodig heeft, om een der opengevallen plaatsen in Suriname te bezetten, zal ik mij met de nederigste gehoorzaamheid gedragen”.

Op het voorstel van de kapelaan was de aartspriester ingegaan; bij minzaam schrijven had hij tot vredeen eensgezindheid aangemaand, te meer, wijl de te verwachten voordelige beschikkingen hen gewis zouden bevredigen. Deze welgemeende maar algemene toezegging kon de gemoederen niet bedaren. De 10de Juli 1787 schreef kapelaan Van Noort aan de aartspriester, dat de Oude Schilders al mopperend gemerkt hadden, niet te weten, waarin die voordelige beschikkingen zouden bestaan en toch willen zij die weten, wijl anders de Gemeente niet in de onkosten zou bijdragen, waarin zij door de aankoop van het pastoorshuis vervallen was. Waarop ik vroeg, “indien die gunstige bepalingen eens alle buitendorpen ten goede komen, zult gij dan daarin berusten en tevreden zijn?” was het eenparige antwoord: ja. Daarom, zo vervolgt de kapelaan, moet uw Amplitudo zich gewaardigen goed te vinden, dat de kapelaan van Den Burg, het gehele jaar door, de toerbeurten waarnam op de buitendorpen en in elke eens per week de heilige diensten verrichtte, welke bestaan moeten in het lezen der H. Mis en in het geven der catechismus, waarbij de oude van dagen konden tegenwoordig zijn. Deze schikking is billijk en gewenst, ofschoon tegenstand van de pastoor en van de kerkmeesters van Den Burg niet zal uitblijven. Hun bezwaren zouden echter te ondervangen zijn, indien uw Amplitudo bepaalde, dat de kapelaan op Zon- en Feestdagen eerst aan Den Burg een stille H. Mis zou lezen en daarna op 1 der buitendorpen, die aan de beurt is, de Hoogmis ging zingen en een predikatie ging houden. Mocht de pastoor aan Den Burg ongesteld zijn, dan zou de kapelaan op Zon- en Feestdagen eerst op 1 der buitendorpen en daarna aan Den Burg een H. Mis gaan lezen. Deze regeling is voorwaar voor de kapelaan geen gemak, maar - en hier spreekt het hart van de aspirant missionaris - “'t is beter met last in rust en vrede zielen te winnen dan haar met gemak te verliezen of te doen wankelen op het pad der zaligheid”.

Een eigenhandig schrijven van Hendrik Burger bekrachtigde het aannemelijke van dit voorstel.

Oude Schild, 10 juli 1787

Amplissimo Dne,
Daar wij gezamenlijk met de Eerw. Heer kapelaan gesproken hebben, om rust en vrede te bewerken, zoveel als het mogelijk is en wij gehoorzaamheid willen betrachten en de schikkingen ten opzichte onze kerk en armen zullen aannemen: zo verzoeken wij Uw Ampl., als het mogelijk is, alles zo te regelen, gelijk de kapelaan in zijn brief U geschreven heeft. Wij hopen en verlangen, dat Uw Ampl. het ons gelieve te vergunnen en mede te werken tot rust en vrede, waardoor wij de zaligheid onzer ziel moeten bewerken.

w.g. Hendrik Burger

Op de enveloppe, waarin beide brieven besloten waren, tekende de aartspriester aan: “met nul op request de 15de Juli beantwoord”. De gevolgen bleven niet uit. De 3de Augustus 1787 berichtten Cornelis Pietersz. Backer en Cornelis Jonker aan kapelaan Van Noort, dat hij, voor het verrichtten van kerkelijke diensten te oude Schild, niet meer zou worden afgehaald, gelijk de gewoonte was. Dat geschiedde, niet om zijn persoon, maar om de handelswijze van de aartspriester “die zijn voet op onze nek zocht te zetten en ons wil dwingen op de oude voet verder te gaan; dat zal hem nooit of te nimmer gelukken. Wij begrijpen niet, hoe zijn Amplitudo een man van vrede en liefde is; twee of drie keer werden wij naar Amsterdam ontboden en hebben daardoor kosten gemaakt. En waartoe? Alleen om ons te paaien. Dat had zijn Amplitudo wel terstond kunnen zeggen. Laat ons nu maar lopen; alles is nu toch in disorde”.

Van die vijandige houding werd door een brief van kapelaan Van Noort, gedagtekend 10 Augustus 1787, de aartspriester kennis gegeven. Oude gewoonte was ook dit schrijven ontzettend langwijlig. In het kort komt het hier op neer: de toekomst te Oude Schild is treuriger en hachelijker dan ooit te voren. Zo aan het Schild als aan Den Burg blijft men halsstarrig.

De 16de Augustus dienden beide kerkmeesters van Oude Schild hun ontslag in bij de aartspriester, “wijl zij zich niet in staat gevoelen om, wat hun voorouders gesticht hadden, in stand te houden”.

Amplissime Dne,

Ondergetekenden geven met alle eerbied te kennen en nemen de vrijheid aan Uw Ampl. te schrijven, dat wij met onze eerw. kapelaan een schikking over de kerkbeurten hadden getroffen, waarvan wij niet begrijpen, waarom Uw Ampl. ons deze schikking niet wilt vergunnen, daar zij aan de buitenkerken en armen tot voordeel zouden strekken en tot liefde en vrede en niet nadeel van die aan Den Burg. Indien Uw Ampl. van ons een specifike rekening verlangt, zo zijn wij te allen tijden bereid U onder het oog te brengen, hoeveel wij jaarlijks achteruit zijn gegaan. Is het dan geen tijd om toe te zien, als men tot voogd is aangesteld van een weeskind, dat van niemand hulp of assistentie ontvangt? Het is niet aangenaam het godshuis ten gronde te zien gaan, dat onze ouders en voorouders met vlijt en liefde hebben gesticht; dat kan niemand gedogen. Moeten dus, Ampl. Dne, de beurten op de oude voet blijven bestaan, dan verzoeken wij U, ons als kerkvoogden af te zetten, want in die oude regeling kunnen wij nooit berusten. Laat dan Pastoor Van Weert andere kerkvoogden aanstellen, want wij gevoelen ons zo onder het juk, dat er van ons geen uitkomst meer mogelijk is, tenzij de almogende God verandering zou brengen.

w.g. Hendrik Burger
Jan Willemsz. Gomes

Texel, 16 Augustus 1787

Kapelaan Van Noort, die niets minder moede werd dan het zoeken naar middelen tot herstel van de vrede, raadde de aartspriester, bij schrijven van 26 Augustus 1787, de Oude Schilders aan te zetten, bij Pastoor Van Weert nieuwe kerkmeesters aan te vragen, waardoor alles op oude voet zou kunnen voortgaan: “Want waarlijk velen uit de gemeente verlangen naar de vrede”.

Kort daarop, in het begin der maand September, was kapelaan Van Noort te Amsterdam om maatregelen te treffen voor zijn overzeese reis. Bij die gelegenheid had hij, op bezoek zijnde bij de aartspriester, over het prikkelbare karakter gesproken en het vaak ondoordacht handelen van Pastoor Van Weert, waardoor, helaas, aan de bestaande onenigheid al te veel voedsel gegeven werd. Deze gesprekken gaven de aartspriester aanleiding om de pastoor over zijn gedrag te onderhouden: waarop de 9de September 1787 geantwoord werd, dat de aartspriester eigenlijk de schuld van alles was, door aanvankelijk aan de Oude Schilders een eigen pastoor toe te zeggen. “Mijn gedrag mag dan voor Uw Amplitudo de oorzaak wezen, dat ik voor geen promotie in aanmerking kom, echter diene Uw Amplitudo te overwegen, dat ik geen overplaatsing heb aangevraagd, doch overigens te bedenken, dat ik de pastorie van Texel slechts voor zeven jaar heb aangenomen. Nieuwe kerkmeesters kan ik alleen aanstellen, als de oude rekening en verantwoording hebben afgelegd. En indien Uw Amplitudo mij een nieuwe kapelaan zend, zal ik niet meer verdragen, dat hij zo 'autoratief' optreed als kapelaan Van Noort gedaan heeft”.

Intussen had kapelaan Van Noort in deze onverkwikkelijke geschiedenis het laatste woord. In zijn brief van 31 Oktober 1787 deelt hij mede te Oude Schild te zijn geweest; dat de kerkmeesters - hij spreekt van geen oude en geen nieuwe - rondlopen met lijsten ter intekening voor het onderhoud van de eigen pastoor, die tegen kerstmis wordt verhoopt. Aan dielijsten moet men niet veel waarde worden gehecht, want sommige tekenen uit dwang, anderen in verwachting, dat de zaak weer mis zal lopen. En in Den Burg hebben de kerkmeesters op aanraden van de pastoor “een ampel bericht” naar de Hoogmogenden te Hoorn gezonden om het streven van de Oude Schilders te verijdelen. En inderdaad, Oude Schild blijft een bijkerk van Den Burg. Doch blijkens de notities van de aartspriester Ten Hulscher was Texel in 1797 voor de zoveelste maal het toneel van ergelijke onlusten. De dorpen rondom Den Burg, waar vier kerken staan “zoeken elk hun eigen en geen van allen het algemeen belang der gemeente”. Oude Schild wenst zich af te scheiden en wil een eigen Statie zijn. Tenslotte stelt het zich te vrede met de verzekering des aartspriesters, dat op alle Zon- en Feestdagen in de bijkerk godsdienstoefeningen zullen gehouden worden.

“Te Texel - zo schrijft Ten Hulscher in zijn dagboek onder het jaar 1797 - een gewone plaats met vele moeilijkheden, barsten weer nieuwe onlusten uit. De verschillende dorpen op dat eiland, waar vier kerken staan, staan tegen elkander op en zoeken elk hun eigen en geen van allen het algemeen belang der gemeente. De pastoor, niet erg geschikt om de vrede te bewaren, werd het voorwerp van minachting voor allen; die van het Oude Schild, trots op hun aantal katholieken, willen zich van de rest afscheuren en een eigen pastorie maken, waartoe zij niets onbeproefd laten. Zo, dit heeft mij veel moeite gekost om hen door vergunning van op alle Zon- en Feestdagen de godsdienst te geven, tot rede te brengen”.

En in Den Burg heeft pastoor Van Weert zoveel redenen tot klagen en zijn de katholieken zodanig op hem verstoord, dat hij bij het gerucht als zou pastoor Witbols voor zijn Statie Naaldwijk bedanken, van de aartspriester eiste voor die vacante plaats benoemd te worden.

Reeds had hij zijn meubelen ten dele verkocht en zich voor zijn vertrek gereed gemaakt, toen de 19de Juli 1797 hem het bericht bereikte van de aartspriester “dat pastoor Witbols van zijn plan om te bedanken om billijke redenen had afgezien, zodat Naaldwijk niet open kwam”. De aartspriester raadde hem zijn ontslag te vragen en “hetzij uit patrimoniale goederen, hetzij uit eigen pensioen, dat de Texelaars hem misschien zouden willen geven, stil te gaan leven. Want hij moest niet verwachten een pastorie te zullen krijgen, waar hij kon stilzitten en het werk door een kapelaan kon laten verrichten”. Na dit voor de Statie teleurstellend bericht, gingen de kerkmeestersvan Den Burg er toe over, om, buiten weten van de aartspriester, bij de Vicarisvan Den Bosch een pastoor voor Texel te vragen. Van dit streven kreeg Ten Hulscher de 2de Augustus 1797 kennis en zo ooit, dan lag het in het karakter van de aartspriester om, na deze daadvan oproer en verzet, pastoor Van Weert nimmer voor een promotie voor te dragen. Hij bleef pastoor in Den Burg tot aan zijn dood, die de 11de November 1808 voorviel.

Inmiddels bleven de geschillen onder zijn herderlijk bestuur in volle gang. Volgens een aantekening van Ten Hulscher ontstond zij over “de distributionibus pauperibus faciedis et de celebratione missae in diversis in Insula sitis pagis”. Want pastoor Van Weert had de voorrechten, welke de Oude Schilders van Ten Hulscher in 1797 verkregen had ingekort; het kerken in de wintertijd te Oude Schild had opgehouden; en, wat het uitdelen der armengelden betrof, daarover toonde geen der bijkerken zich tevreden.

Omtrent het verzorgen der armen zond nu het Gemeentebestuur de 31ste December 1808 aan de Minister van Eredienst het volgende schrijven:

't Gemeentebestuur van Texel aan de Minister van Eredienst, 31 december 1808

De menigvuldige geschillen bij de Rooms-Katholieken alhier omtrent het verzorgen der armen, heeft ons verscheidene malen in moeilijkheden en voor ons onaangenamegevallen gebracht. Er gaat van derzelve gemeente een coporatieuit, onder benaming van R.C. Gemeente op Texel, bediend door een pastoor, dietot zijn hulp is toegevoegd een kapelaan.

De parochiekerk is aan Den Burg, de hoofdplaats van het eiland. Op ieder dorp: 't Oude Schil, Hoorn, Oosterend en Koog is een bijkerk, het bijzondere eigendom der aldaar wonende Roomsgezinden.

Volgens de laatste opgave in 1805 bevonden zich aan en in de omtrek van Den Burg: 511, te Oude Schild: 199, te Hoorn: 105, te Oosterend: 93 en aan de Koog 69 zielen.

Van ouds deed de pastoor of kapelaan, gedurende het zomerseizoen, geregeld op Zon- en Heiligendagen, bij toerbeurten de godsdienst in 1 dezer bijkerken, terwijl op die tijden tevens aan Den Burg ook altoos kerk gehouden werd.

Dan, sedert jaren is het in de bijkerken achtergebleven; alleen heeft het Oude Schild, bij recht of onrecht, nu sedert een groot jaar, zich de dienst bestendig wetende verzorgen (sedert 1797 had Oude Schild daar inderdaad recht op).

Wat deze afzonderlijke dienstverrichtingen, hoe prijzenswaardig in zich zelve, is nogthans de kwade praktijk - zoals nader zal blijken - dat de opgezamelde offers niet worden overgebracht naar de parochiale kas, maar als een causa propria uitgereikt aan de armen; die op zodanige plaats hun woning hadden.

Sedert jaren celebreert men de godsdienst voor de ganse gemeente, alleen in de hoofdkerk aan Den Burg en dit ten gevolge, dat die van de buitendorpen hun armen naar Den Burg zenden om daar verzorgt te worden, terwijl die van Den Burg volstandig weigeren dezelve aan te nemen, maar naar de plaatselijke kas revoyeren; en deze weder naar Den Burg, op dit fundament, dat daar bij hen geen godsdienst verricht wordt, ook geen collecten geschieden en zij alzo onvermogend zijn; terwijl sedert jaren alle liefdegaven aan Den Burg worden gebracht. De parochiale kas bijgevolg alle armen der R.C. Gemeente op Texel verplicht was te subsisteren.

Een geval in kwestie is thans voorhandig. 'n Zekere arme dienstmaagd, geboren en opgevoed aan Den Hoorn, doch lidmaat geworden van de R.C. Gemeente van Texel, sedert 2 a 3 jaar aan Den Burg, of om bij diende, laboureert een geruime tijd aan een zware toeval. Die van Den Burg onttrekken zich, omdat zij daar niet is geboren en opgevoed, die van Den Hoorn, omdat zij onvermogend zijn en de parochiale kas voor allen gemeenschappelijk zorgen moet.
Intussen hadden wij geen pouvoir genoeg deze geschillen te doen eindigen, maar zullen verplicht wezen deze corpora-armen uit onze eilandskas te ondersteunen, en voorzien zelfs, daar de tijden grotelijks doen aanwassen, zonder tussenkomst van hogergezag, de geschillen in het oneindige vermenigvuldigen, en ons te sterkste ge-obueerd.

Het kwam niettemin onder referentie ons voor, dat het punt in kwestie spoedig waren gedetermineerd. En wel zo, dat alle Rooms Catholieken op Texel werden gehouden - zoals het inderdaad is - voor maar 1 Statie, en de plaatselijke kas met zijn geringe goederen werd verklaard ondergeschikt te zijn aan de algemene parochiekas aan Den Burg.

Wij hebben gemeend dat alles U HoogEdel Getr. ter kennis te moeten brengen, met vriendelijk verzoek, dat door tussenkomst van hoogstdezelfs gezag, deze hatelijkheid en verregaande verwijdering onder 1 en dezelfde Gemeente, gelieve te doen vervangen door wederzijdse harmonie en eendracht; met ernstige vermaan, dat zij voortaan zullen te hebben te zorgen voor het onderhoud der armen en daardoorde gedurige klachten en verdrietelijkheden, welke nu van tijd tot tijd plaats hebben.

wg G. van Reinbach, burgemeester
W. Bomans, secretaris

Op het inkorten der voorrechten sinds 1797 aan de Oude Schilders toegekend, daaromtrent wende zich de aartspriester tot pastoor Baters, die sinds enkele wekende Statie Den Burg verzorgde. Doch hij was onbekend met de plaatselijke aangelegenheden en niet in staat aan de aartspriester de verlangde informatie te verschaffen.

“Wat het antwoord aangaat, dat op deze missive moetgedaan worden - aldus pastoor Baters - is mij nog niets kennelijk. De heer J. Ran, die thans kerkmeester is aan Den Burg, heeft mij gezegd, dat hijzelf het mij zou doen toekomen en dat een kopie van het originele contract aan de Minister van Eredienst zou zenden. De Schilders zijn nooit tevreden en maken de last der priesters ondraaglijk, door te vorderen, dat 's winters bij hen gekerkt wordt; volgens de oude overeenkomst werd er alleen 's zomers “rondgekerkt en hielden 's winters de beurten buiten op”.

Aan deze oude overeenkomst werd door de pastoor van Den Burg vastgehouden “alles ging weer, zoals het jaren lang gegaan was. Ouden van dagen weten zich nog goed de tijd hunner jeugd te herinneren, toen zij menigmaal door weer en wind het binnenpad naar Den Burg afleggen om de catechismus bij te wonen of bij het H. Misoffer tegenwoordig te zijn. Vooral als het tegen “het aannemen liep”, was het een aanhoudend heen en weer trekken, waarin alleen enige verpozing kwam, wanneer de pastoor of kapelaan van Den Burg te Oude Schild een Zondag kwam doorbrengen. Dan werd ook hier na de gezongen H. Mis catechismus gedaan en 's middags zelfs de Vespers gezongen. Ja, soms bleef de dienstdoende geestelijke weleens een nachtje te Oude Schild over, om dan ook 's maandags nog hier de H. Mis te lezen.

Intussen had met de bijkerk te Oude Schild een gebeurtenis plaats welke door de aartspriester Cramer in zijn dagboek onder april 1812 breedvoerig wordt medegedeeld. Volgens de maire van Texel zou de bijkerk, op last van de kerkelijke overheid, voor de dienst der niet-katholieke Spanjaarden zijn afgestaan; de kerkmeesters zouden haar ontruimd hebben en de katholieken zelf zouden haar kerk niet meer gebruikt hebben. De toedracht dezer geschiedenis wordt door hetgeen Cramer optekende, tot haar juiste verhouding teruggebracht.

Nieuwe pogingen om zich van Den Burgin het kerkelijke los te maken, werden door de Oude Schilders aangewend, door tussenkomst van de zogenaamde Deken van Kennemerland, B.J. Gerving, die pastoor was te Alkmaar en het eiland Texel meermalen had bezocht. Om de gemoederen onder de katholieken van Oude Schild eindelijk tot rust te brengen, stelde hij in het begin van 1825 aan de aartspriester Van Banning een splitsing van het eiland voor, in twee zelfstandige Staties. De aartspriester opperde tegen dat voorstel geen bezwaren, doch raadde Gerving aan, alles zodanig te regelen, dat geen nieuwe onlusten te vrezen waren.

De naaste voorbereiding was opgedragen aan pastoor G. Boode, die in 1823 pastoor Klinkman in Den Burg was opgevolgt. Uiteraard vorderden deze werkzaamheden slechts langzaam; de gehuchten en bijkerken waren te groot in getal om bij een indeling, hetzij tot Den Burg hetzij tot Oude Schild, geen bezwaren of moeilijkheden in het geding te brengen. Tenslotte had pastoor Boode zijn arbeid voltooid en de 28ste Oktober 1828 op een ontworpen kaart de splitsing van Texel in twee Staties ter beoordeling aan Deken Gerving opgezonden. Op zijn beurt zond hij haar “ter fine” totde aartspriester, die, door niet enkel met de afstand maar ook met het getal der katholieken rekening te houden, die tot elk der Staties zouden behoren, zich in het ontwerp een verandering veroorloofde, welke spoedig tot twist en tweedracht aanleiding gaf.

Pastoor Van Banning was sinds 10 maart 1839 pastoor te Oude Schild. In de avond van 27 november 1841 wilde hij van Den Helder oversteken naar Texel, maar vond jammerlijk zijn graf in de golven. Uit de nalatenschap van de aartspriester Van Banning ontving de arme Statie Oude Schild een miskelk, waarvan de voet, ter dankbare gedachtenis, te lezen geeft: “Ampliss. Dominus J. van Banning P.M. hunc calicum dedicatum voluit. 1841, ecclesiae Si Martini ad Oude Schild in insula Texeliae”.

Zo was dan eindelijk Oude Schild een zelfstandige Statie, doch aldra gaven de katholieken van Zuid-Haffel en Westergeest, ook Ten Westen en Westerend geheten, aan de kerkelijke overheid hun misnoegen te kennen van bij Oude Schild te zijn ingedeeld; veel liever wensten zij de oude toestand gehandhaafd en, gelijk eertijds, onder Den Burg te ressorteren. Deken Gerving, die, bij zijn ambtelijk bezoek aan het eiland, naar grondige der geuite bezwaren een onderzoek instelde, deelde de 15de september 1832 aan Antonnucci mede, dat de onenigheden zouden eindigen, indien Zuid-Haffel en Westergeest tothet geestelijk rechtsgebied van Den Burg terugkeerden. Aan het verlangen van pastoor Quaadman, diedaarbij ook Oosterend wilde betrekken, mocht de Vice-Superior geen gehoor verlenen.

Toch is dat later geschied. De 14de februari 1833 vroegen de kerkmeesters van Oosterend van Oude Schild te worden losgemaakt “om de gevaren, welke de hoge dijk 's winters voor hen opleverde (de bezwaren zijn thans door de aanleg van een benedendijkse rijweg geheel vervallen)”.

Doch, wat zullen de katholieken van Oude Schild te moede zijn geweest, toen hun in 1845 bekend werd, dat door de Ministervan Eredienst pogingen werden aangewend bij de aartspriester Kervel, om Oude Schild als Statie op te heffen en als bijkerk van Den Burg in te delen! En dat geschiedde niet om persoonlijk redenen, doch als gevolg van bezuinigingsmaatregelen, waarbij arme en onbeduidende kerkjes, die niet in staat waren om in het onderhoud van hun pastoor te voorzien, als zelfstandige Staties werden opgeheven. Daarbij was de Minister van mening, dat, door het aanstellen van een kapelaan aan Den Burg, de nadelen ondervangen waren, welke uit die maatregel voor de katholieken van Oude Schild konden voortvloeien.

Gelukkig voor de vrede op het eiland, dat de aartspriester door zijn schrijven van 17 maart 1845 een samenvoeging der beide Staties wist te voorkomen. De meeste mensen dier Staties zijn in aard en karakter geheel verschillend; aan Den Burg wonen grotendeels landlieden; te Oude Schild zijn het zeelieden. Daarom juist zijn zij uiteen gegaan; het wederom bijeen brengen, zou het twistvuur hoger dan ooit doen uitslaan. Tegenwoordig zijn de beide Staties weer samengevoegd.

Copie van het contract der kerkmeesters op Texel,
ingaande de Eerste van Maart 1772.

Volmachtiging
Op heden den 1 maart 1772

Voor mij Henricus Franciscus Hekking, daartoe gevolmachtigd door de Zeer Eerwaarde Heer Adrianus Gaffe, R: Pastoor van het eiland Texel, vergaderen de Kerkmeesters van het voornoemde eiland, toen regerende respectievelijk voor hun kerken, als Den Burg, Oude Schild, Den Hoorn, Oosterend en De Koog en bewilligden voor de vrede en de eendracht in de volgende onderstaande artikelen.

Ten eersten
Dat zij voornoemde Kerkmeesters toestaan aan mij Henricus Franciscus Hekking, om een algemene Collecte over het ganse Eiland onder onze Ledematen in te stellen, en hiertoe de Gemeente tot milddadigheid te mogen aanmoedigen, als ook, na mijn goeddunken, onzijdige mannen hiertoe ter uitwerking aan te stellen.

Ten tweeden
Dat zij bovengenoemde Kerkmeesters geheel en ten volle aan mij laten het bestier van de verzamelde penningen, om het overgeschotene te besteden tot godvruchtige meningen, of het tekortschietende van ieder der partijen af te vorderen volgens mijn goeddunken, onaangezien alle vorige Contracten.

Ten derden
Opdat de Vrede eendracht, zolang verbroken, ten volle eens mocht hersteld worden, bewilligen de bovengemelde Regerende Kerkmeesters aan mij (onaangezien en met uitsluiting van alle vorige Contracten en Conventien hoegenaamd) om naar het vervullen van de twee voorgaande Artikelen een volkomen uitspraak te doen, en op dit papier te brengen, welke uitspraken bij de partijen zullen gehouden zijn te ondertekenen, gelijk zij bij deze ondertekenen dienzelfe inhoud, die zal volgen op dit papier.

A.

Ten eersten
Wegens de kerkbeurten van de Buiten-Dorpen, hoe menigvuldig en op welke wijze dezelfde zullen worden gereguleerd.

Ten tweeden
Wegens de Wagen of het Paard hiertoe nodig.

Ten derden
Wegens de betaling en het geld voor de voornoemde Beurten.

Ten vierden
Wegens de onkosten en betaling deselve, die in hetvervolg ten behoeven van het algemeen zullen worden gemaakt.

Ten vijfden
Wegens de uitzonderingen die gemaakt zullen worden in sommige voorvallen en alles wat tot nut der Kerk en voor het algemeen zullen zijn.

Dit alles onder goedkeuring van de Geestelijke Overheid den wijdberoemden Heer A. van de Cappele.
Tot meerdere bekrachting is dit alles eigenhandig ondertekend door de thans regerende Kerkmeesters, die respectievelijk bekennen gevolmachtigd te zijn van hunne mede stemhebbende Kerkmeesters.

Voor Den Burg: Voor 't Schil: Voor Den Hoorn:
Vester Willemsz. Ryer Ran Jan Smit
Hendrik Zijm Ysbrand Buijsman Jan Witte

Voor Oosterend: Voor Den Koog
Cornelis Wayop Albert Gerritsz. Buijsman
Dirk J. Ran Arien Schoenmaker

Volgens de bovenstaande machtiging en handtekeningen der gezamelijke Kerkmeesters aan mijn Henricus Franciscus Hekking gedaan in het contract hier bovenstaande, op de eerste van Maart 1772, heb ik goedgevonden de onderstaande artikelen ter onderhouding voor te schrijven, aan de gezamelijke Kerkmeesters van het Eiland Texel, gelijk ik met deze goed vind en voorschrijf:

Als ten eerste
Dat de Buiten-Kerkbeurten hunaanvang zullen nemen van de eerste zondag of de achtste dag na de feestdag van Pasen en dus op alle vrije zondagen, zullen door 1 der priesters bediend worden tot de zondag van de Heilige Martinus inclusief, uitgenomen dat hun nog acht beurten zullen toevallen, namelijk op Paas-maandag en dinsdag, op Pinkster-maandagen dinsdag, en nog vier omtrent de Hoogtijd van Kerstmis, volgens het goeddunken der priesters die dan zijn zullen (de kanttekeningen, welke bij sommige artikelen worden gemaakt, staan buiten het in 1772 aangegane contract, maar werden er later bijgeschreven door de pastoor “wegens onenigheden”. “Onaangezien de geestelijke overheid A. van de Capelle in 1775 aan de eerw. Heer Paalen de orders had gegeven, om volgens dit artikel de kerkelijke diensten op de buitendorpen het Oude Schild en Oosterend te volbrengen, zo hebben echter de kerkmeesters van Den Burg van hun [zich] weten te verkrijgen, om het volbrengen der beurten, gerechtelijk te doen beletten, welke daarom gestaakt zijn. Hetzelve hebben zij getendeert in 1782 wegens de thans fungerende pastoor, tegen de uitdrukkelijke orders van de thans zijnde geestelijke overheid, de heer Joannes Franken”).

Als ten tweede
Dat bij afwezigheid of ziekte of enig ander beletsel van 1 der priesters, de zal gehouden worden tot meerder godsvrucht van het algemeen, aan Den Burg, zoals ook Pinksteren en Heilig Drievuldigheid-zondag twee diensten aan Den Burg.

Als ten derde
Dat bij de terugkomst van de afwezige priester de verzuimde beurten zullen worden ingehaald op de Heilige dagen, die vallen tussen de eerste zondag na Pasen en de zondag voor de Feestdag van de Heilige Martinus; zo deze beurten die verzuimd waren, hetzij door afwezigheid of enig ander beletsel der priesters (nu niet voorzien) niet worden ingehaald, maar, meer dan nog 1, waren in te halen, zullen de Burger-kerkmeesters gehouden zijn voor iedere tweede zondag (zoals ten tijde van 1 priester gebruikelijk is geweest 5 gulden te betalen) nu 4 gulden in handen moeten stellen van de Kerkmeesters van die dorpen, alwaar de beurt volgens de ronde had moeten zijn.

Als ten vierde
Dat in geval van ziekte van 1 der priesters de beurt bij gedurigheid zijndde aan Den Burg, de Burger-Kerkmeesters zullen gehouden zijn 4 gulden te betalen alle veertien dagen, of om de tweede zondag, aan dat dorp daar de beurt volgens de ronde het eerste vallen zal. Dit artikel zal ook plaats hebben in geval van verwisseling van een nieuwe pastoor of kapelaan, ten tijde van het leegstaan der pastorie of kapelanie, welke betaaldde beurten dan niet zullen behoeven ingehaald te worden; dus zullen ook geen beurten worden ingehaald, wanneer 1 der priesters mocht afwezig geweest zijn voor het Gemenebest, als geschied met het halen van de Heilige Olie, waarvoor san de Burger-Kerkmeesters de voornoemde 4 gulden niet zullen behoeven te betalen als om de tweede zondag (gelijk boven in het derde artikel); dit artikel zal echter geen plaats hebben bij onmacht of ziekte der beide priesters, omdat dan dit kwade lot algemeen is voor het ganse eiland.

Als ten vijfde
Dat de Kerkmeesters der Buitendorpen, ten dienste van de priesters voor het waarnemen der buitenbeurten en voor de bediening der zieken voor het ganse eiland, aan Den Burg zullen moeten leveren een wagen of een paard, naar het gelieven der priesters, die dan zullen zijn, en dit op hun eigen kosten, op pene van geen kerk bij verzuim of mankement van dien.

Als ten zesde
Dat volgens gewoonte, zonder uitneming van de inhoud der vorige artikelen, op de feestdagen van de heiligen Petrus en Paulus, en de feestdag van de heilige Johannes de Doper, als ookop de zondag vallende onder de Kermisdagen, de beide diensten zijn zullen aan Den Burg, gelijk ook de buitendienst op de feestdag van de heilige Martinus aan het buitendorp Oosterend.

Als ten zevende
Dat de kerkmeesters, zo van Den Burg alsbuitendorpen, zullen gehouden zijn zorg te dragen, dat het Lijnwaad ten dienste des alstaars zuiver en rein gehouden word, voornamelijk dat tot gebruik van de Heilige vaten der Heiligen dienen moet.

Als ten achtste
Dat de kerkmeesters der buitendorpen jaarlijks zullen moeten contribueren een gerechte derde part of deel van de recognitie van zijn Eedle Gestrengheid de Heer Baljuw die dan zijn zal, alsmede voor het tractement der priesters, welke betaling zalmoeten geschieden volgens gewoonte, eer het volgende jaar zijn aanvang nemen zal, op peneof verbeurten der kerk, gelijk ook deze betaling niet afzonderlijk, maar op een reis door de buiten-kerkmeesters aan Den Burg (onaangezien de beurten voor het Oude Schild en Oosterend voor 9 a 10 jaren gerechtelijkzijn belet gebleven en die Gemeentes in al die tijd geen kerkelijke diensten hebben gehad, pretenderen echter de burger-kerkmeesters van 't Oude Schil 684 en van Oosterend over de 300 gulden vrij geld).

Als ten negende
Dat de onkosten, die in vervolg van tijden, hetzij op het eiland, hetzij buiten hetzelve, ten behoeve van het algemeen, zal worden betaald, dat is, de binnen- en buitenkerkmeesters ieder de gerechte helft van de hoofdsom.

Als ten tiende
Dat in een geval van onmacht, weigering van betaling of enige andere oorzaak 1 der buitenkerken mocht komen te vervallen, hetzelve vallen zal en sorteren onder Den Burg, met al dat onder dat buitendorp begrepen is, en daar de kerkmeesters van dat dorp recht hebben te garen en zullen de buitenkerkmeesters voor het voor- en nadeel van dat dorp staan moeten, mits dat dan de drie overblijvende buitendorpen een vierde van hun aandeel moeten betalen, waarvoor Den Burg weder zoveel kerkbeurten zal geworden, als dat afvallig of onmachtig buitendorp volgens dit papier zal kunnen berekend recht te hebben om aan dat dorp te garen, en bij alle ledematen, daar dat dorp recht hadde, hun garing te vorderen: dit artikel zal ook plaats vinden op de voornoemde manier en schikking, indien daar meer buitendorpen afvallig of onmachtig worden (de kerkmeesters van Den Burg hebben in al die tijd van 9a 10 jaren de beurten van twee buitendorpen in hun kerk gehad; hebben daar ettelijke keren gegaart, zijn echter weigerig gebleven, omme, volgens artikel V, voor de thans fungerende pastoor voor het rijtuig te zorgen).

Als ten elfde
Dat alle verschillen der binnen- en buitenkerkmeesters, van het voornoemd eiland, die in vervolg van tijden mogen voorvallen, hoe diezelve ookmogen wezen, zullen overgelaten worden aan de geestelijke overheid of aartspriester, die dan zijn zal, om over dezelve te oordelen en te vonnissen. Zoals ook dit contract niet zal kunnen of mogen verbroken worden, zonder toestemming van zijn voornoemde Wijdberoemdheid de aartspriester (kerkmeesters van Den Burg zijn weigerig om de geestelijke overheid voor hun competenten rechter te erkennen en willen voor haar niet verschijnen).

Dit alles met mijn goedkeuring, die zich ondertekend, Aymerucus van de Capelle, Rooms aartspriester en pastoor op de Boommarkt.

Actum Amsterdam
den 9 maart 1772

Voor Den Burg: Voor 't Schil: Voor Oosterend:
Vester Willemsz. Willem Ran Hendrik Bakker
Hendrik Zijm Reijer Ran Dirk J. Ran
Hendrik Dekker Cornelis Wayop

Voor Den Hoorn: Voor Den Koog:
Jan Witte Albert Gerritsz. Buijsman
Jan Smit Albert Hendriksz. Buijsman

Bijvoegsel met goedkeuring

Heden 17 Mei bewilligden, na getroffen vrede, de pastoor en kapelaan en gezamelijke kerkmeesters, in de volgende artikelen onder goedkeuring van de aartspriester.

Ten eerste
Alsdat de pastoor van het eiland jaarlijks zal trekken 400 gulden en 15 gulden voor de wijn, welke laatste alleen voorrekening van Den Burg (omdat de pastoor 900 communicanten, waarvan er dagelijks communiceren, de wijn niet geeft, weigeren de burger-kerkmeesters de 15 gulden voor de wijn, die dagelijks aan het altaar gebruikt wordt, te betalen. Nota. De kerkmeesters hebben het voordeel van de kaarsen).

Ten tweede
Dat de kapelaan jaarlijks zal trekken van voornoemde kerkmeesters 100 gulden.

Ten derde
Dat de kapelaan voor ierdere dienst zal trekken 10 stuivers.

Deze drie bovenstaande of laatste stellingen goedgekeurd aan mij Adriaan Gaffe, Rooms Pastoor van het eiland Texel, 17 mei 1777.
Hendricus Franciscus Hekking, op dato.
Aymericus van de Capelle, R.C. Pr. & Pastoor op de Boommarkt.

Getekend door kerkmeesters

Voor Oosterend: Voor Den Koog: Voor Den Hoorn:
Hendrik Bakker Albert Hendriksz. en Jan Witte
Dirk J. Ran Albert Gerritsz. Buijsman Jan Smit

Voor 't Schild: Voor Den Burg:
Rijer Ran Vester Willemsz
Hendrik Dekker

Dit is een echte kopie of afschrift van het originele contract.

Quod Attestor.
Andreas J van Weert,
R. Priester & Pastoor op Texel.

10 oktober 1797
Nadere aandrang van de kerkmeesters van het Oude Schild op Texel, om een eigen pastoor.
Bron: Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom Haarlem, deel 42, bladzijde 166.

4 maart 1798
Bericht van de Heer Pastoor Van Weert over de Oude Schilders, rakende hun plan ter oprichting eener afzonderlijke pastorie.
Bron: Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom Haarlem, deel 42, bladzijde 169.

2 april 1798
Eenige aanklachten van de kerkmeesters van het Oude Schild op Texel tegen de Heer Pastoor Van Weert.
Bron: Bijdragen voor kerkgeschiedenis van het Bisdom Haarlem, deel 42, bladzijde 170.

1 mei 1798
Nader bericht van de Heer Pastoor Van Weert over de pogingen der Oude Schilders.
Bron: Bijdragen voor kerkgeschiedenis van het Bisdom Haarlem, deel 42, bladzijde 171.

7 december 1799
Een ongeschikt voorstel gedaan door de kerkmeesters van het Oude Schild op Texel.
Bron: Bijdragen voor kerkgeschiedenis van het Bisdom Haarlem, deel 42, bladzijde 176.

Do you have supplementary information, corrections or questions with regards to Jan Willemsz Gomes?
The author of this publication would love to hear from you!


Timeline Jan Willemsz Gomes

  This functionality is only available in Javascript supporting browsers.
Click on the names for more info. Symbols used: grootouders grandparents   ouders parents   broers-zussen brothers/sisters   kinderen children

Ancestors (and descendant) of Jan Willemsz Gomes


With Quick Search you can search by name, first name followed by a last name. You type in a few letters (at least 3) and a list of personal names within this publication will immediately appear. The more characters you enter the more specific the results. Click on a person's name to go to that person's page.

  • You can enter text in lowercase or uppercase.
  • If you are not sure about the first name or exact spelling, you can use an asterisk (*). Example: "*ornelis de b*r" finds both "cornelis de boer" and "kornelis de buur".
  • It is not possible to enter charachters outside the standard alphabet (so no diacritic characters like ö and é).

Relationship Jan Willemsz Gomes



Visualize another relationship

Sources

  1. RANH, Doop-, trouw- en begraafboeken Texel - Rooms Katholiek doopboek Texel (Texel 1647/1812
  2. NHA, Doop-, trouw- en begraafboeken Texel - Rooms Katholiek doopboek Texel (Texel 1647/1812)
  3. DTB Oudeschild: Rooms-Katholiek dopen
  4. Texel, rk dopen; 1647-1812
  5. Texel, aangifte impost trouwen 1752-1812

Matches in other publications

This person also appears in the publication:

Historical events

  • The temperature on July 6, 1805 was about 15.0 °C. Wind direction mainly south. Weather type: omtrent helder. Special wheather fenomena: noorderlicht. Source: KNMI
  •  This page is only available in Dutch.
    De Republiek der Verenigde Nederlanden werd in 1794-1795 door de Fransen veroverd onder leiding van bevelhebber Charles Pichegru (geholpen door de Nederlander Herman Willem Daendels); de verovering werd vergemakkelijkt door het dichtvriezen van de Waterlinie; Willem V moest op 18 januari 1795 uitwijken naar Engeland (en van daaruit in 1801 naar Duitsland); de patriotten namen de macht over van de aristocratische regenten en proclameerden de Bataafsche Republiek; op 16 mei 1795 werd het Haags Verdrag gesloten, waarmee ons land een vazalstaat werd van Frankrijk; in 3.1796 kwam er een Nationale Vergadering; in 1798 pleegde Daendels een staatsgreep, die de unitarissen aan de macht bracht; er kwam een nieuwe grondwet, die een Vertegenwoordigend Lichaam (met een Eerste en Tweede Kamer) instelde en als regering een Directoire; in 1799 sloeg Daendels bij Castricum een Brits-Russische invasie af; in 1801 kwam er een nieuwe grondwet; bij de Vrede van Amiens (1802) kreeg ons land van Engeland zijn koloniën terug (behalve Ceylon); na de grondwetswijziging van 1805 kwam er een raadpensionaris als eenhoofdig gezag, namelijk Rutger Jan Schimmelpenninck (van 31 oktober 1761 tot 25 maart 1825).
  • In the year 1805: Source: Wikipedia
    • March 17 » The Italian Republic, with Napoleon as president, becomes the Kingdom of Italy, with Napoleon as King of Italy.
    • June 13 » Lewis and Clark Expedition: Scouting ahead of the expedition, Meriwether Lewis and four companions sight the Great Falls of the Missouri River.
    • June 30 » Under An act to divide the Indiana Territory into two separate governments, adopted by the U.S. Congress on January 11, 1805, the Michigan Territory is organized.
    • October 16 » War of the Third Coalition: Napoleon surrounds the Austrian army at Ulm.
    • November 26 » Official opening of Thomas Telford's Pontcysyllte Aqueduct.
    • December 2 » War of the Third Coalition: Battle of Austerlitz: French troops under Napoleon Bonaparte decisively defeat a joint Russo-Austrian force.


Same birth/death day

Source: Wikipedia


About the surname Gomes

  • View the information that Genealogie Online has about the surname Gomes.
  • Check the information Open Archives has about Gomes.
  • Check the Wie (onder)zoekt wie? register to see who is (re)searching Gomes.

The Genealogy Gomes publication was prepared by .contact the author
When copying data from this family tree, please include a reference to the origin:
R. R. Gomes, "Genealogy Gomes", database, Genealogy Online (https://www.genealogieonline.nl/genealogie-gomes/I410.php : accessed May 4, 2024), "Jan Willemsz Gomes (1753-1805)".