Wijk B nr. 82
Getuigen:
Gerrit Rebel, 35 jaar, grutter, wonend Huizen
Cornelis van den Born, 27 jaar, arbeider, wonend Huizen
Tijdstip: 06:00
She is married to Jakob Bos.
Permission for the marriage has been obtained in Huizen on October 22, 1927 .Source 3
They got married on November 5, 1927 at Huizen , she was 26 years old.Source 3Getuigen:
ouders bruidegom
oduers bruid
Hendrik Bos, 26 jaar, stukadoor, wonend Huizen, broer bruidegom
Hendrik van den Born, 28 jaar, timmerman, wonend Huizen, broer bruid
Moeder bruid kan niet schrijven, dus tekent niet
Child(ren):
{Het onderstaande relaas roept een aantal vragen op. Gezien de vermelde jaartallen kan het niet anders of Lenie Bos is de jongste dochter van Jacob van den Born (1867-1939) en Geertje Baas.
Ik kan haar geboortedatum echter niet terugvinden in de 10-jarentafels. Daarnaast moet ze getrouwd zijn met een Bos: de enige die daarvoor in aa nmerking komt, is Aaltje, die trouwt met Jacob Bos. Aaltje is echter de middelste van de vijf dochters. Ook dat ze aangeeft dat het gezien 10 kinderen telde, klopt alleen wanneer we de jong gestorven Hendrik niet meerekenen, maar Aaltje/Lenie er één van die 10 is.
Vooralsnog ga ik er daarom maar vanuit dat Lenie dezelfde is als Aaltje.}
Vader is geboren in 1867 en getrouwd in 1891. Uit dit huwelijk zijn tien kinderen geboren, vijf jongens en vijf meisjes, waar ik de jongste van ben. Van beroep was vader sigarenmaker. In Huizen had je in rond 1870 de fi rma Jaarsveld als sigarenmakerbedrijf. Later is dat overgegaan in handen van de familie Van den Berg. Het bedrijf stond op de Nieuwe Kerklaan, waar slagerij Gooier zijn slagerij heeft. De deuren van slager Gooier zijn slachtplaats, waren de zijdeuren van de sigarenfabriek. De familie Van den Berg woonde op de Lindenlaan (vanouds de Speklaan) ter hoogte van de afslag Nieuwe Kerklaan en het huis heette: ‘Alda’. Zij waren het eerste Rooms-katholieke gezin in Huizen.
Waarom vader sigarenmaker geworden is, weet ik niet. Waarschijnlijk is hij als jongetje, dat net van school kwam, als stripjongen bij de sigarenmakers gaan werken en heeft zo het vak geleerd. De tabak die men gebruikte kwam uit Nederlands Indië en werd vervoerd in grote balen gemaakt van gevlochten stro, met als opschrift: JAVA TABAK of SUMATRA TABAK. De tabak hing dan in bossen in de werkplaats en de bladeren die verwerkt moesten worden, werden eerst ingevocht. Te droge tabak verkruimelt. Het werk van een stripjongen bestond hieruit, dat zij de ingevochte tabaksbladeren van hun nerven moesten ontdoen. De nerven werden uit de bladeren gestript of gestroopt. De tabak ging dan in manden voor verdere verwerking.
Het sigarenmaken ging als volgt:
Je had twee groepen, de handsigarenmakers en de bloksigarenmakers. De handsigarenmakers vormden de sigaren helemaal met de hand. Men begon met een bosje, het binnenwerk, en werkte (rolde) alles af met de hand. Dat waren de dure handgemaakte sigaren. De bloksigarenmakers maakten het binnenwerk ook met de hand, maar dan werd de sigaar (het begin ervan) in een blok gelegd, de sigarenplank. Zo’n houten blok had ongeveer twintig bootjes (halve vorm van een sigaar). Was dat blok vol, dan werd daarop zo’n zelfde blok, een deksel, gedrukt. Had men tien tot twaalf blokken vol, dan ging de hele stapel onder een pers gedurende zes tot acht uur. Van de geperste blokken werd de tabak die er buiten uitstak afgesneden
en weer op de werkbank gegooid. Na het persen werden de blokken geleegd en het ging weer van voren af aan. Inmiddels waren de dekbladeren ingevocht en kon men de sigaren afwerken. Voor de afwerking werd de mooiste tabak gebruikt. De handsigarenmakers begonnen met de afwerking als zij zo’n 100 tot 150 sigaren gemaakt hadden. Het dekblad werd gelijmd met stijfsel vermengd met koffi estroop (Buisman) voor de kleur. De sigaren die klaar waren, zowel de bloksigaren als de handgemaakte, kwamen in een “maalbak”.
Een maalbak is een driehoekige bak van 10 à 12 cm diep, die op één zijde stond, iedere soort apart. Handgemaakte, bloksigaren, grote sigaren, hele kleintjes enz. Als een maalbak vol was, dan kwam de sorteerder en greep met zijn handen de driehoek sigaren en liet ze zo op tafel vallen, dat ze precies
op rij uitrolden. Ze werden dan op kleur gesorteerd. Donkere bij donkere en de lichte bij de lichte. Ze werden verpakt in kistjes van 10, 25 of 50 stuks en gingen dan de droogkamer in. Na een paar dagen waren ze klaar voor verkoop. Wat ze verdienden weet ik niet precies. De handsigarenmakers gingen wel met 2 à 3 kwartjes per week meer naar huis dan de bloksigarenmakers. Iedereen kreeg ook per week een paar sigaren mee, die kostten toen rond 1910, 5 voor een f 0,10. Vader was bloksigarenmaker en werkte voor de Eerste Wereldoorlog met onder andere:
Hendrik Zeeman (Hain Roeien)
Klaas Visser (Klaas Kiki)
Cornelis van den Born (Kees van Fijtjen)
Gosen Moll was sorteerder
Hendrik Kriek (Hain Swieten)
Freek Visser (Freek van Jannetje Blom)
Hooiberg (was zijn achternaam, werd altijd zo genoemd. Deze man had een houten been)
Jan de Groot (Vader van Henk de Groot senior)
Ik denk dat het niet veel verdiende, want verschillende sigarenmakers hadden bijbaantjes. Vader was sinds 1899 omroeper, waar hij zelf naar gesolliciteerd had. Hij was ook hulppost, behalve voor telegrammen, dat deed Freek Visser, die dus ook een bijbaantje had. In de Eerste Wereldoorlog is de firma Van den Berg gestopt, waarschijnlijk omdat er geen tabak meer aangevoerd werd; dat moest over zee en dat gaf natuurlijk problemen. Vader is net als verschillende anderen voor zichzelf begonnen, maar het was bij de meesten, net als bij vader, meer een vorm van huisvlijt. Alleen Hendrik Zeeman heeft lang een sigarenmakerij op de Lindenlaan gehad met daarbij een sigarenwinkel. Later werd dit de dansschool van Zeeman. Freek Visser heeft het lang volgehouden in de Waterstraat. Hij had er ook een winkeltje bij.
Jan de Groot was handsigarenmaker en is buiten het dorp gaan werken in Weesp en Baarn. Hij was sinds 1900 beëdigd als verzekeringsagent. Dat was zijn bijbaan. Het verzekeren zit nog steeds in die familie.
Vader werkte dus voor zichzelf. We woonden in de Julianastraat, in het Toevluchtsoord, huizen van Lammert van As, Lammert van Aipien. We waren met twaalf mensen in zo’n kleine ruimte en boven stond het vol met ledikanten en bij het raam stond vader zijn werktafel. De tabak hing in bossen aan de balken. Wij sliepen daar gewoon tussen. Na de Eerste Wereldoorlog, ik was een schooljongen van een jaar of tien, moest ik voor vader de tabak strippen. Hij kocht ook zelf zijn tabak in. Hij ging dan met de tram en trein naar Amsterdam, naar een grossier en vader Jacob ( expeditie Vos) bracht dan de bestelde zakken mee. Een oudere broer werkte bij Jan Rebel als bakkersknecht en daardoor mocht vader daar op de oven zijn sigaren drogen. Ze zaten dan al in kistjes en na een paar dagen, intussen ook nog een keer gekeerd, waren de sigaren klaar voor de verkoop. Meestal op vrijdagavond en de zaterdag ging vader de cafés
langs. Buren en kennissen kwamen ook sigaren kopen, zij kostten vijf voor fl. 0,25. Maar als de klanten binnen kwamen, dan kregen zij er al één, dus dat was dan zes voor een fl. 0,25. Hij verdiende er eigenlijk niets mee.
De belasting zal ook niet vet van hem geworden zijn. In het begin was dat niet zo, maar later moest je accijns betalen. Je moest in Laren op het belastingkantoor sigarenbandjes halen, dat was achter het busstation. Die sigarenbandjes hadden een nummer en dat was je registratienummer. Het betalen van de bandjes was de belasting. Het waren gewone lichtbruine met donkerbruine cijfers en letters. Wij moesten die om de sigaren plakken. Je had toen ook al prachtige sierbandjes en als je een kistje dure sigaren kocht, zat er een geborduurde vlinder of pauw in. Dat was allemaal bij vader niet het geval, vandaar de vele bijbaantjes. Voor het omroepen kreeg je fl. 1,50 per opdracht. Je had vaste punten waar je met de ratel moest gaan staan en dan bijvoorbeeld:
‘Hedenavond 8 uur openbare vergadering van het steuncomité. Debat vrij!’
(“Hedenaauwud 8 uur eupenbare vurgadering van ’t stønkómmetee. Tabak vrij! - Dus Hain jooën
gaen”!)
Of: ‘Hedenavond noodslachting, verkoop van vlees bij Elbert Vos (Meentweg)’.
Als er een noodslachting was, dan moest dat vlees wel gekeurd worden, het beest mocht niet ziek zijn, wel dat het een poot gebroken had bijvoorbeeld. De huisslachters, die door de gemeente aangesteld waren, waren in 1930 Javik en Jan Jongerden, van beroep rietdekkers, maar huisslachten was voor hen weer een extra verdienste. Als omroeper kreeg je dan ook meestal wel een stukje vlees en dat was mooi meegenomen.
Vader bracht ook kwitanties weg voor de dokter, het wijkhuis en voor de waterleiding. Bij elkaar was dat een enorme stapel. Op een keer, vader en moeder zouden een paar dagen naar Hardinxveld gaan, daar woonde mijn oudste zuster, maar de kwitanties konden komen. Ze waren nog maar net weg en jawel hoor, daar werd de stapel gebracht. Mijn broer en ik, we hadden geen werk en we dachten, we brengen die wel even weg, maar daar was geen beginnen aan. “Nou”, zeiden we toen, “we pakken de fiets en we laten ze vader op volgorde leggen”. Dat hebben we gedaan, wij naar Hardinxveld en vader had het zo voor elkaar. Wij weer terug naar Huizen en hier ook nog een rondje gefietst en alles was zo klaar. Och, we hadden toch niets te doen.
Leesportefeuilles hebben we ook lang weggebracht, op de vrije woensdagmiddag. De oudste kinderen waren daar al mee begonnen. Meester Geldof regelde dat. Bij hem moesten we beginnen. Zijn portefeuille ging dan naar de volgende onderwijzer en zo circuleerde dat onder de notabelen van Huizen, totdat het weer bij meester Geldof terug was. Het kerkblad hebben we ook nog weggebracht. Al met al hebben we heel wat kilometers door het dorp gelopen, want alles ging lopend. Na 1925 kwamen de fietsen.
Daarbij was vader ook voordrachtkunstenaar en ik moet zeggen, hij kon er wat van. Menig bruiloft heeft hij opgeluisterd. De laatste jaren dat vader nog sigaren maakte, had hij een schuurtje, dat was een hele verbetering. En eens zat hij heel geconcentreerd ’s avonds te werken bij het licht van een olielamp, een
zonnebrander. Waarschijnlijk was de lamp net met olie gevuld, want de vlam trok te hoog op. Vader nergens erg in tot het te laat was en alles zwart zag van de blaak. Hij heeft toen, denk ik, alleen zijn gezicht wat afgeveegd en is zo in bed gestapt. De volgende dag weer kwitanties lopen en daar ging het praatje door het dorp. “Hij je Jaap de Muis ëzien. Hij het z’n heer ëverrufd, ’t is héëlegaar zwart ëwurren”! Ik denk dat hij moest wachten tot de zaterdagse wasbeurt.
Hoe lang vader is doorgegaan met sigaren maken, weet ik niet. Kwitanties wegbrengen heeft hij tot het laatste toe gedaan, dat weet ik wel. In 1939 is hij gestorven, 72 jaar oud. In Huizen is nooit een sigarenindustrie op gang gekomen en het beroep sigarenmaker was voor de Tweede Wereldoorlog al nagenoeg uitgestorven.
[Lenie Bos in De Ratel 2012-1, pp. 4-6]
Aaltje van den Born | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1927 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jakob Bos |