Er ist verheiratet mit Jacobje Aartsen van de Kaa.
Sie haben geheiratet am 23. Januar 1813 in Lunteren, er war 28 Jahre alt.
civil
Kind(er):
Jacobje van de Kaa {152g}, geb. 20 dec 1794 te de Doesburg, ged. 28 dec 1794 te Ede, ovl. 31 mrt 1865 te Ede, beroep(en): Arbeidster
Gebeurtenis: gebeurtenis 31 mrt 1865
Gehuwd 23 jan 1813 te Lunteren met:
Gerrit (Aartsen) van Veldhuizen, geb. 16 mei 1784 te Ede, ovl. 6 aug 1852 te Ede, beroep(en): Boerenknecht, Landbouwer, zoon van Aart (Gijsbertsen) Velthuijse en Everlijn Dirgje (Goosensdr) Everink
Gebeurtenis: gebeurtenis 6 aug 1852
Huwelijk op gelijke dag als zus van bruid en broer van bruidegom die ookmet elkaar trouwden. Beide echtparen kregen een kind in juni van 1813 (resp. de 12de en de 14de).
Notities bij Gerrit Aartsen Van Veldhuizen. (Via A. v. Veldhuizen)
Gerrit Aartsen van Veldhuizen is de tweede zoon van Aart Gijsbertsen van Veldhuysen en Everlijn Dirgje Everink.
Van hem heb ik ruim 20 notarile akten gevonden. Net als zijn broer Gijsbert (B1) onderneemt hij genoeg, maar het gaat allemaal kleiner en voorzichtiger. Hij koopt geen grote bouwboerderij. Hem kom je niet tegen als grote boer. Of het op het einde veel verschil maakt? We zullen zien.
Gerrit trouwde met Jacobje Aartsen van de Kaa, een zuster van de vrouw van zijn broer Gijsbert. De huwelijksacte vindt u in map Materiaal
Na het huwelijk woonden zij onder Ede, waar als zijn beroep `bouwman' genoteerd staat. Oorspronkelijk stond hij als arbeider te boek.
Vier jaar na zijn trouwen koopt hij een huis in het Veen onder Lunteren in de Struishoek met 3 schepel bouwland en houtgewassen, 1 spint bouwland in de binnenste Hof en 1 spint bouwland in de buitenste Hof. Verder 2 stukken bouwland, groot 6 schepelen de Grote Hoek genaamd en nog een half schepel bouwland en houtgewassen dat men de Heetkamp noemt. Verder 1 schepel bouwland het Vaalstukje geheten en 3 schepel 1 spint turfveen en dat alles voor 150,-.
(NA. Ede nr. 315, 23-12-1817).
In 1820 laat Jan Hendrik Cremer te Arnhem, die een belangrijke functie heeft bij de overheid en veel bezittingen rond en onder Lunteren, door zijn gemachtigde Wouter Roelofsen grote delen van zijn bezit openbaar verkopen. Het betreft hoofdzakelijk onontgonnen velden, bos en wallen met houtgewassen. Het is verdeeld in acht percelen waarvan de eerste zes gelegen zijn tussen de huidige Broeksteeg en de Blankenspoorsedijk. Zij worden gekocht door Evert van Veldhuizen (B3), broer van Gerrit en van Gijsbert en de anderen. Maar daarover later. Het gaat nu om de percelen 6, 7 en 8.
Perceel 6 wordt als volgt omschreven: "een dennenbosch met sloten en wallen onder Lunteren gelegen, achter den Enk van de Lindenboom (een zeer oud goed, in vroeger eeuwen herberg aan de Hessenweg en gelegen nabij de kruising van deze weg met de Meulunterse weg), belend aan de noordzeide de weg en in het gemeende de twee na te melden percelen.
ZW. belend door de Lindenboom, NW. Steventje Cornelissen, OW. het lage Veld, en groot 5 bunder 10 roeden en 69 ellen" (lees ha, are en centiare).
"Perceel 7, gelegen als perceel 6 en NW. daaraan belend met de halve weg, NW. de Ketelse weide, WW. Steventje Cornelissen en OW. perceel 8 en groot 3-40-64 ha.
Perceel 8, een bos belend NW. de Ketelse weide, WW. perceel 7, ZW. perceel 6 en OW. het lage Veld en groot 5-53-54 ha."
Gerrit is de hoogste bieder met fl 330,- voor deze 3 percelen en is dus koper (NA. Ede nr. 860 en 881, 4 en 28-11-1820).
Het gekochte is duidelijk aangegeven in map Materiaal Hierop zijn de genoemde aankopen van Gerrit aangegeven met "Vierde Hoeve".
Wat Gerrit met zijn nieuw verworven bezit heeft gedaan, heb ik niet achterhaald. Misschien heeft hij het direct weer verkocht.
Mogelijk heeft hij het hout gekapt en verkocht, de grond aangemaakt en als cultuurgrond verkocht. Maar niets is zeker.
Het feit echter dat hij juist kocht toen de economische crisis begon, doet mij vermoeden dat het voor hem toch niet het koopje van de maand geweest is. Temeer omdat hij daarvoor al 150,- had geleend met zekerheid op zijn bezit in het Veen.
Tot zover de tekst over deze aankoop zoals die in het boek voorkomt. Ik wil er hier iets meer over vertellen. Het betreft nl. een historisch stuk grond. Toen in 1533 de bewoners (buren) van het Buurschap Lunteren en Meulunteren de nog overgebleven woeste gronden in Lunteren en Meulunteren en in het Woud van de gelderse hertog kochten hield deze uitdrukkelijk vier hoeven aan zich zelf.
Men noemde deze resp. eerste-, tweede-, derde- en vierde hoeve.
De vierde hoeve was gelegen op de grens van Meulunteren en overwoud, zuidelijk van de Ketelse weide en tussen de landerijen van de Lindeboom en Veldhuis. De derde hoeve lag oostelijk van het Doornbosch.
Zie bij B3
In ORA. Vel. dl. 829 fol. 17v is vermeld dat de Gelderse domeinen aan Jan Hendrik Cremer en G. van Riemsdijk een camp land verkopen voor 220 gld, dat bestaande is uit heet- en driestveld gelegen bij de (kleine) Ketel in Meulunteren en "de VIERDE hoeve" geheten. Gerrit bezat na hen dus de historische Vierde hoeve.
Het blijft nadien jaren stil rond Gerrit. Eerst in 1833 worden we weer wat van hem gewaar als hij van ieder van zijn zwagers, Breunis en Peter van de Kaa, 1/6 in een erf en goed onder Ede koopt, bestaand in een huis nr. 140 met 3-40-60 ha bouw-, hooi- en weiland, voor 110,-.
Het betreft kennelijk goed uit de nalatenschap van zijn en ook broer Gijsberts schoonouders. Een onverdeelde boedel dus, die zij tot dan kennelijk samen bezaten.
De gangen van Gerrit zijn moeilijk te volgen. Maar vanaf 1839 staat ene Gerrit Aartsen van Veldhuizen ingeschreven als tapper onder Barneveld en wel aan het Esveld. Maar dan zou hij dit gepacht moeten hebben. Het zou waar kunnen zijn want het tappersvak was hem van huis uit niet vreemd. Trouwens, ook zijn broer Hendrik is enige tijd tapper onder Barneveld geweest.
In 1840 koopt onze Gerrit van Gerrit Jansen Kwint het erf en goed `de Kroeg' in Meulunteren. Hij is of blijft daarmee in elk geval `kroegbaas'.
Het goed bestaat uit een huis, hooiberg, bakoven, hof en brink, bouw-, weide- en driestlanden, heidevelden, bosgronden, opgaande bomen en houtgewassen en is groot 6-12-30 ha. Hij betaalt ervoor 850,- (NA. Barneveld nr. 55, 9-3-1840).
Hij verkoopt dan hun bezit in het Veen, nu groot 3-88-10 ha, aan Gerrit Hendriksen Klok en zijn vrouw Jantje Reemst, ook voor 850,- (NA. Barneveld nr. 57, 2-4-1840). Geen slechte zaak, zou je denken. Voor hetzelfde geld bijna twee keer zoveel grond, maar het zal toch wel niet `je dat' geweest zijn, want in 1842 bezwaren zij hun bezit `de Kroeg' al met 200,-.
Schijnbaar trekt hun hart toch naar het Veen waar in 1843 een hoek land voor 40,- en een hoek bouwland voor 70,- gekocht wordt.
Een maand later (NA. Lunteren nr. 198, 19-6-1843) verkoopt hij het erf en goed `de Kroeg', nu groot 7-12-30 ha, voor 1000,- aan Wouter van Peursum, landbouwer onder Lunteren en Neeltje Bouwhorst, de dan nog ongehuwde zuster van Grietje en Arisje Bouwhorst, die u straks onder C1 en C3 tegenkomt als echtgenotes van een Van Veldhuizen.
De nieuwe eigenaren houden deze boerderij ook maar drie jaren in hun bezit en in 1849 treffen we Jan van de Kieft aan als eigenaar.
Na deze kleine zijstap weer terug naar Gerrit en zijn vrouw Jacobje, want deze zitten nu zonder onderdak. Niet lang, want in juli 1843 reeds kopen zij een erf en goed, bestaand in een huis, annex woning en verder getimmerte en verschillende percelen bouw-, wei- en andere landen, bomen en houtgewassen, groot 3-88-10 ha (NA. Lunteren 28-7-1843).
In 1844 worden de goederen uit de nalatenschap van Maas Gijsbertsen van Veldhuizen (A) verkocht. Ik noemde het al in de notities bij stam A. Het vreemde is dat Gerrit van Veldhuizen, waar we nu over spreken, onder de erfgenamen verkopers genoemd wordt. Hoe hij erfgenaam kan zijn van zijn oom die zelf meerdere kinderen heeft, is niet te verklaren. De enige mogelijkheid is dat hij nog financile belangen in de goederen heeft.
Gerrit heeft weinig rust in z'n gat: op 2 juni 1845 verkoopt hij zijn bezittingen in het Veen voor 900,- en op 5 juni daarop volgend koopt hij van Evert Florus Roelofsen een kamp driestgrond en bosland waarop een huis is gebouwd, groot 2-30-00 ha en genaamd `Mastelenburg', in het Veen gelegen. Op 17 juli daarop reeds leent hij van J.B. Mettenbrink te Barneveld 200,- met zekerheid op dit bezit. Is het nu de rusteloosheid die hem drijft of dwingen financile moeilijkheden hem om steeds te veranderen? Dat hij daar steeds beter van wordt, kun je niet constateren. Eerder het tegenover gestelde.
Een jaar later, op 29-5-1846, leent hij weer, nu van Nennetje Theunissen, weduwe van Willem Jansen van Essen, 350,- met zekerheid op het goed `Mastelenburg' (alle akten NA. Lunteren genoemde data). In de laatste akte worden kadastrale nummers en maten gegeven, zodat het mogelijk is te achterhalen waar `Mastelenburg' gelegen was alsmede de andere bezittingen die Gerrit en Jacobje hadden in de dertiger jaren van de vorige eeuw.
Zie map Materiaal bestand [pag146]
Op 3 juli 1848 probeert Gerrit het goed `Mastelenburg' op een openbare veiling te verkopen. Maar de te maken prijs valt kennelijk bar tegen.
De hoogste bieder is Evert Florus Roelofsen, de man van wie hij drie jaren tevoren de grond en het huis kocht, en deze biedt nu 1200,-.
Dat vindt Gerrit te weinig en hij houdt de verkoop op om te proberen het bezit uit de hand te verkopen.
Gerrit wil van de `Mastelenburg' af. Tenslotte is hij nu al midden zestig en de kinderen zijn, hoewel niet allen getrouwd, het huis uit. Gelet op de levensverwachting die de mensen in die tijd hadden, was hij al een oude man, een man van 'alledag'.
In de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw was de economische crisis bijna het diepst. De prijzen van de onroerende goederen kelderden snel.
Dat merkte Gerrit ook toen hij `Mastelenburg', na het bod van Roelofsen geweigerd te hebben, probeerde te verkopen. Er werd veel te koop aangeboden en Gerrit moest van armoede door de zure appel heen bijten. Op 1 maart 1850 wordt Jan Fluit de nieuwe eigenaar van `Mastelenburg' voor 900,-. Gerrit koopt nu nog een plaatsje van bijna anderhalf ha. in het Doesburgerveen en daar overlijdt hij twee jaren later op 6 augustus 1852. Zijn weduwe, Jacobje van de Kaa, woont er nog tot 31 maart 1865, de dag van haar overlijden.
Op 16 juli 1865 verkopen de erfgenamen dit plaatsje aan Willem van Laar voor 1100,-. De crisis neemt kennelijk af en de prijzen van de onroerende goederen
stijgen weer. Onder de erfgenamen bevindt zich Jacob Gerritsen van Veldhuizen. Hij blijkt later, als zovelen in die tijd, gemigreerd te zijn naar de Verenigde Staten.
Na enig zoeken vond ik dat hij een buitenechtelijke zoon van Maartje, de derde dochter van Gerrit, was.
Op de persoonskaart ziet u uit het huwelijk van Gerrit van Veldhuizen en Jacobje van de Kaa tien kinderen vermeld. Voor zover ik kon nagaan waren er niet meer.
Over de vijf dochters heb ik niet meer te vertellen dan vermeld is op de persoonskaart. Hoewel het mogelijk interessante gegevens op zou leveren, is het zoeken
naar bijzonderheden over de dochters `Van Veldhuizen' een te tijdrovend werk.
Gerrit Aartsen van Veldhuisen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1813 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacobje Aartsen van de Kaa |
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.