Zwanenburg stamboom » Martinus Albertus Morlog (1898-1972)

Persoonlijke gegevens Martinus Albertus Morlog 

Bron 1
  • Hij is geboren op 25 juni 1898 in Reek, North Brabant, Netherlands.
    Erfgoedinstelling: Brabants Historisch Informatie Centrum Plaats instelling: ’s-Hertogenbosch Collectiegebied: Noord-Brabant Archief: 50 Registratienummer: 6538 Aktenummer: 13 Registratiedatum: 1898 Akteplaats: Reek Collectie: Bron: boek, Deel: 6538, Periode: 1898 Boek: Geboorteregister Reek 1898 Gebeurtenis: Geboorte Datum: zaterdag 25 juni 1898 BS Geboorte Kind: Martinus Albertus Morlog Geslacht: Man Geboortedatum: zaterdag 25 juni 1898 Vader: Martinus Morlog Moeder: Theodora Petronella Maria Willems
  • Beroepen:
    • Straat Venter.
    • Mijnwerker.
  • Nationaliteit: Nederland.
  • Geloof: Rooms-katholiek.
  • Woonachtig:
  • (Wettelijk huwelijk) op 20 februari 1925 in Sittard, Li, NL: BS Huwelijk Regionaal Historisch Centrum Limburg Plaats instelling: Maastricht Collectiegebied: Limburg Archief: 12103 Registratienummer: 70 Aktenummer: 8 Registratiedatum: 20 februari 1925 Akteplaats: Sittard Gebeurtenis: Huwelijk Datum: vrijdag 20 februari 1925 Gebeurtenisplaats: Sittard Bruidegom: Martinus Albertus Morlog Geboorteplaats: Reek Geboortedatum: zaterdag 25 juni 1898 Leeftijd: 26 Beroep: mijnwerker Vader bruidegom: Martinus Morlog Beroep: Werkman Moeder bruidegom: Theodora Petronella Maria Willems Beroep: z Bruid: Maria Helena Demandt Geboorteplaats: Urmond Geboortedatum: donderdag 24 augustus 1899 Leeftijd: 25 Beroep: z Vader bruid: Hendrik Demandt Beroep: Landbouwer Moeder bruid: Maria Catharina Meuffels Beroep: z.
  • Hij is overleden op 29 september 1972 in Reek, NB, NL, hij was toen 74 jaar oud.
    Oorzaak: Tromboze
  • Hij is begraven in Reek, NB, NL.
  • Een kind van Martinus Morlog en Theodora Petronella Maria Willems

Gezin van Martinus Albertus Morlog


Notities over Martinus Albertus Morlog

 

Bertolt Brecht

 
 
Bertolt Brecht
Brecht in 1948
Brecht in 1948
Algemene informatie
Volledige naam Eugen Berthold Friedrich Brecht
Geboren 10 februari 1898
Overleden 14 augustus 1956
Land Duitse Keizerrijk
Beroep toneelschrijver, dichter en toneelregisseur
Handtekening Handtekening
Werk
Genre Episch theater
Bekende werken Driestuiversopera, Moeder Courage
Portaal  Portaalicoon   Literatuur

Eugen Berthold Friedrich (Bertolt) Brecht (Augsburg, 10 februari 1898  Berlijn, 14 augustus 1956) was een Duits dichter, (toneel)schrijver, toneelregisseur en literatuurcriticus. Zijn werk was sterk politiek geëngageerd. Brecht wordt gezien als de grondlegger van het episch theater. Hij werkte veel samen met de componisten Hanns Eisler en Kurt Weill. In 1933 vluchtte Brecht uit Duitsland en kwam na omzwervingen in de Verenigde Statenterecht. Hier zou hij later vervolgd worden wegens on-Amerikaanse activiteiten, waarna hij vertrok naar Oost-Berlijn.

 

 

Biografie[bewerken]

Jeugd[bewerken]

Brecht wordt als zoon van Berthold Friedrich en Sofie Brecht (geboren Brezing) geboren in een welgestelde familie. Zijn vader is directeur van een papierfabriek. In zijn jeugd is hij teruggetrokken en ziekelijk. De jonge Brecht wordt Eugen genoemd, de roepnaam Bertolt of Berthold kiest hij zelf pas later. Na de lagere school (Volksschule) bezoekt hij het Peutinger-Realgymnasium in Augsburg, dat hij in 1917 met een Notabitur afsluit. Op school is hij actief in het schooltoneel en in die tijd – op jonge leeftijd – is hij een kritisch theatermaker. Tijdens zijn optredens bekritiseert hij de Eerste Wereldoorlog, die aan de gang is. In een opstel over Horatius' vers "Dulce et decorum est pro patria mori" ("Het is zoet en gepast om voor het vaderland te sterven")(Carmina III / II, 13) noemt hij dit "Zweckpropaganda". De soldaten, waar Duitsland zo trots op is, noemt Brecht hersenloos kanonnenvlees ("Hohlköpfe") geleid door oorlogspropaganda. Brecht ziet er niets moois aan om te sterven voor volk en vaderland, zoals de jonge soldaten wordt voorgehouden. Vanwege dit opstel wordt hij bijna van school gestuurd, alleen de maatschappelijke positie van zijn vader en de tussenkomst van zijn godsdienstleraar verhinderen dat.

Studietijd[bewerken]

Na de middelbare school kiest Brecht aanvankelijk voor een totaal andere carrière. In 1917 gaat hij natuurkunde, medicijnen en literatuur studeren aan de Ludwig Maximilians-Universiteit in München. Al na één jaar moet hij zijn studies afbreken om te dienen in het leger: hij moet dienstdoen als verpleger in een Augsburgs lazaret. De Eerste Wereldoorlog is een traumatische ervaring voor Brecht, die helemaal niets voelt voor geweld of een eredood. De thematiek van mensen die zomaar beslissen over het leven van anderen, zal later regelmatig terugkomen in zijn werk. Na de oorlog keert hij niet terug naar de universiteit. Brecht is vast van plan van de wereld een betere plek te maken, een plek met meer harmonie en naastenliefde. Theater lijkt hem daar – gegeven zijn talenten – de beste plaats voor.

Liefdes[bewerken]

In 1918 leert hij zijn eerste liefde Paula Banholzer kennen, die in 1919 zijn zoon Frank ter wereld brengt (Frank zal in 1943 tijdens een bioscoopbrand omkomen aan het oostfront in Rusland). De liefde tussen Banholzer en Brecht bekoelt al snel. In 1922 trouwt hij met toneelspeelster en zangeres Marianne Zoff, samen krijgen ze in 1923 een dochter: Hanne. In 1924 wordt zijn derde kind geboren: Stefan, niet bij zijn vrouw Marianne Zoff maar bij zijn minnares Helene Weigel die hij in 1923 heeft leren kennen. In 1927 scheiden Brecht en Zoff en trouwt hij Weigel, de rest van Brechts leven blijven zij bij elkaar. In 1929 wordt Brechts vierde kind Barbara geboren.

Aanvang carrière en politiek[bewerken]

In 1920 sluit Bertolt Brecht vriendschap met de in die tijd bekende Duitse cabaretier Karl Valentin. Vanaf die tijd reist Brecht regelmatig van Augsburg naar Berlijn om een netwerk in de toneelwereld op te bouwen. In 1924 verhuizen de Brechts naar Berlijn, in die tijd het culturele middelpunt van Europa. Al direct in dat jaar regisseert hij zijn eerste stuk in het Max Reinhardt Theater. De tweede helft van de jaren twintig kunnen we zien als de periode van politieke bewustwording van Brecht. Hoewel hij nooit lid zal worden van enige partij, wordt hij gegrepen door het communisme. Zijn werk komt meer en meer in het teken van de politiek staan. In diezelfde periode (vanaf 1926) ontwikkelt Brecht zich richting het episch theater, een vorm van theater waarin een vertelling centraal staat.

Episch theater[bewerken]

Parallel met de ontwikkeling van zijn marxistische overtuiging, in de tweede helft van de jaren twintig, ontwikkelt Brecht zijn eigen vorm van episch theater, ook 'dialectisch theater' genoemd. Hij wil zijn publiek aan het denken zetten. In zijn werk staat niet de emotie centraal, maar de ratio. Brecht wil niet dat zijn publiek zich gepassioneerd laat meeslepen door een verhaal, hij wil hen vooral laten nadenken over en bewust maken van menselijke en maatschappelijke verhoudingen. In de gedachte van Brecht zijn mensen vooral een product van de menselijke en economische verhoudingen, de maatschappij. Omdat mensen de maatschappij zelf maken, kunnen ze die ook veranderen. De mensen worden geboren in van hun wil onafhankelijke verhoudingen, maar schrijven op hun beurt wel geschiedenis. Met het episch theater wil Brecht maatschappelijke, en dus ook menselijke, relaties in hun realiteit en ruwheid tonen. Hij wil geen van de werkelijkheid losstaande realiteit creëren door zaken zoals zaal- en lichteffecten, een te grote inleving. Hij wil wel vragen stellen bij de zich ontwikkelende gebeurtenissen, zowel op theatraal als maatschappelijk vlak.

Samenwerking met Kurt Weill[bewerken]

Voor de ontwikkeling van het episch theater was de samenwerking met de componist Kurt Weill van groot belang. Beiden delen dezelfde mening: theater moet en kan een rol spelen in de maatschappij, het kan meer zijn dan vermaak.

Verfremdungseffekt[bewerken]

 
Monument voor Bertolt Brecht bij het Theater am Schiffbauerdamm in Berlijn

Omdat Brecht niet wil dat zijn publiek te zeer emotioneel opgaat in zijn theater, creëert hij de theorie van de vervreemding (Verfremdungseffekt). Hij bereikt die vervreemding door allerlei technieken toe te passen. Zo ontdoet hij de opeenvolging van scènes van elke logica (de opeenvolging van scènes doet er niet toe) en laat hij decors veranderen voor de ogen van het publiek. Daarmee is het voortdurend duidelijk dat ze naar toneel kijken. Ook moeten de spelers bewust afstand houden van hun rol, ze mogen zich niet te zeer inleven. In tegenstelling tot method acting (bekend uit de VS en ontwikkeld door Lee Strasberg) stellen Brechts spelers zich afstandelijk op en analyseren hun rol of de situatie zo nu en dan, waarbij ze het publiek direct aanspreken. Ook maakt hij regelmatig gebruik van een verteller die tussen scènes door de situatie op het toneel beschouwt, verduidelijkt en vragen opwerpt. Al deze technieken zijn op zich niet nieuw: de verteller is een moderne toepassing van het koor in de Griekse tragedies en Brecht haalde voor andere Verfremdungstechnieken zijn inspiratie uit de commedia dell'arte en het oosterse theater. Zijn grote verdienste is dat hij deze technieken met een revolutionair doel toepaste.

Inzicht[bewerken]

Met zijn stukken wil Brecht ons een spiegel voorhouden, hij wil de maatschappelijke structuur zichtbaar maken en laten zien dat die niet onveranderlijk is. Als we dat willen, kunnen we een betere, meer rechtvaardige wereld maken. Stukje bij beetje, door het creëren van inzicht, streeft Brecht een maatschappelijke omwenteling of vreedzame revolutie na. Zijn werk wordt in die tijd sterk beïnvloed door de ideeën van Marx en Hegel, de revolutie die hij nastreefde was er dan ook een naar communistische snit.

Driestuiversopera[bewerken]

In 1928 vindt de première van de Driestuiversopera plaats, een bewerking van een Engelse opera uit de 18e eeuw (The Beggar's Opera). Brecht bewerkt de opera in samenwerking met Elisabeth Hauptmann, de muziek is van Kurt Weill. Met de Driestuiversopera behaalt Brecht een van zijn grootste successen – een succes dat ook daarna in Duitsland zelden meer is geëvenaard. De Driestuiversopera is een zeer maatschappijkritisch stuk waarin maatschappelijke verhoudingen aan de kaak worden gesteld. Brecht geeft af op de kloof tussen arm en rijk, de burgermansmoraal, corruptie en de vruchteloze pogingen van mensen om naar het goede te streven. Bekende zin uit de opera: 'Eerst komt het vreten, dan komt de moraal'.

Vlucht uit Duitsland[bewerken]

Begin 1933, de bloeitijd van het nationaalsocialisme, wordt de opvoering van Brechts stuk 'De Maatregel' ruw verstoord door de politie. De organisatoren, waaronder Brecht, worden vervolgd wegens hoogverraad. Op 28 februari 1933, één dag nadat de Reichstag deels in vlammen is opgegaan, verlaten Brecht, zijn familie en vrienden Berlijn en vluchten naar Skovsbostrand in Denemarken. Hier zal Brecht vijf jaar blijven. In mei 1933 worden de werken van Brecht in Duitsland tot verboden literatuur verklaard, ze vallen ten prooi aan de boekverbranding.

Ballingschap in Denemarken[bewerken]

Hoewel hij tijdens zijn ballingschap een aantal van zijn beste stukken schrijft en opvoert, heeft Brecht die tijd gezien als de moeilijkste van zijn leven. Brecht, de man die naar een revolutie streefde, staat machteloos langs de zijlijn. In 1938 maakt hij het stuk 'Het leven van Galilei', dit stuk gaat over de grote natuurkundige die onder bedreiging van marteling door de inquisitie zijn theorie over de beweging van de aarde (rond de zon) herroept. Brecht heeft zich ongetwijfeld kunnen inleven in mensen die onder druk van de maatschappij hun ideeën moeten opgeven. In deze periode die deels samen viel met de tijd van de Showprocessen in de Sovjet-Unie, waarin Stalin duizenden onschuldige partijleden willekeurig veroordeelde tot de kampen of erger, stelde hij zich op achter het Stalinisme. Brecht vertolkte zijn mening over deze slachtoffers aan de filosoof Sidney Hook: "Hoe onschuldiger ze zijn, des te meer hebben ze de dood verdiend."[1]

Puntila[bewerken]

In 1939 verlaat Brecht Denemarken, hij woont een jaar vlak bij Stockholm en vertrekt in mei 1940 naar Helsinki. Gedurende zijn ballingschap uit Brecht in zijn stukken nooit expliciet kritiek op de overheid, de staat of de maatschappij. Voor de goede verstaander is die kritiek echter nog steeds aanwezig. Maar door zijn ervaringen in Duitsland is hij voorzichtiger geworden, hij is niet van zins een martelaar te worden. De thema's zijn nog steeds dezelfde, maar hij pakt ze subtieler aan, in een kleinere setting. In de zomer van 1940 schrijft Brecht het stuk Puntila – over de goede en de slechte mens, verenigd in één persoon. Het stuk gaat over de verhouding tussen meerderen en minderen, de rol die iedereen moet spelen en uiteindelijk vrijwillig speelt en over wederzijdse uitbuiting. De protagonist Puntila is een rijke grootgrondbezitter, nuchter is hij een keiharde zakenman die zich aan niets of niemand wat gelegen laat liggen. Maar aangeschoten is hij de goedheid zelve, een man die lieveheersbeestjes terugzet op het gras. Een aloud thema dat we kennen uit GoethesFaust. De antagonist Matti is de chauffeur en daarmee ondergeschikte van Puntila. In nuchtere toestand gedraagt Puntila zich honds tegenover Matti, Matti gedraagt zich onderdanig. Eenmaal dronken ziet Puntila Matti als gelijke, zijn grote vriend. Waardeert Matti dat? Nee, Matti is berekenend en probeert misbruik te maken van zijn baas. Dat is een omslag in de stukken van Brecht: we zien hier niet één goede en één slechte partij maar twee slechten die beiden proberen gebruik te maken van elkaar zodra de situatie dat toelaat. Brechts stuk was de inspiratiebron voor Paul Dessau tot het componeren van zijn opera Puntila (1957-1958).

In de Verenigde Staten[bewerken]

In 1941 reist Brecht naar Vladivostok om daarna per schip te vertrekken naar de Verenigde Staten, waar hij zijn intrek neemt in Santa Monica, vlak bij Hollywood. Hij wil er gaan werken als scenarioschrijver, maar van dat plan komt niet veel terecht. Brecht is verbijsterd over de gemakzucht van de Amerikanen, ze zitten helemaal

 

Golda Meïr

 
 
Golda Meïr
גולדה מאיר
Golda Meir2.jpg
4e minister-president van Israël
17 maart 1969 - 3 juni 1974
Voorganger Levi Eshkol
Opvolger Yitzchak Rabin
Partij Alliantie
Geboorte 3 mei 1898
Kiev, Russische Rijk
Overlijden 8 december 1978
Jeruzalem
Portaal  Portaalicoon   Politiek
Israël
Golda Meïr
Golda Meir (1964).jpg
Partij Mapai (1949-1965)
Verbond (1965-1968)
Arbeiderspartij (1968-1969)
Verbond (vanaf 1969)
Functies
1949-1974 Lid Knesset
1949-1956 Minister van
Werkgelegenheid
1956-1966 Minister van
Buitenlandse Zaken
1969-1974 Premier
 
Website
Portaal  Portaalicoon   Politiek

Golda Meïr (Hebreeuws: גולדה מאיר), soms ook geschreven als Golda Meir, geboren als Golda Mabovitsj (Russisch: Голда Мабович), tijdens haar huwelijk Golda Meyerson, bijnamen De IJzeren Dame en in de Arabische wereld De Oude Dame (Kiev, 3 mei 1898  Jeruzalem, 8 december 1978) was de vierde minister-president van Israël, van 17 maart 1969 tot 11 april 1974.

 

 

Afkomst[bewerken]

Meïr werd geboren in Oekraïne (dat toentertijd tot het Russische Rijk behoorde). Op de vlucht voor het antisemitisme in Rusland emigreerde de familie in 1906 met de Red Star Line naar de Verenigde Staten en vestigde ze zich in Milwaukee in de staat Wisconsin. Later zou Meïr over haar tijd in Rusland zeggen: "Aan Rusland heb ik geen enkele gelukkige herinnering, alleen droevige. De nachtmerrie van de pogroms, het geweld van de Kozakken tegen jonge socialisten, angst en terreur."

In Milwaukee volgde ze een lerarenopleiding en gaf ze les op scholen. In 1915 werd ze lid van de Poalei Zion, de zionistische arbeidersorganisatie.

In 1921 emigreerde ze met haar man, Morris Meyerson, naar het Britse mandaatgebied Palestina. Nadat haar echtgenoot daar stierf in 1951, nam ze in 1956 een Hebreeuwse naam aan: Meïr dat "helder schijnen" betekent.

Loopbaan[bewerken]

In 1924 verhuisde ze naar Tel Aviv waar ze op verschillende plaatsen werkzaam was, onder andere bij de vakbond Histadroet en de ambtenarij. Op 14 mei 1948 was ze één van de 37 personen die de Israëlische onafhankelijkheidsverklaring ondertekenden. Van 1948 tot 1949 was ze de eerste Israëlische ambassadeur in de toenmalige Sovjet-Unie. In 1949 werd ze lid van de Knesset, het nieuwe Israëlische parlement, voor de Mapai, een van de Poalei Zion afgescheiden sociaaldemocratische, zionistische politieke partij, een ambt dat ze tot 1974 zou blijven bekleden. Tevens was ze van 1949 tot 1956 minister van Arbeid en van 1956 tot 1966 minister van Buitenlandse Zaken in opeenvolgende regeringen.

Premier[bewerken]

Ze werd na de dood van Levi Eshkol in 1969 minister-president, de derde vrouw in de wereldgeschiedenis na Sirimavo Bandaranaike en Indira Gandhi.

Tijdens haar regeerperiode begon de PLO een terreurcampagne tegen Israël van gijzelingen, vliegtuigkapingen en bomaanslagen. In 1972 vond het gijzelingsdrama op de Olympische Spelen in München plaats waarbij diverse Israëlische atleten door een Palestijnse terreurgroep om het leven werden gebracht. Meir stemde in met een beperkte contraterreur. Palestijnen met duidelijke terroristische banden werden met instemming van het kernkabinet door de Mossad geliquideerd.

Eveneens brak tijdens haar bewindsperiode in 1973 de Jom Kipoeroorlog uit die ze, alhoewel ze van tevoren door koning Hoessein van Jordanië was gewaarschuwd, niet echt had verwacht, evenmin als haar minister van Defensie Moshe Dayan.
De nasleep van deze oorlog deed haar regering uiteindelijk de das om. Haar regering werd geteisterd door interne ruzies binnen de coalitie, vragen over strategische blunders en zwak leiderschap. Ze diende daarom in het voorjaar van 1974 haar ontslag in en werd opgevolgd door Yitzchak Rabin.

Uitspraken[bewerken]

Bekende uitspraken van Golda Meïr zijn:

  • "We zullen pas vrede hebben in het Midden-Oosten als de Arabieren meer van hun kinderen houden dan dat ze ons haten."
  • "Er is geen enkel verschil tussen zelf iemand doden of een ander sturen om voor jou te doden. Het is precies hetzelfde, zelfs erger."
  • "We vieren onze overwinningen in een strijd niet, we vieren het als we een nieuw soort katoen weten te kweken of als er aardbeien groeien in Israël."

In een toespraak voor middelbare scholieren in Eilat in 1973 ontkende Golda Meir [1] dat er zoiets als een "palestijns volk" bestond.[2] Vóór 1967 had zij daarvan nog nooit gehoord. "Het was niet zo dat er in Palestina een volk bestond dat zich als een palestijns volk beschouwde en toen kwamen wij en gooiden hen eruit en namen hen hun land af.".[3]

Meïr leed vanaf de jaren zestig aan kanker. Ze overleed eind jaren zeventig op 80-jarige leeftijd aan deze ziekte. Ze werd begraven op de Herzlberg.

Afbeeldingen[bewerken]

 

 

Otto von Bismarck

 
 
Otto von Bismarck
Otto von Bismarck (Franz von Lenbach, 1890)
Otto von Bismarck (Franz von Lenbach, 1890)
Volledige naam Otto Eduard Leopold von Bismarck-Schönhausen
Geboren 1 april 1815
Overleden 30 juli 1898
Land Flag of Prussia (1892-1918).svg Koninkrijk Pruisen
Flag of the German Empire.svg Duitse Keizerrijk
Partij (stroming) Conservatisme
Religie Lutheranisme
Handtekening Handtekening
Functies
1862-1890 Minister-president van Pruisen
1867-1871 Bondskanselier van de Noord Duitse Bond
1871-1890 Rijkskanselier van het Duitse Keizerrijk
Portaal  Portaalicoon   Politiek

Otto Eduard Leopold von Bismarck-Schönhausen (Schönhausen, 1 april 1815  Friedrichsruh, 30 juli 1898), vanaf 1865 graaf, vanaf 1871 vorst von Bismarck, vanaf 1890 hertog zu Lauenburg, was een Duits 19e-eeuws staatsman en een dominant figuur in de wereldgeschiedenis.

Als minister-president van ;Pruisen, van 1862 tot 1890, hield hij toezicht op de Duitse eenwording. In 1867 werd hij Bondskanselier van de Noord-Duitse Bond. Hij was de ontwerper van het Duitse Keizerrijk in 1871, werd er de eerste rijkskanselier van en domineerde de staatszaken tot hij in 1890 opzij werd gezet door de nieuwe keizer, Wilhelm II van Duitsland. Zijn diplomatie van Realpolitik en krachtige heerschappij leverden hem de bijnaam de "IJzeren Kanselier" op. Zoals Henry Kissinger heeft opgemerkt, schreef "De man van bloed en ijzer" proza van een buitengewone directheid en helderheid, vergelijkbaar in vermogen met Churchills gebruik van de Engelse taal.

Vooral na zijn dood werden honderden Bismarckmonumenten opgericht die het symbool van krachtig persoonlijk leiderschap verheerlijken. Historici prezen hem als een staatsman van gematigdheid en evenwicht, die in de eerste plaats verantwoordelijk was voor de eenmaking van de Duitse staten in één natiestaat. Hij gebruikte machtsevenwichtige diplomatie om Europa vreedzaam te houden in de jaren 1870 en 1880. Hij schiep een nieuwe natie met een progressief sociaal beleid, een resultaat dat verder ging dan zijn oorspronkelijke doelen als een beoefenaar van de machtspolitiek in Pruisen. Bismarck was een vrome lutheraan die trouw was aan zijn koning (die op zijn beurt Bismarck volledige ondersteuning gaf) en hij promootte de regering door een sterke, goed getrainde bureaucratie. Hoewel ultra-conservatief rond 1850, werd hij pragmatischer en werkte vooral met de nationaal-liberalen en de gematigde conservatieven samen. Als zijn voornaamste tegenstanders zag hij de sociaaldemocraten en tijdens het grotere deel van de jaren 70 de katholieke partij.

 

 

Vroege loopbaan[bewerken]

 
Bismarck in 1836

Otto von Bismarck stamde uit een voorname Pruisische adellijke familie, die relaties onderhield met de Hohenzollern, het koninklijk huis van Pruisen. Hij studeerde rechten in Göttingen en Berlijn en vanaf de tweede helft van de jaren 40 was hij lid van de Pruisische landdag, een soort parlement van Pruisen maar met geringe bevoegdheden. Gedurende de jaren 50 was hij de Pruisische vertegenwoordiger bij de Duitse Bond in Frankfurt. In deze tijd keerde hij zich meer en meer tegen de oude verbondenheid van Pruisen met de andere conservatieve macht, Oostenrijk.

Nationalisme[bewerken]

Bismarck moest altijd behoedzaam navigeren tussen de nationalistische en conservatieve stromingen die destijds in Pruisen en de andere Duitse landen leefden. Door de Franse revolutie was het middeleeuwse Heilige Roomse Rijk verdwenen waarin de meeste Duitstalige landen eeuwenlang losjes verenigd waren onder leiding van Oostenrijk. Door diezelfde revolutie was echter ook het nationalisme sterk bevorderd en veel Duitsers streefden naar een nieuwe Duitse eenheidsstaat. De conservatieven kwamen meestal uit de aristocratie en landadel die aan de vroegere toestand wilden vasthouden waarbij Oostenrijk zijn leidende rol in de Duitse politiek mocht houden. Zij streefden naar een soort hernieuwd Heilige Roomse Rijk met globaal dezelfde grenzen: de Groot-Duitse richting. In tegenstelling hiermee was de Klein-Duitse richting, vooral gepropageerd door de Pruisische nationalisten, meestal welgestelde maar niet adellijke burgers, die de traditionele leider van de Duitstalige landen, Oostenrijk, wilden vervangen door Pruisen. De nationale beweging stond ook voor een meer liberaal Duitsland waarbij de invloed van de aristocratie teruggedrongen moest worden. Oostenrijk, dat zich hiertegen natuurlijk verzette, zou daarom buitengesloten moeten worden. Bismarck was van aristocratische afkomst maar was ook, wat uitzonderlijk was in zijn stand, een Pruisische nationalist en streefde dus, evenals de 'burgerlijke' nationalisten, naar versterking van de Pruisische macht binnen de Duitstalige landen. Wel wilde hij, zelf van adel, de macht van de aristocratie handhaven.

Hij hechtte daarom belang aan een militair sterk Pruisen, maar had ook oog voor de economische belangen van het land en meende dat deze belangen het beste gediend konden worden met versterking van de eenheid tussen de verschillende Duitse staten. Een statenbond kwam daarbij aan beide stromingen tegemoet. Tevens streefde hij bij deze versterking naar een tegenwicht voor de macht van Oostenrijk. Dat land hoorde naar zijn mening niet tot de Duitse statenfamilie en hij meende dat de andere leden van de Duitse Bond zich los moesten maken van de Oostenrijkse voogdij over allerlei Duitse aangelegenheden.

Gezant[bewerken]

Zijn anti-Oostenrijkse houding in Frankfurt werd door zijn regering niet erg gewaardeerd, zodat hij een andere functie kreeg: de koning benoemde hem tot Pruisisch gezant in Sint-Petersburg. Enkele jaren later werd hij - eveneens als gezant - overgeplaatst naar Parijs. Gedurende zijn Russische en Franse jaren deed hij veel belangrijke contacten op met machthebbers in Rusland en Frankrijk. Hij won door zijn houding en optreden de achting en de genegenheid van zowel Alexander II van Rusland als van de Franse keizer Napoleon III.

Ministerschap en Duitse eenwording[bewerken]

 
Bismarck als de IJzeren Kanselier, met een Pickelhaube op het hoofd (1880)

In 1862 werd hij door koning Wilhelm I naar Berlijn gehaald, wegens een conflict over de legerhervormingen tussen de kamer en de regering. Bismarck werd benoemd tot minister-president van Pruisen en loste het probleem op. Dat deed hij overigens niet met overleg, maar met intimidatie en juridische goochelarij. In dat conflict was hij erin geslaagd om aan het regeringsstandpunt vrijwel geen concessies te doen. Al snel na dit succes overheerste Bismarck de Pruisische koning geheel en wist steeds zijn zin door te drukken. In naam was de koning de machthebber maar achter de schermen trok Bismarck aan de touwtjes. Gedurende de jaren die volgden, ging hij zich geheel toeleggen op de vorming van een nieuwe Duitse Bond: een federatie zónder Oostenrijk. Dit doel bereikte hij door middel van een drietal korte oorlogen:

Duits-Deense Oorlog[bewerken]

De eerste was de Duits-Deense Oorlog om de hertogdommen Sleeswijk en Holstein in 1864. Na een succesvolle beëindiging van deze oorlog brak er onenigheid uit tussen Pruisen en Oostenrijk over het bestuur van deze gebieden.

Duitse Oorlog[bewerken]

Dit conflict, plus de Pruisische weigering om Oostenrijk toe te laten tot de tolunie, leidde uiteindelijk in 1866 tot oorlog tussen Pruisen en Oostenrijk de zogenaamde Duitse Oorlog. Gedurende deze oorlog drong het Pruisische leger diep door in Oostenrijks gebied en na zes weken vroeg de Oostenrijkse regering om een wapenstilstand. Bismarck honoreerde dit verzoek onmiddellijk en spoedig werd de vrede getekend in Praag, met als vrijwel enige bepaling dat de Duitse Bond werd opgeheven.

Bismarck ging nu over tot de formatie van een nieuwe Duitse Bond, zonder Oostenrijk. Deze nieuwe federatie moest nu geen 'statenbond' meer zijn, maar een 'bondsstaat'. De grondwet die Bismarck nu liet invoeren is nog in grote lijnen dezelfde als die van de tegenwoordige Duitse Bondsrepubliek. Vanaf 1867 was er een Noord-Duitse Bond (Beieren en enkele kleinere Zuid-Duitse staten deden nog niet mee), waarvan de Pruisische koning president was en de Pruisische minister-president de functie kreeg van Bondskanselier. Het gezantencollege in Frankfurt werd opgeheven en er kwam een Bondsregering voor in de plaats die zetelde in Berlijn, de hoofdstad van Pruisen. Als parlement kwamen er een Bondsdag (afgevaardigden van de bevolking) en een Bondsraad (afgevaardigden van de deelstaten). De staten in Zuid-Duitsland bleven onafhankelijk maar Bismarck zocht ondertussen naar een manier om de zuidelijke staten, uiteraard zonder Oostenrijk, alsnog aan te sluiten bij zijn Noord-Duitse bond. Al snel kreeg hij een gelegenheid hiervoor als op een presenteerblaadje aangeboden.

Frans-Duitse Oorlog[bewerken]

In Frankrijk was er enige ongerustheid ontstaan over deze enorme Pruisische machtstoename. Een nationalistische regering die in 1868 in Parijs aantrad nam iedere gelegenheid te baat om zich tegenover het nieuwe Pruisen te profileren. Een uitgelezen mogelijkheid daartoe was een troonopvolgingskwestie in Spanje: daar was de laatste telg van het heersende koningshuis, Isabella II van Spanje, verdreven van de troon. Er was een nieuwe dynastie nodig en verschillende koningshuizen van Europa meenden rechten op de Spaanse troon te hebben en stelden kandidaten voor. Ook een familielid van de Pruisische koning had zich kandidaat gesteld voor de vacante Spaanse troon. De Franse regering eiste echter dat deze kandidatuur ingetrokken zou worden en verzocht in een telegram aan koning Wilhelm I van Pruisen dat hij nooit meer zijn goedkeuring zou geven over een dergelijke kandidatuur. Bismarck zag onmiddellijk de mogelijkheden in van deze situatie om alle Duitse staten achter zich te krijgen: hij bracht dit telegram, later bekend als het Emser Depesche, naar buiten als een provocatie aan alle Duitse staten en stuurde het in iets aangedikte vorm naar de krant. De rest ging vanzelf: de publieke opinie, in die tijden zeer nationalistisch, gistte van verontwaardiging en in beide landen, Frankrijk en Duitsland ontstond een gevaarlijke oorlogsstemming, die uiteindelijk uitliep op de Frans-Duitse Oorlog van 1870-1871. Tijdens deze oorlog sloten, zoals Bismarck had gehoopt, de Zuid-Duitse staten zich inderdaad aan bij de Noord-Duitse Bond.

 
Anton von Werner: Proclamatie van keizer Wilhelm I (Oprichting van het Duitse Rijk) op 18 januari 1871 met Bismarck als centraal figuur in een wit uniform in de Spiegelzaal van Versailles. In werkelijkheid was Bismarck die dag onopvallend gekleed.

Bismarck wist dat hij zijn doel bereikt had en restte nog slechts de laatste stap die nog maar een formaliteit was: op 18 januari 1871 werd feestelijk het nieuwe Duitse Keizerrijk uitgeroepen in de spiegelzaal van het paleis van Versailles, het prestigieuze huis van de al zo goed als verslagen vijand. De Noord-Duitse grondwet werd in wezen behouden, hoewel sommige benamingen veranderden. Zo werd de voorzitter, het Präsidium (later werd dit de Bondspresident) voortaan der Kaiser (Keizer) genoemd en Bondskanselier werd Rijkskanselier.

Rijkskanselier en Duitse Keizerrijk[bewerken]

Het was Bismarck gelukt de Duitse staten te verenigen. Het Duitse Rijk was een feit, zonder dat Bismarck te veel compromissen moest sluiten met de nationalisten. Hij had heel veel macht en zijn positie was onaantastbaar binnen het Rijk, alleen de koning kon hem ontslaan. Frankrijk was verslagen en moest enorme sommen geld betalen. Het Rijk kende, ondanks deze persoonlijke successen van Bismarck, nog veel interne tegenstellingen. Buiten de eerdergenoemde problemen met de staatsinrichting, die maakte dat het accent bleef liggen bij de bondsstaten en daarmee in het bijzonder Pruisen, waren er ook religieuze conflicten tussen het protestantse noorden en het katholieke zuiden, de tegenstelling tussen de opkomende nieuwe elite en de arbeidsklasse, tussen het feodale platteland en de industriemagnaten, tussen de principes van de Verlichting en de conservatieve adel. Bismarck zelf versperde met zijn politiek ook het ontstaan van eenheid binnen zijn staat én acceptatie van de staat door de verschillende groepen burgers. Als eerste waren het de conservatieven en de nationaalliberalen die de staat van Bismarck accepteerden als de juiste staatsvorm. Zij hadden door steun aan het Rijk te verlenen een plekje bemachtigd. De conservatieven konden rekenen op een beperkte volksvertegenwoordiging en een zeker behoud van privileges. De nationaalliberalen konden zich vinden met het burgerschap, vrijemarkteconomie en natuurlijk de Duitse staat. Daarna kwamen de katholieken en de middenklasse. De katholieken accepteerden de staat nadat de ‘Kulturkampf’ afgelopen was. De katholieke middenklasse profiteerde van de sterke Duitse economie en de industrialisering, wat hen de Duitse staat liet accepteren. Als laatste, na de periode Bismarck, accepteerden ook de arbeiders (het proletariaat) de Duitse staat, maar pas toen in 1890 de economie weer wat aantrok en het nationalisme onder Wilhelm II extreme vormen aannam.

Bismarcks agressieve houding tegenover de katholieken en sociaaldemocraten zorgde voor spanning binnen het Rijk. De katholieken vormden een gevaar voor de Duitse staat vanwege hun loyaliteit aan het Vaticaan. De sociaaldemocraten ontkenden het belang van een staat in het algemeen en streefden naar een staten- en klasseloze maatschappij. Dit zou bereikt moeten worden door een gewelddadige revolutie tegen de status-quo en dus tegen het regiem van Bismarck. Daarnaast streefde Bismarck doelbewust naar een Klein-Duitse oplossing, zonder Oostenrijk waardoor miljoenen Oostenrijkse Duitsers uitgesloten waren van de nieuwe Duitse staat. In het oosten van het Duitse Rijk leefde een grote ;Poolse minderheid die niet dezelfde burgerrechten bezat als de Duitsers. Het Rijk dat Bismarck geschapen had, was dus incompleet. Een staat die nog niet af was. Dit is volgens sommige historici een van de oorzaken van het extreem Duits nationalisme vlak voor beide wereldoorlogen. Het Rijk zou moeten worden uitgebreid waardoor het alle Duitsers zou omvatten. Naar buiten toe was de politiek die Bismarck bedreef voor de volksontwikkeling al evenmin bevorderlijk. Door zijn terughoudendheid en diplomatieke oplossingen tegenover de andere Europese grootmachten, kon het nationalisme binnen het Duitse Rijk niet groeien, omdat er simpelweg niets was om ‘trots’ op te zijn.

Het was echter niet alleen de politiek van Bismarck en de sociale verschillen die de ontwikkeling tot een eenheidsstaat in de weg stonden, de economische situatie in het Duitse Rijk zag er ook niet rooskleurig uit. Door de problemen die de economische mindergang met zich meebracht (werkloosheid, inflatie, lage vraag), verzwakte de opkomende Duitse industrie en daarmee het aanzien van de Duitse economie, waardoor de Duitse bevolking, buiten de sociale verschillen en ‘falende’ buitenlandse politiek, nog minder had om trots op te zijn.

De aanpak van Bismarck was niet zozeer heel slecht, de kanselier wist namelijk dat de nieuwe Duitse staat tussen Europese en koloniale grootmachten lag ingesloten en dat de staat bij haar buren, en dan vooral Frankrijk, niet populair was. De door Bismarck bedreven politiek waarborgde de Duitse staat. De kanselier beschermde de nationalistische bevolking tegen zichzelf. Daarnaast is het deze Pruisische jonker gelukt om voor het eerst in de geschiedenis een Duitse staat te smeden. Alle voorgaande Duitse staatsvormen hadden een los en federatief karakter, terwijl het Duitse Rijk de eerste Duitse staat was. In zekere zin was het doel van de nationale vereniging bereikt.

Bismarcks heerschappij[bewerken]

De periode tussen 1871-1890 is de eerste bestaansperiode van het Duitse Rijk. Deze periode werd de periode-Bismarck genoemd, omdat Otto von Bismarck het ambt van rijkskanselier bekleedde. Normaal gesproken is het niet een persoon die de maatschappij verandert, maar progressieve denkbeelden. Soms weet een man een maatschappij naar zijn hand te vormen. Bismarck was zo'n man, hij wist in de veranderende maatschappij van de 19e eeuw een Rijk te stichten, gebaseerd op de ‘achterhaalde’ manier van regeren: veel macht voor de koning en een zwak parlement, waarin alleen de vooraanstaande burgers vertegenwoordigd waren. Van een Duitse natie was in deze periode dan ook geen sprake, een 'Groot-Pruisen' zou een betere benaming zijn geweest, omdat Pruisen de hegemonie voerde binnen het Duitse Rijk. De eerder genoemde sociale verschillen werden tijdens deze periode niet opgelost. Pas toen Wilhelm II keizer van het Duitse Rijk werd en de nadruk begon te leggen op de ‘superioriteit’ van het Duitse volk werden deze problemen onzichtbaarder en vervangen door een nationale euforie.

Bismarck heeft het liberale principe - vrijheid en eenheid - opengebroken en er een keuze van gemaakt, een fout van de nationale beweging die pas na de

 

George Gershwin

 
 
George Gershwin
George Gershwin 1937.jpg
Algemene informatie
Geboren Brooklyn, 26 sep 1898
Overleden Hollywood, 11 jul 1937
Land Vlag van Verenigde Staten Verenigde Staten
Werk
Genre(s) opera, jazz, klassieke muziek
Beroep componist, pianist, songwriter, jazzmuzikant, filmcomponist
Instrument(en) piano
 
Officiële website
(en) IMDb-profiel
(en) Allmusic-profiel
(en) Last.fm-profiel
Portaal  Portaalicoon   Muziek

George Gershwin, geboren als Jacob Gershowitz (Brooklyn, New York, 26 september 1898  Hollywood, 11 juli 1937) was een Amerikaans componist. Gershwin werd vooral bekend door zijn werk op de grens van het bestaande klassieke genre en de jazz.

 

 

Levensloop[bewerken]

Gershwin werd geboren als zoon van Russisch-Joodse immigranten. Hij begon zijn loopbaan rond 1916 als liedjescomponist in wat men in de Verenigde Staten Tin Pan Alley noemt. Dit hield in dat een liedjescomponist zijn muziek speelde in een winkel waar bladmuziek verkocht werd, met het doel de verkoop van zijn bladmuziek te vergroten. Bij veel van zijn werk schreef zijn broer Ira de teksten.

Al snel kreeg Gershwin landelijke bekendheid in Amerika en kwam hij in contact met theaterproducenten. Hij begon musicals te schrijven voor Broadway die grote successen werden. Hij schreef bijvoorbeeld bijdragen aan een aantal van de Ziegfield Follies. Verder schreef hij de muziek voor musicals als Lady, Be Good!, Oh, Kay!, Funny Face (later verfilmd met in de hoofdrollen Fred Astaire en Audrey Hepburn), Show Girl, Strike up the Band, Crazy for You en Of Thee I Sing.

Zijn 'Songbooks' zijn door diverse zangers en zangeressen op plaat en op cd gezet. Een van de bekendste verzamelingen is ingezongen door Ella Fitzgerald.

Ondanks zijn grote successen bevredigde het lichte genre hem niet. Hij wilde als een serieuze 'klassieke' componist gezien worden. Zijn eerste en belangrijkste poging daartoe was het schrijven van de Rhapsody in Blue, die te beschouwen is als een poging om klassieke muziek en jazz tot elkaar te brengen. Het werk ontstond in 1924 en werd voor het eerst uitgevoerd door de componist op piano en het (dans)orkest van Paul Whiteman. De Amerikaanse componist Ferde Grofé heeft het stuk later voor piano en symfonieorkest bewerkt. Dat zou de versie worden die de geschiedenis in ging en die ook tegenwoordig altijd gespeeld wordt.

Verdere pogingen om in de klassieke muziek serieus genomen te worden waren zijn Concerto in F (een pianoconcert) en An American in Paris. Ook deze muziek werd al snel in (musical)films gebruikt en ook nu vond Gershwin niet de erkenning die hij zocht.

Op een van zijn Europese reizen in 1928 zocht Gershwin contact met de componisten Igor Stravinsky, Francis Poulenc, Darius Milhaud en Maurice Ravel. Hij vroeg met name aan Ravel of die hem compositielessen wilde geven. Ravel zou - volgens overlevering - toen hebben geantwoord: "Waarom wilt u een tweederangs Ravel worden, wanneer u al een eersterangs Gershwin bent?" Met Arnold Schönberg, die na zijn vlucht uit het fascistische Duitsland in de V.S. leefde, verbond hem niet slechts respect maar ook vriendschap.

Gershwin zette zich daarna aan het componeren van zijn meesterwerk: de opera Porgy and Bess, die in 1935 voltooid werd en waarin alle gezongen rollen door zwarte zangers en zangeressen vertolkt werden. Slechts een paar zeer kleine 'sprekende' rollen werden door blanken vertolkt. Tijdens zijn leven was deze opera verre van succesvol. Hij was hierdoor diep teleurgesteld. Tegenwoordig wordt de opera wel gewaardeerd, maar desondanks weinig opgevoerd, omdat het moeilijk blijkt een geschikte bezetting te vinden.

Inmiddels hadden de verschijnselen van een hersentumor zich bij hem voorgedaan en hij overleed spoedig daarna op 38-jarige leeftijd. Hij stierf als een rijk man, maar had bij zijn leven niet de erkenning gekregen die hij zo graag had gewild. Na zijn dood heeft zijn werk meer waardering gekregen (ook onder de liefhebbers van klassieke muziek) en worden met name ook de klassieke werken regelmatig in de concertzaal uitgevoerd.

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot Martinus Albertus Morlog?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!


Tijdbalk Martinus Albertus Morlog

  Deze functionaliteit is alleen beschikbaar voor browsers met Javascript ondersteuning.
Klik op de namen voor meer informatie. Gebruikte symbolen: grootouders grootouders   ouders ouders   broers-zussen broers/zussen   kinderen kinderen

Voorouders (en nakomelingen) van Martinus Albertus Morlog

Martinus Albertus Morlog
1898-1972

Martinus Albertus Morlog


    Toon totale kwartierstaat

    Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

    • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
    • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
    • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).



    Visualiseer een andere verwantschap

    Bronnen

    1. Megens Web Site, Ronnie Megens, Martinus Albertus Morlog, 26 december 2019
      Toegevoegd via een Person Discovery

      Stambomen op MyHeritage

      Familiesite: Megens Web Site

      Familiestamboom: 139969011-2

    Aanknopingspunten in andere publicaties

    Deze persoon komt ook voor in de publicatie:

    Historische gebeurtenissen

    • De temperatuur op 25 juni 1898 lag rond de 12,7 °C. De luchtdruk bedroeg 75 cm kwik. De relatieve luchtvochtigheid was 92%. Bron: KNMI
    • Koningin Wilhelmina (Huis van Oranje-Nassau) was van 1890 tot 1948 vorst van Nederland (ook wel Koninkrijk der Nederlanden genoemd)
    • Regentes Emma (Huis van Oranje-Nassau) was van 1890 tot 1898 vorst van Nederland (ook wel Koninkrijk der Nederlanden genoemd)
    • Van 27 juli 1897 tot 1 augustus 1901 was er in Nederland het kabinet Pierson met als eerste minister Mr. N.G. Pierson (unie-liberaal).
    • In het jaar 1898: Bron: Wikipedia
      • Nederland had zo'n 5,1 miljoen inwoners.
      • 25 mei » Oprichting van de Slowaakse voetbalclub 1. FC Tatran Prešov onder de naam ETVE Prešov (Eperjesi Torna es Vivo Egyesület).
      • 7 juni » Oprichting van de Slowaakse voetbalclub FC Petržalka 1898 als Pozsonyi Torna Egyesület.
      • 14 juni » Thomas Edison dient een stapeltje octrooiaanvragen in voor de droogkast, de fonograaf en de mixer.
      • 7 september » Eedaflegging Koningin Wilhelmina
      • 25 oktober » Johanna ter Meulen en suikerraffinadeur Willem Spakler richten in Amsterdam de filantropische Woningmaatschappij Oud-Amsterdam NV op.
      • 21 december » Marie Curie en Pierre Curie ontdekken het radium.
    • De temperatuur op 29 september 1972 lag tussen 9,2 °C en 12,8 °C en was gemiddeld 10,6 °C. Er was -0.1 mm neerslag. Het was vrijwel geheel bewolkt. De gemiddelde windsnelheid was 1 Bft (zwakke wind) en kwam overheersend uit het noord-westen. Bron: KNMI
    • Koningin Juliana (Huis van Oranje-Nassau) was van 4 september 1948 tot 30 april 1980 vorst van Nederland (ook wel Koninkrijk der Nederlanden genoemd)
    • Van 5 april 1967 tot dinsdag 6 juli 1971 was er in Nederland het kabinet Biesheuvel I met als eerste minister Mr. B.W. Biesheuvel (ARP).
    • Van donderdag 20 juli 1972 tot vrijdag 11 mei 1973 was er in Nederland het kabinet Biesheuvel II met als eerste minister Mr. B.W. Biesheuvel (ARP).
    • In het jaar 1972: Bron: Wikipedia
      • Nederland had zo'n 13,3 miljoen inwoners.
      • 2 januari » President Joseph-Désiré Mobutu van Zaïre begint met zijn Afrikaniseringspolitiek: alle buitenlands klinkende geografische namen en persoonsnamen moeten in inheems klinkende woorden worden gewijzigd.
      • 2 februari » Voorstanders van een 'vrij Ierland' steken de Britse ambassade in Dublin in brand.
      • 25 februari » Duitsland geeft vijf miljoen dollar aan een Arabische terrorist als losgeld voor de passagiers en bemanning van een gekaapte Jumbo Jet.
      • 5 september » Palestijnse terroristen overvallen het woonblok van de Israëlische sportploeg in het Olympisch dorp in München.
      • 13 oktober » Een Aeroflot Ilyushin-62 passagiersvliegtuig stort neer buiten Moskou. Alle 176 inzittenden komen om.
      • 5 november » De Amerikaanse schaker Bobby Fischer verslaat de Rus Boris Spasski in Reykjavik (IJsland) en wordt wereldkampioen.
    

    Dezelfde geboorte/sterftedag

    Bron: Wikipedia

    Bron: Wikipedia


    Over de familienaam Morlog

    • Bekijk de informatie die Genealogie Online heeft over de familienaam Morlog.
    • Bekijk de informatie die Open Archieven heeft over Morlog.
    • Bekijk in het Wie (onder)zoekt wie? register wie de familienaam Morlog (onder)zoekt.

    Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
    Andre Zwanenburg, "Zwanenburg stamboom", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/zwanenburg-stamboom/I501269.php : benaderd 26 mei 2024), "Martinus Albertus Morlog (1898-1972)".