Uit: boek "Speurtocht naar het Verlden" over watermolenaarsfamilie Koenen; Auteur M.C.M. Koene, Maassluis:
Een brief aan de Commanxant te Maassluis gedateerd 15 december 1813, geschreven te Naaldwijk:
Zoo op 't ogenblik bekom ik informatie dat gisteravond circa 8 uuren bij den bouwman Krijn Sprenkhuizen zich hebben vertoond vier manspersonen waarvan een gewapend met een geweer en sabel en de ander drie met knuppels, welke zegden dat zij kwamen van den uitlegger een order hadden zijn huis te visiteeren, daar hij verdacht was dat hij gendarmes had verborgen, diegene die gewapend was, was een groot manspersoon en zooverre de knegt van voorn. Sprenkhuizen meende was er een klein manspersoon bij die vooheen als sloeproeyer bij de dauanen had. Nadat zij het huis hadden doorgezogt, begonnen zij vleesch en brood dat op de tafel stond met de sabel te snijden en na gegeten te hebben vroegen zij geld en hebben onder bedreiging hem dood te zullen steken en met 25 man terug te komen, hem f16,- afgeperst. Daar nu deze Sprkhuizen in 't Honderland en dus verre van zijne bouwe verwijdert, heeft hij benevens zijn huisgezin onder doodsangsten het geld gegeven. Ik bid u mijheer de Commandant om de zaak te willen onderzoeken en de schuldigen te doen arresteren opdat diergelijke mishandelingen niet verder gebeuren.
Quirinus Sprinkhuizen |