#Générale#Guido Gezelle, dichter, taalgeleerde, vertaler en publicist, werd te Brugge geboren op 1 mei 1830. Na zijn collegejaren en priesterstudies,
waarin hij al blijk gaf van een vlotte talenkennis en schrijftalent, werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een eervolle opdracht als leraar in de poësis, het voorlaatste jaar van de humaniora.
Het waren voor hem topjaren van taalstudie,
pedagogische inzet, spirituele begeleiding en poëtische activiteit. In
een idealistische sfeer zette hij zich in voor de herwaardering van zijn moedertaal, het Vlaams. Hij wist zich hierbij gestimuleerd door zijn overheid en door een algemeen gunstig cultureel klimaat, een renouveau van het West-Europese katholicisme. Gezelles actie concentreerde zich op de studie van de volkstaal en een zoektocht naar een oorspronkelijke Vlaamse poëzie die hij met een groep van jonge katholieke intellectuelen, een school van Vlaamse dichters, wilde realiseren. In die context ontstonden vanaf 1858 zijn eerste publicaties en poëziebundels,
Kerkhofbloemen, Vlaemsche Dichtoefeningen en de in 1862 verschenen verzamelbundel Gedichten, gezangen en gebeden die zich vooral onderscheidde door een gedurfde vernieuwing. Hij inspireerde zich onder meer op de procédés van de bijbelse poëzie om een eigen en authentieke Vlaamse
poëzie te realiseren die baanbrekend is in de ontwikkeling van de Nederlandse poëzie.
Nadat missioneringsplannen voor Engeland niet werden ingewilligd, werd Gezelle leraar aan het Engels Seminarie te Brugge. Opnieuw had hij een belangrijke intellectuele en spirituele invloed op jonge katholieke studenten, die hij ook wist te vormen in hun nationale
bewustzijn. Op hun beurt zouden zijn leerlingen in het laatste kwart
van de negentiende eeuw Gezelle als een boegbeeld van hun katholieke Vlaamsgezinde studentenbeweging gaan beschouwen.
In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse
persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België
en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872
werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie.
De taalkundige studie resulteerde vooral
in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles 'Woordentas' en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie.
In 1889 werd hij directeur van
een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde -een sinecure- en in 1893 zelfs ambteloos. Dit liet hem toe zich intens op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was onder
meer de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn.
Gezelles verfijnd en complex idioom was intussen zowel qua vocabularium als qua ritme verrijkt met taalmateriaal dat hij tijdens zijn hele leven verzameld had, via de studie
van oude geschreven literatuur uit de Nederlanden en eigentijdse orale
Vlaamse dialecten. In talrijke realistische en impressionistische natuurgedichten realiseert hij klankharmonieën met een expressieve symboolfunctie. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van
de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse
dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D'haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen.
In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf vóór het einde van de eeuwwisseling, op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Guido Pieter Theodorus Josephus GEZELLE |