Zij is getrouwd met Pijlger Postma.
Zij zijn getrouwd op 20 januari 1920 te Leeuwarden , zij was toen 26 jaar oud.
Kind(eren):
Hoe het gezin Jelle Harkes van der Meulen begin 1900 moet overleven na het overlijden van vrouw en moeder, Jeltje Klazes Hoekstra.
En nu wil ik maar beginnen, met van toen ik een jongetje was, zegt Klaas, en verteld, van toen mijn moeder stierf.
Onze Vader was los werkman en moest hard werken om de kost voor ons en hem te verdienen en kwam het winterdag, als hij geen werk had, menigmaal voor dat wij s avonds zonder eten naar bed moesten, omdat er niets was.
Aan deze armoede is onze moeder Jeltje ten gronde gegaan, want die heeft zich laten verhongeren, om haar man en de kinderen toch zooveel te eten te geven. Tenslotte ging dat niet meer, zij werdt zwaar ziek,, heeft ongeveer een half jaar gesukkeld en stierf toen ik 7a8 jaar oud was.
Dus ik heb mijn moeder maar ampel gekend en toch denk ik nog vaak aan haar.
Vader bleef toen achter met 4 kinderen, n. l 3 jongens, Harke mijn oudste broer, Tjitske mijn jongere zusje en Teye mijn jongste broertje. Tussen mijn broer Harke en mij zijn nog 2 Tjitskes geboren, en na Teye nog 2 broertjes Benjamin. Die zijn allemaal jong overleden.
Hij zocht een huishoudster, die hij dan ook kreeg. Dat was een vrouw met rood haar, maar zij trok zich van de huishouding al zeer weinig aan en het bleek ook nog, dat ze de boel op zeer geraffineerde wijze bestal. Toen Vader dat merkte, joeg hij ze de deur uit.
Even later kwam er weer een andere, een oud mensch uit Finkum. Dat was een zeer goed en aardig menschje, maar zij was ongelukkiger wijze verslaafd aan de sterke drank en het kwam vaak voor, dat ze stomdronken over de vloer lag. Je begrijpt dat deze vrouw ook gauw verdwenen was toen Vader bespeurde wat er aan het handje was. Hij begreep toen dat het zoo niet langer ging en brak de gehele huishouding op.
Mn oudste broer ging naar een smid in Vrouwenparochie, want die was toen van school af. Mn zuster ging naar familie in Bergum en later naar een zuster van Vader is Wartena. Mijn jongste broertje en ik kwamen bij een Oom en Tante in de Schrans. Die Tante was echt een helleveeg en wij kregen daar meer slaag dan eten. Het is eenmaal voorgevallen, dat de buren naar de Politie gingen, omdat deze het niet langer wilden aanzien, dat wij op een dusdanige wijze mishandeld werden, dat wij dagenlang met builen en blauwe plekken liepen. Ik kan je verzekeren, dat wij toen een zeer harde tijd hebben meegemaakt. De geraffineerdheid van dat mensch ging zelfs zover dat ze haar eigen kinderen lekkere hapjes voorzette, terwijl mn broertje en ik er bij zaten te kijken en niets kregen. Doch na verloop van tijd kwam onze vader, die in Duitschland werkte, in Leeuwarden. Hij hoorde van ons en ook van de buren hoe of wij daar door zn zuster werden gehandeld en nam ons toen zoo gauw mogelijk bij die menschen vandaan en naar een anders kosthuis. Wij kwamen toen bij vreemden menschen zonder kinderen. Slecht hadden wij het daar niet, doch ik kwam des avonds haast nooit voor 12 uur op bed, omdat die man en vrouw nooit thuis waren. Ook gebeurde het wel, dat de vrouw alleen weg ging en dan s avonds laat dronken thuis kwam. Dit maakte natuurlijk ook al weer een slechte indruk op ons en toen onze vader weer eens in Leeuwarden kwam, bleek het tevens, dat die vrouw al het nieuwe ondergoed, wat vader voor ons gekocht en overgestuurd had, verduisterd had, en naar haar familie gezonden. Dat gaf natuurlijk een hevige ruzie met als gevolg, dat mrn broer en ik weer naar andere menschen moesten. Eerst hebben we toen eenige weken omgezworven bij verschillende familieleden in Bergum en zijn we zelfs een paar dagen in het armhuis in de Haniasteeg geweest. Later kwamen we in de Singelstraat in de kost, ook weer bij menschen zonder kinderen. Daar hadden wij het zeer goed en het waren beste menschen. Vader zwierf echter overal rond waarmaar werk te vinden was en wij zagen hem maar zelden. Toch werd hij het zwerven ook eenmaal zat, en hij besloot, maar weer een vrouw te zoeken en een huishouding te stichten. Hij trouwde met een weduwe met 3 kinderen (1 jongen en 2 meisjes) De jongen diende bij een boer en het oudste meisje was in Warstiens, bij familie. Toen nam eindelijk ons zwerversleven een einde en kregen weer een vast tehuis. We gingen toen in Tietjerk wonen, waar we nog een jaar gebleven. Toen trokken weer naar de stad toe, omdat Vader daar steeds werkte. Onze stiefmoeder was een zeer goed mensch en behandelde ons evenzoo goed als haar eigen kinderen. Uit dit huwelijk werd tante Siep (Sybrigje) geboren.
Ik was intusschen zoo oud geworden, dat ik van school afing en bij een baas ging werken. Het doel was, dat ik, evenals oom Herman voor smid zou leren. Doch mn ouders woonden in de Willem Loréstraat in een te duur huis en verdienden te weinig om de huur steeds te kunnen betalen. Er werd dus naar een andere woning opgezien en ook gevonden. Wij gingen toen achter de Groote Bontekoe wonen. Hiermede was tevens mijn toekomst, om smid te worden naar de maan, want vader wou met niet naar de stad laten gaan, en in Jelsum was geen plaats voor mij. Ik kwam toen bij de boer terecht, terwijl later toch naar de stad ging werken, maar met Vader.
Achter de Bontekoe hebben we een paar jaar gewoond. Ik was toen zoon 13 jaar geworden. s Morgens om 3 uur opstaan en naar de boerderij van Wassenaar om te melken en daags werken. s Avonds viel ik om van de slaap, dat kun je wel begrijpen. Na een paar jaar daar gewoond te hebben, zijn we weer naar de stad vertrokken en kwamen we te wonen in de Oeverdwarsstraat.
Ik kwam toen op de fabriek van Zeilinga terecht, waar nu de pepermunt fabriek is. Daar was het werken van s morgens 6 uur tot 12 uur en s middags half 2 tot 7 uur. Donderdags geregeld tot 10 á 11 uur s avonds. Doch we hadden toen niet te klagen, want vader verdiende goed en ik verdiende ook 6 gulden per week, wat toen een goed weekloon was. Dus, wij hadden het toen heel goed. Helaas, dat geluk duurde maar een jaar of 4. Toen werd vader ziek, lag een half jaar te bed en stierf toen ook. Ik was toen 17 jaar geworden. Tijdens dit tweede huwelijk van mn vader, waren beide dochters van onze stiefmoeder ook nog gestorven, Die bleef nu achter met 4 kinderen van haar tweede man waarvan tante Sieb (Sybrigje) de jongste was, terwijl wij met ons vieren, n.l haar zoon, mijn oudste broer, ik en mijn zuster het geld moesten verdienen. Het kwam nu weer krap om, want geen van allen verdiende zooveel, dat hij voldoende geld aan moeder kon afstaan. De beide oudste jongens moesten tevens voor hun kleeding zorgen. Ik bracht tenslotte nog het meeste geld thuis, omdat ik alles afgaf. Zoo zijn we toen nog een langen tijd doorgescharreld, tot dat het niet meer ging. Toen is het geheele gezin weer uit elkaar geslagen. Mn jongste broer die toen al eenige jaren ongelukkig was, kwam in het weeshuis terecht. Tante Tjtske ging dienen en ik kwam op de boerderij van een zwager van vader terecht, in Opeinde (Sm). Daar was het weer hard werken van s morgens vroeg tot s avonds laat, en dat alleen voor de kosten en de kleeding en af en toe eens een paar kwartjes zakgeld. Daar ben ik een jaar geweest. Toen was ik het beu, en ben met een neef van mij naar Duitschland gestrokken.
Nadat ik daar een jaar had rondgezworven, kwam ik weer in Leeuwarden terecht. Ik ben toen een paar dagen bij onze stiefmoeder geweest, maar aangezien er in Leeuwarden geen werk voor me was, ben ik maar weer naar Duitschland gegaan. Daar leerde ik in 1913 je moeder kennen en kregen wij verkeering. Nadat we een jaar geloopen hadden, zijn we in december 1914
Tjitske van der Meulen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1920 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pijlger Postma |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.