Kind(eren):
- behoort zijn tak tot dit geslacht..?
Wikipedia = Quekel(s) (ook: Queeckel en: Quequel) was een Nederlands regentengeslacht uit Dordrecht. Gijsbrecht Quekel en zijn nakomelingen waren de ambachtsheren van Wieldrecht.
Leden van dit geslacht werden in de 15e en 16e eeuw in het Hof begraven, waar Hendrik Quekel in 1447 een kapel stichtte.
bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Quekel
naamsvermeldingen en literatuurreferenties:
• Beernt Quekel, meester van de Tafel van de Heilige Geest te Dordrecht, verzond in 1458-59 'dennenmasten' naar Den Bosch [E. Vink, 'Bosch bouwhout onderweg. Een historisch onderzoek naar de herkomst van Bosch bouwhout in de vijftiende en zestiende eeuw', in: Bulletin KNOB 92 (1993), nr 5, p 136].
• Jacob Queckel, heer van Wieldrecht, in 1501 ambachtsheer Heer Oudelands Ambacht, "wiens afstammelingen de geslachtsnaam van Wieldrecht aannamen" > Jacob Quekel van Wieldrecht, in 1528 amb. van HOA, in 1549 baljuw van ZH [J.W. Regt, Geschied- en aardrijkskundige beschrijving van den Zwijndrechtschen Waard, den Riederwaard en het Land van Putten over de Maas, Zwijndrecht 1848 (herdruk Wageningen 1966), p 107].
• Cornelis Jansz Queeckel, koopman, aangeslagene bij de capitale impositie van 1585 te Amsterdam [Dillen van-1941, p 22; vgl. Elias p 84].
• Jan Quekel, huw. Bruchem 1745, verm. ald. geb. < Gerrit Jansen Quekel [W.H. Dingemans, 'De Bommelerwaardse familie Brouwers', in: GN 25 (1970), p 45].
• "De naam Quekel kwam al sinds het eerste kwart van de 15e eeuw te Dordrecht voor. Of de hier behandelde familie verwant is, is niet bekend. De naam Q. kwam in Gl al sinds het begin van de 17e eeuw voor. [...] Alle thans levende naamdragers Kwekel en Kweekel stammen voor het grootste deel af van Aart Quekel (IV), en voor een kleiner deel van de in 1740 in het 'stamdorp' Bruchem geboren Adrianus Quekel, ws. een afstammeling van een neef van Arie Arentse Quekel (I)."
Arie Arentse Quekel, geb. Bruchem, ovl. Spijkenisse voor 1682 > Aart Arense Quekel (Spijkenisse ca. 1675-Abbenbroek 1725) >> Jan Kwekel (Abbebroek 1788-1869), enz. [F. Kwekel, 'Stamreeks Kwekel', in: Zuidhollandse stam- en naamreeksen, Rotterdam 1986, p 123-127].
• Quickels, -eld, Quekel, Quik(i)els: BN. Dim. van Mnl. quic: levendig, vlug, beweeglijk. 1389 Willem de Quikele, Meulebeke; 1382 Kateline Squinkels, Tielt (DEBR. 1970).
bron = https://www.cbgfamilienamen.nl
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.