Stamboom Van Ninhuijs » joannes knippenberg (h) (1662-1742)

Persoonlijke gegevens joannes knippenberg (h) 


Gezin van joannes knippenberg (h)


Notities over joannes knippenberg (h)

Hij was. pastoor van Helden, landdeken van Kessel en een bekend historicus. Joannes werd op 9.4.1662 door de kapelaan van Helden gedoopt; als getuigen waren aanwezig Ingelbertus Verhaegh en Joanna Ingels. In het doopregister werd onder deze inschrijving, met een andere hand toegevoegd: "Hic venerandus. Autho. Historiae Pastor et Decanis in Helden." Uitvoerig werd er in de literatuur over deze bekende figuur van de familie Knippenberg geschreven.
Hij begon zijn studies aan het college van de paters Kruis- heren te Venlo, dat destijds onder het directeurschap van de prior Hendrik Neer en, zeer bloeiend was. Zijn professor in de humaniteiten was pater Bernardus. Mathias. Van hier vertrok hij naar Keulen, alwaar hij de universiteit bezocht en tijdens zijn zevenjarig verblijf aldaar een Swolgiaanse beurs genoot. In het Laurentiaans college studeerde hij twee jaren filosofie onder de rechtsgeleerde Hendrik Kley, die later deken van het Apostelstift te Keulen is geworden en vijf jaren theologie onder de professoren Joannes Vorsbach, pastoor te Lyskirchen en Joannes Plaum, pastoor van de parochie St.Laurens, beiden uitstekende godgeleerden. Joannes had in deze wetenschappen zulke vorderingen gemaakt dat hij, priester gewijd gevraagd werd om in het klooster van St. Nicolaas hij Neus, onderwijs te geven in de godgeleerdheid. Hij werd enige tijd later door het Bisschoppelijk Officiaal in Bonn zonder examen op 8.7.1688 investeerd als pastoor te Flamersheim, een aanzienlijk dorp bij Munstereifel. Hij ontving op 3.9.1691 de nieuwe investituur voor de genoemde pastorie. Nadat hij deze met veel ijver en zorg gedurende zeven jaren bestuurd had, keerde hij naar het bisdom Roermond terug. De pastorie van zijn geboortedorp Helden stond sedert het jaar 1288 ter vergeving, van de proost van het Norbertijnerklooster Jan Keizersbosch te Neer. De toenmalige proost Raphaël Puts, benoemde Joannes in 1697 tot pastoor aldaar. Over deze benoeming was een geschil ontstaan tussen de proost van Keizersbosch en de bisschop. Deze laatste wilde dat de pastoors van Helden, voor dat ze definitief werden aangesteld, zich zouden onderwerpen aan het pastoraal examen of concursus daar het Concilie van Trente voorgeschreven. Maar de proost meende dat zij tot deze formaliteit niet gehouden waren, omdat de pastorie van Helden geen eigenlijke pastoorsplaats, maar een eenvoudige Vicaria Perpetua zoude zijn. De bisschop ontweek de moeilijkheid door Joannes, alvorens hij benoemd werd, tot het concursus te roepen: 'relinquentes hoc modo R.D. praepostum' zegt hij, 'in pleno jure suo praetendentem pastoratum de Helden non deberi exponi concursui ratione quod esset vicaria perpetua.' De institutiebrieven werden de 19 februari daarop volgend verleend. Door zijn uitgebreide kennis en zijn edele, vrome inborst won hij weldra de genegenheid van zijn landgenoten en de achting van Ludovicus Franciscus de Sanguessa, de toenmalige bisschop van Roermond.
Toch had Joannes reeds in het begin van zijn ambtsperiode moeilijkheden met de regeerders van Helden. Op 16.4.1697 begon een proces voor het Hof van Gelderland gevoerd daar de proost en de priorin van Keysersbosch, alsmede door de E.H. Joës Knippenbergh, als pastoor van Helden, over het recht van collatie (1) van het beneficie (2) van het altaar: St. Antonius, waarover het gemeentebestuur van Helden, volgens de proost en de pastoor, geen enkele acte van eigendom bezaten. De regeerders van Helden belasten op 20.6.1697 de advokaat T.H. van Herssen, om als hun gevolmachtigde, het proces te voeren.
In februari 1699 protesteert Joannes opnieuw, dit maal omdat de schepenen in het, hos van Helden vier rijen eiken heesters hebben laten planten. Hij verklaart dat de grond en het bos toebehoren aan de kerk van Helden en dat zij dus geen rechten mogen laten gelden op deze beplantingen. Op 20.12.1700 is Joannes, als pastoor van Helden, verplicht zijn toevlucht te nemen tot het gerecht van Helden, om enige registers en papieren die na het afsterven van de vorige pastoor Gerardt de Vries, in het bezit zijn van de gewezen koster Edmondt de Ponte terug te vorderen. Vrouw de Ponte, die op de zitting verschenen is heeft twee boeken teruggebracht. De gewezen koster Emund de Ponte had inderdaad kerkelijke registers in zijn huis gehad bij het overlijden van de pastoor Gerardt de Vries. Deze werden door de heer Boyens, als testamentair-executeur, afgehaald. Hij weet niet of er bladzijden uit de registers werden gescheurd, de boeken werden slechts ingezien door de schepenen Crommentuyn en Peter Smolders, in de tegenwoordigheid van de heer Boyens. De 11.8.1723 verrichtte Joannes de uitvaart te Oirlo van Petrus Eerberen, pastoor van Oirlo en rector van het altaar St. Nicolai in Venray.
Na de dood van Jacobus Wijnolts, wordt Joannes door zijn medebroeders in 1724 tot landdeken van het dekenaat Kessel gekozen. Het ambt dat hij met schranderheid, voorzichtigheid en veel waakzaamheid tot op het einde van zijn leven waarnam. 'Knippenbergh', zegt een van zijn vrienden en ambtgenoten, 'was een man van grote belezenheid, achtbaar door zijn vrome zeden en verdiensten, zeer medelijdend jegens de behoeftige, ijverig en waakzaam in zijn kerkelijke bedieningen. Een zijner voornaamste zorgen was het bezoek der kinderscholen. Wanneer hij als deken toezicht hielt, lette hij er bijzonder op dat er geen ketters, onzedelijke. of onstichtelijke boeken in de handen der kinderen werden gegeven. Te Helden had hij een. afzonderlijke school voor meisjes opgericht zodat deze zich nu niet meer in hetzelfde lokaal met de jongens bevonden. Aan het hoofd dezer school stond een bekwame, godvrezende vrouw als onderwijzeres, die hij uit zijn eigen inkomsten een jaarlijkse beloning gaf. Joannes doteerde deze dochterschool bij testament van de 31 october 1732. Hij schonk daaraan een jaarlijks pensioen van zestig daalders, een rente van tien vaten koren en een huis gelegen bij de kerk te Helden, onder voorwaarde dat de onderwijzeres de verplichting op zich nam van dit huis en deze hof op haar eigen kosten te onderhouden en het niet te gebruiken tot het houden van een herberg. De school zou worden gehouden om de dochters te onderwijzen in het lezen, het schrijven, in het christelijk en deugdelijk leven, in het naaien, het breien en ander handwerk aan jonge dochters passend. Als onderwijzeres zou de voorkeur hebben een lid uit de familie Knippenbergh. Executeurs van dit testament waren Michiel Loyens, pastoor te Kessel en Petrus Linzen, beneficiant te Helden. Joannes legde zich ook met grote ijver toe op het navorsen van de Nederlandse geschiedenis en oudheden. In het jaar 1719 gaf hij zijn kerkelijke geschiedenis van Gelderland uit, een boek alom gezocht wegens zijn zakelijke inhoud en zijn zuivere en eenvoudige stijl. Het is jammer dat dit werk niet met wat meer doorzicht en kritiek is opgesteld. Het voert tot titel: 'Historia ecclesiastica ducatus Gelriae' een deel in quarto van 296 bladzijden en een alfabetisch zaakregister, Brussel1719.
Dit werk werd vertaald door Gerlacus Claessen, geboortig van Boorsem bij Rekem, achtereenvolgens kanunnik der Abdij van Awerbode, proost te Keizersbosch en bisschoppelijk commissaris te Weert, alwaar hij de 25 Maart 1829 overleden is. Deze vertaling, waarvan een exemplaar in landschrift zich bevindt in het R.A. te Maastricht, heeft nooit het licht gezien. Claessens meende voor de uitgave tachtig inschrijvingen te verkrijgen, aan één kroon het exemplaar, maar dit getal kon niet bereikt worden. Joannes zelf was voornemens zijn werk te vervolgen tot in het jaar 1725. Uit vervolg in de vorm van een kroniek moest de voornaamste gebeurtenissen bevatten van het overkwartier van Gelderland op godsdienstig en staatkundig gebied. Het werd voorzien van bijvoegsels en levensschetsen van de laatste bisschoppen van Roermond en uitgegeven door Jacob Goyers, oud-professor in het seminarie te. Mechelen, onder de volgende titel: 'Continuatio historiae ecclesiasticae ducatus Gelriae quondam a Joanne Knippenbergh descriptae' Brussel 1806, in quarto: 110 bladzijden. Joannes schreef nog: 'Kleine historie van Géiderland', een verkorting van zijn groot werk tot schoolgebruik en 'Duysentjarigh jubilé van de glorieuse apostelen dezes Gelderlants, Wiro, Plechelmus ende Otgerus, gehouden tot Ste. Odiliebergh int jaer 1706' gedrukt te Roermond bij Petrus Vallen 1706.
Op 15 augustus 1732 bracht hij het laatste doopsel en op 24 april 1731 het laatste door hem ingezegend huwelijk te boek. Reeds in een brief van 9.8.1722 klaagt hij over een aanval van koorts en in de Reeckeninge door de testament-uitvoerders afgelegd, is er duidelijk sprake van uitgaven voor de dokter en apotheker voor meerdere ziekten. Zijn tweede en laatste uiterste wilsbeschikking is van 31.10.1732 en naar vroom gebruik begint dit stuk als volgt:
"In nomen Domini. Amen. Aengesien dat aen ons, menschen, niet sekerder en is. als de doodt ende niet onsekerder als de uyre des doodts, soo hebbe ick, ondergeschreven, ten overstaen van de ondergeschreven getuigen bij tijden eenige testamentarische dispositie willen maecken over mijn goederen, tot welcken synde ick oock licentiam testandi van den hooghweerdigsten Heere Bisschop van Ruremonde onder den datum van 27 April 1702 hebbe vercregen.
"Ten eersten soo offere ick mijselven met alle mijne crachten aen mijnen Heere en Schepper, mij overgevende in sijnen goddelijcken Wille; besonder beveele ick mij oock aen de alderheijligste maget Maria, aen mijnen Engelbewaerder, aen den H. Lambertus, ende aen andere mine Heijlige Patroonen, besonder inde uijre mijnens doodts.
Het bisschoppelijke Seminarie van Roermond werd, volgens het loffelijk gebruik van dien tijd, bedacht met 6 ducatons. Verder sticht hij een lezende misse voor een jaergetij van Hendrick Smolders saliger, waarschijnlijk de vader van zijn moeder Alitgen alsmede een jaergetij van een singende misse voor mijn ouders, voor mij, met onze familie op den sterfdagh van mijnen vader, den welcken is den 20 Maij, mits lesende op het graft den miserere ende profundis. Verders sullen hondert missen gelesen worden voor mijne siele ende tot mijne intentie. Mijne rechte efgenaemen, sullen hebhen 500 guldens, staende bij mijnen broeder Wilm, welcke hercoomen van 5 morgen patrimonial landt, dat ick tot Baerlo verkocht hebbe." Men kan inderdaad niet zeggen, dat de edele priester voor zijn naastbestaanden schatten heeft opeengehoopt. Wat zijn begrafenis betreft, soo ordonneert hij als volgt:
"Ick begeere dat, als ick den algemeenen wegh des doodts ben ingegaen, dat men mijn lichaem naer de Catholijcke maniere in onse kercke in het graff ofte beneffens het graff van mijne ouders begrave, ende dat hiertoe geroepen sullen worden de geestelijcke van de omliggende dorpen, om het heijlige misoffer voor mijne siele op toe offeren; oock sal daer eenen cleijnen graffsteen op mijn graff geleijt worden omtrent twee voeten breed, en twee voeten lanck, met opschrift van mijnen naem.
Hebbe dit mijn Testament -zo luidt het besluit -in oirconde der waerheijdt met eijgenen handt onderschreven ende met mijn signet besegelt ende becrachtight tot Helden, decan.districtus Kesselensis. Gerardus Caspar RaemaekeRs, deserv.past. in Helden, Peter Jurgens, secris, als getuygen, specialiter hiertoe versoght.
Joannes Franc. Dispa, presb.S.Th.Lus Eccl.Ceth.Rur.Can. grad. et scol., sede Episc.vacante vic.gen. et offic. hechtte aan deze beschikking goedkeuring en zegel 10 Febr. 1742.
Op 14.9.1734 levert Joannes een ontvangstbewijs af, voor 18 schellingen, komende uit de verkoop van roerende goederen van Anna van Dijck, voor "doodschulden". Met de toelating van de landdeken Joannes en in opdracht van het gemeentebestuur van Helden, verkopen de schepen Jan Stappen en de kapelmeester Gerardt Jeucken op 24.8.1739 een perceel van 3 of 4 morgen land gelegen te Sevenum, dat toebehoord aan de kapel van Helden, aan Hendrik van de Goor en Reynder Arts, inwoners van Sevenum. Alhoewel Joannes einde 1732 zijn testament reeds opgesteld had, wordt hij in november 1740 nog in een proces verwikkeld. De 14.11.1740 maakt hij, als pastoor van Helden, aanspraak op een jaarrente herkomstig van een erfpacht, waarvan sinds het jaar 1724 slechts de helft voldaan werd. In opdracht van de gedaagde Marten Stammen en consoorten, treedt de procureur Verberght op. Deze dagvaardt op zijn beurt de verkoper van het goed Marten Engels, die het goed als onbelast zou verkocht hebben. Op de zitting van 28.11.1740 vernemen wij dat deze erfpacht betrekking had op het goed Peter Alitgens en vermits Marten Stammen pachthouder is, zal hij de helft van de erfpacht moeten betalen en de verkopers de andere helft. Op 12.12.1740 wil het gerecht de zaak afsluiten, maar er volgt geen vonnis. Op 30.1.1741 verzoekt de landdeken Joannes om uitstel, wegens groot water en ijsgang. De verplaatsingen vallen onze 78 jarige zwaar en op 5.2.1741 zet hij met een bevende hand zijn handtekening onder een volmacht voor Wilm Knippenberg om in zijn naam de pastorale erfpachten op te vorderen. Over de vijf coppen erfpacht, die Marten Stammen en consoorten aan de heer pastoor verschuldigd zijn, wordt op 4.2.1741 een compromis gesloten. Om kosten te besparen verbinden de partijen zich om de uitspraak van de schepenbank te aanvaarden, op straf van 50 guldens Roermonds boete ten voordele van de Armengilde van Helden.(3)
De schepenen verklaren dat de eis van de landdeken gewettigd is en dat de 5 coppen erfpacht aan hem verschuldigd zijn. Dirick Engels had jaren geleden twee vat (4) en twee coppen betaald, terwijl Marten Engels daarna slechts één vat en één cop betaald heeft. Voor de 16 jaren achterstel krijgt de pastoor drie jaren pacht betaald, van ieder vijf coppen. Nochtans bleken achteraf de beide families Marten Stammen en Marten Engels, niet akkoord te zijn over de verdeling van de betaling. Zij voeren het proces verder op de zittingen van 24.4.1741, 8.5.1741, 13.6.1741, 26.6.1741 en eindelijk op 6.7.1741 wordt er door de schepenen een nieuw vonnis geveld: de 5 coppen erfpacht moet Marten Stammen blijven betalen, doch Marten Engels of diens erfgenamen zullen hem de som van 25 gulden Roermonds betalen. De familie Stammen betaalt 2/3 van de proceskosten en de familie Engels draagt 1/3 van de kosten. De 10 februari 1742 werd onze brave pastoor landdeken, na een welbesteed leven, op bijna 80-jarige leeftijd naar een betere wereld opgeroepen.
Na de dood van de pastoor van Helden, die beneficiant was van het St. Antonius altaar in de kerk van Helden, verzoekt de kapelaan Lambertus de Vos op 10.2.1742 aan de schepenen en aan de gezworenen van Helden, begevers van het beneficie, om ook hiermede begiftigd te worden. Nu de pastoordeken overleden is, weet hij niet meer wat aanvangen, want hij als arme priester heeft onvoldoende middelen van bestaan. Hij doet beroep op de barmhartigheid van de regeerders van Helden, om zich over zijn miserabelen staat te ontfermen. De E.H.M. Loyens en de E.H.P. Linsen, respectievelijk pastoor en kapelaan te Kessel, executeurs van het testament van de overleden Joannes, zullen op 28.8.1742 te 2 uur, het huis en de hof, groot ongeveer 25 roeden, van de overleden landdeken openbaar laten verkopen met het uitbranden der kaarsen. Tijdens het branden van de eerste kaars heeft Andries Knippenberg (= 1.5.4.5.1) een aanvullend bod gedaan op de ingezette 180 gulden. Na het uitbranden van de eerste kaars, ver- bleef het laatste bod aan Adriaen Hoeffnagels voor 195 gulden. Hij hoogt nog 20 maal met 1 gulden per keer of met 60 gulden en de tweede kaars wordt ontstoken. Jacobus Knippenberg (= 1.5.4.5.2) zet nog 30 hoogsels en hij wordt na het uitbranden van de tweede kaars eigenaar van het huis en de hof voor 330 gulden. Het beneficie van het St. Antonius altaar te Helden, waarvan de pastoordeken de beneficiant was, komt nog ter sprake in een brief van 9.4.1797 van Mathias Roebroeck, pastoor te Venray en landdeken van Kessel, aan de regeerders van Helden. Hij beweert dat pastoor Joannes Knippenbergh het beneficie van de proost van Keysersbosch ontvangen heeft en na zijn dood moet terugvallen aan de bisschop van Roermond en dus niet in het bezit van de regeerders van Helden kan zijn.

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot joannes knippenberg (h)?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!


Tijdbalk joannes knippenberg (h)

  Deze functionaliteit is alleen beschikbaar voor browsers met Javascript ondersteuning.
Klik op de namen voor meer informatie. Gebruikte symbolen: grootouders grootouders   ouders ouders   broers-zussen broers/zussen   kinderen kinderen

Voorouders (en nakomelingen) van joannes knippenberg (h)

joannes knippenberg (h)
1662-1742


Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

  • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
  • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
  • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).



Visualiseer een andere verwantschap

De getoonde gegevens hebben geen bronnen.

Aanknopingspunten in andere publicaties

Deze persoon komt ook voor in de publicatie:

Historische gebeurtenissen



Dezelfde geboorte/sterftedag

Bron: Wikipedia


Over de familienaam Knippenberg (h)


Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
Peter Van Ninhuijs, "Stamboom Van Ninhuijs", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/stamboom-van-ninhuijs/I3864.php : benaderd 9 juni 2024), "joannes knippenberg (h) (1662-1742)".