Hij is getrouwd met Maeijke Pieter Dircx -.
Zij zijn getrouwd in het jaar 1600 te Barendrecht, Zind Holland, Netherlands, hij was toen 25 jaar oud.
Kind(eren):
Jan Aertsz Barendregt was landbouwer in Carnisse, overl. (ald.?) tussen 25.2.1651 en 4.11.1652
Willem Matijsz, coopman der stad Dordrecht, voor hem zelf en als last en procuratie hebbend van zijn broeder Pieter Matijsz en schipper Antonis Coornelisz Blonck zijn zwager, als man en voogd van Maritgen Matijsdr, transporteert op 14.9.1620 8 mr. in het Oude Land van Carnis aan Jan Aertsz ,,gelijck het selve van Pieter Dircx sijnen swegher vader gecoomen is. Aan de zuidzijde was dit land belend aan het huis met halve merge van voornoemde Jan Aertsz* .
Adriaen Heijndricx Outraet, schout te Barendrecht, transporteert op 27.6.1633 - met akte van procuratie van de weesvaders te Dordrecht - aan de heer Pieter van Beveren 2 mr. 300 r. land in het Nieuwe Bedijkte Land van Carnis.
Van Beveren laat dit land overboeken op naam van Jan Aertsz in Carnis en laatstgenoemde verkoopt op dezelfde dag aan de te Dordrecht wonende Van Beveren een losrente van 125 Car. gld. jaarlijks over een hoofdsom van 2000 Car. gld., waarbij het voornoemde land als zekerheid wordt opgegeven.
Reeds op 3.10.1633 wordt deze brief door Jan ingelost.
In het verpondingskohier over Barendrecht uit 1632 staat Jan Aertsz voor 3 gld. geerd onder zijn zwager Franck Gheeritsz*.
In 1649 blijken Jan en zijn kinderen de naam Barendregt te voeren: op 4 juni dat jaar testeren te Dordrecht Jan Aertsoon Barendregt en zijn vrouw Maeijken Pietersdr, wonende te Barendrecht, op hun kinderen Aert en Lijntgen. Hun zoon Cornelis blijkt reeds overleden te zijn. Zoon Aert is nog ongehuwd en woont bij zijn ouders op de boerderij. Zijn ouders verklaren dat hij boven zijn erfdeel nog recht heeft op 2% mr. land en een uitzet, daar zijn broer en zuster dit bij hun huwelijk ook hadden
meegekregen. Daarbij zal Aert nog 1000 Car. ontvangen, daar de overige kinderen dit naast hun huwelijksgoed hadden ontvangen. Aert zal de boerderij uit hun boedel toebedeeld moeten krijgen en indien hij voordien zonder nakomelingschap zou komen te overlijden, zal zijn part in de boedel komen aan de nakomelingen van zijn broer Cornelis en zijn zuster Lijntgen. Tot voogden en beheerders van hun boedel benoemen de testateurs de heer Blasius van Haarlem en Leenert Willemsz
Verman. Zij bekrachtigen hun wilsbeschikking met hun merk. Interessant is de eerstgenoemde voogd, telg van een Dordtse regentenfamilie en ongetwijfeld identiek met de gelijknamige schout van Puttershoek over de jaren 1646-1648. Was hij op een of andere wijze verwant aan de testateurs of was hij alleen maar als goede bekende verkozen, omdat hij in Puttershoek een oogje kon houden op de weeskinderen van hun zoon? Uit deze akte valt op te maken dat de echtelieden behoorden tot de rijke boerenstand.
Een akte gedateerd 25.2.1651 noemt Jan Aertsz nog als inwoner van Barendrecht, maar op 4.11.1652 compareert Maertghen Pieters, weduwe en boedelhoudster van Jan Aertsz, Aert Jansz haar zoon en voogd in deze, en haar zwager (= schoonzoon) Heijndrick Cornelisz Binnendicx, allen wonende in Carnis van Barendrecht, en verklaren aan de te Rotterdam wonende Maeria van Soellen Cristiaen van Soellendochter 2000 Car. gld. schuldig te zijn n.a.v. een geldlening. Als
zekerheid stelt zij 8 mr. vrij eigen land in het Oude Land van Carnis. Deze schuldbrief wordt pas 29.10.1705 door Gerrit A. van Vlieth ingelost. Het laatste levensteken van de weduwe van Jan Aertsz dateert van 2.9.1653. Op deze datum testeert zij te Rotterdam als Marrichie Pieters, wed. van Jan Aertsz wonende in West-Barendrecht, op haar dochter Lijntgen Jans, getrouwd met Hendrick Corn. Binnedijck, op haar zoon Aert Jansz en op de kinderen van haar overleden zoon Corn. Jansz.
Het erfdeel van deze kinderen zal moeten worden gebruikt voor hun opvoeding en niet tot afbetaling van de schulden van hun overleden vader. Tot voogden over deze kinderen benoemt zij haar ,,cousijn" Jan Cors Schep, notaris te Vlaardingen, en haar ,,buijrman en vrundt" Claes Coenen. Aert Jansz voor hem zelf, Claes Coenen als zijn gekoren voogd in deze, Heijnderick Corn. als man en voogd van Lijntien Jansdr voor hem zelf, en Jan Pieters Hertichvelt als gestelde voogd van de nagelaten weeskinderen van zaliger Cornelis Jansz, wonende zo in Barendrecht als in Puttershoek, gezamenlijk erfgenamen van Jan Aertsz en Marijtgen Pieters, beiden overleden, transporteren 12.5.1654 aan de in Carnis van Barendrecht wonende Bastiaen Adriaens Plonnen 8 mr. 300 r. bouwland met boerderij in het Oude Land van Carnis. Dit goed was belast met een
schuldbrief van 2000 Car. gld. ten behoeve van het weeskind van Cristiaen van Sollen te Rotterdam en met een brief ter grootte van 120 gld. ten behoeve van het lakenkopersgilde te Dordrecht 36.
Op 8.10.1654 wordt er weer een transportakte voor het voornoemde goed opgemaakt. Ditmaal treed Bastiaen Lauwen op als voogd van de weeskinderen. Dezelfde dag wordt ten behoeve van de erfgenamen van Jan Aertsz en Maritge Pieters een schuldbrief groot 2800 Car. gld. opgemaakt, welk bedrag de koper Bastiaen Adriaensz per reste van 6970 Car. gld. nog aan hen schuldig is.
Jan Aertsz wordt diverse malen vermeld als belender van landerijen in West-Barendrecht en Carnisse.
Het is opmerkelijk dat Jan Aertsz nimmer openbare funkties heeft bekleed, in tegenstelling tot zijn - vermoedelijk jongere - broer Lauris.
Max Mesman (XXXXX@XXXX.XXX)
andbouwer in Carnisse onder West-Barendrecht 1630, vermeld te
Barendrecht 1649, 1651, testeert met zijn vrouw Dordrecht 4-6-1649.
Willem Matijsz, coopman der stad Dordrecht, voor hem zelf en als last en
procuratie hebbend van zijn broeder Pieter Matijsz en schipper Antonis
Coornelisz Blonck zijn zwager, als man en voogd van Maritgen Matijsdr,
transporteert op 14-9-1620 8 morgen in het Oude Land van Carnis aan Jan
Aertsz ,gelijck het selve van Pieter Dircx sijnen swegher vader gecoomen
is. Aan de zuidzijde was dit land belend aan het huis met halve merge van
voornoemde Jan Aertsz.
Adriaen Heijndricx Outraet, schout te Barendrecht, transporteert op
27-6-1633, met akte van procuratie van de weesvaders te Dordrecht, aan de
heer Pieter van Beveren 2 morgen 300 roe land in het Nieuwe Bedijkte Land
van Carnis. Van Beveren laat dit land overboeken op naam van Jan Aertsz
in Carnis en laatstgenoemde verkoopt op dezelfde dag aan de te Dordrecht
wonende Van Beveren een losrente van 125 Car. gld. jaarlijks over een
hoofdsom van 2000 Car. gld., waarbij het voornoemde land als zekerheid
wordt opgegeven. Reeds op 3-10-1633 wordt deze brief door Jan ingelost.
In het verpondingskohier over Barendrecht uit 1632 staat Jan Aertsz voor
3 gld. genoteerd onder zijn zwager Franck Gheeritsz.
In 1649 blijken Jan en zijn kinderen de naam Barendregt te voeren: op 4
juni dat jaar testeren te Dordrecht Jan Aertsoon Barendregt en zijn vrouw
Maeijken Pietersdr, wonende te Barendrecht, op hun kinderen Aert en
Lijntgen. Hun zoon Cornelis blijkt reeds overleden te zijn. Zoon Aert is
nog ongehuwd en woont bij zijn ouders op de boerderij. Zijn ouders
verklaren dat hij boven zijn erfdeel nog recht heeft op 2 1/2 morgen land
en een uitzet, daar zijn broer en zuster dit bij hun huwelijk ook hadden
meegekregen. Daarbij zal Aert nog 1000 Car. ontvangen, daar de overige
kinderen dit naast hun huwelijksgoed hadden ontvangen. Aert zal de
boerderij uit hun boedel toebedeeld moeten krijgen en indien hij voordien
zonder nakomelingschap zou komen te overlijden, zal zijn part in de
boedel komen aan de nakomelingen van zijn broer Cornelis en zijn zuster
Lijntgen. Tot voogden en beheerders van hun boedel benoemen de testateurs
de heer Blasius van Haarlem en Leenert Willemsz Verman. Zij bekrachtigen
hun wilsbeschikking met hun merk. Interessant is de eerstgenoemde voogd,
telg van een Dordtse regentenfamilie en ongetwijfeld identiek met de
gelijknamige schout van Puttershoek over de jaren 1646-1648. Was hij op
een of andere wijze verwant aan de testateurs of was hij alleen maar als
goede bekende verkozen, omdat hij in Puttershoek een oogje kon houden op
de weeskinderen van hun zoon? Uit deze akte valt op te maken dat de
echtelieden behoorden tot de rijke boerenstand.
Een akte gedateerd 25-2-1651 noemt Jan Aertsz nog als inwoner van
Barendrecht, maar op 4-11-1652 compareert Maertghen Pieters, weduwe en
boedelhoudster van Jan Aertsz, Aert Jansz haar zoon en voogd in deze, en
haar zwager (= schoonzoon) Heijndrick Cornelisz Binnendicx, allen wonende
in Carnis van Barendrecht, en verklaren aan de te Rotterdam wonende
Maeria van Soellen Cristiaen van Soellendochter 2000 Car. gld. schuldig
te zijn n.a.v. een geldlening. Als zekerheid stelt zij 8 morgen vrij
eigen land in het Oude Land van Carnis. Deze schuldbrief wordt pas
29.10.1705 door Gerrit A. van Vlieth ingelost.
Het laatste levensteken van de weduwe van Jan Aertsz dateert van
2-9-1653. Op deze datum testeert zij te Rotterdam als Marrichie Pieters,
wed. van Jan Aertsz wonende in West-Barendrecht, op haar dochter Lijntgen
Jans, getrouwd met Hendrick Corn. Binnedijck, op haar zoon Aert Jansz en
op de kinderen van haar overleden zoon Cornelis Jansz. Het erfdeel van
deze kinderen zal moeten worden gebruikt voor hun opvoeding en niet tot
afbetaling van de schulden van hun overleden vader. Tot voogden over deze
kinderen benoemt zij haar ,,cousijn" Jan Cors Schep, notaris te
Vlaardingen, en haar ,,buijrman en vrundt" Claes Coenen.
Aert Jansz voor hem zelf, Claes Coenen als zijn gekoren voogd in deze,
Heijnderick Corn. als man en voogd van Lijntien Jansdr voor hem zelf, en
Jan Pieters Hertichvelt als gestelde voogd van de nagelaten weeskinderen
van zaliger Cornelis Jansz, wonende zo in Barendrecht als in Puttershoek,
gezamenlijk erfgenamen van Jan Aertsz en Marijtgen Pieters, beiden
overleden, transporteren 12-5-1654 aan de in Carnis van Barendrecht
wonende Bastiaen Adriaens Plonnen 8 morgen 300 roe bouwland met boerderij
in het Oude Land van Carnis. Dit goed was belast met een schuldbrief van
2000 Car. gld. ten behoeve van het weeskind van Cristiaen van Sollen te
Rotterdam en met een brief ter grootte van 120 gld. ten behoeve van het
lakenkopersgilde te Dordrecht.
Op 8-10-1654 wordt er weer een transportakte voor het voornoemde goed
opgemaakt. Ditmaal treed Bastiaen Lauwen op als voogd van de
weeskinderen. Dezelfde dag wordt ten behoeve van de erfgenamen van Jan
Aertsz en Maritge Pieters een schuldbrief groot 2800 Car. gld. opgemaakt,
welk bedrag de koper Bastiaen Adriaensz per reste van 6970 Car. gld. nog
aan hen schuldig is.
Jan Aertsz wordt diverse malen vermeld als belender van landerijen in
West-Barendrecht en Carnisse. Het is opmerkelijk dat Jan Aertsz nimmer
openbare funkties heeft bekleed, in tegenstelling tot zijn - vermoedelijk
jongere - broer Lauris.
* landbouwer in Carnisse, overl. (ald.?) tussen 25.2.1651 en 4.11.1652
Willem Matijsz, coopman der stad Dordrecht, voor hem zelf en als last en procuratie hebbend van zijn broeder Pieter Matijsz en schipper Antonis Coornelisz Blonck zijn zwager, als man en voogd van Maritgen Matijsdr, transporteert op 14.9.1620 8 mr. in het Oude Land van Carnis aan Jan Aertsz ,,gelijck het selve van Pieter Dircx sijnen swegher vader gecoomen is. Aan de zuidzijde was dit land belend aan het huis met halve merge van voornoemde Jan Aertsz*�.
Adriaen Heijndricx Outraet, schout te Barendrecht, transporteert op 27.6.1633 - met akte van procuratie van de weesvaders te Dordrecht - aan de heer Pieter van Beveren 2 mr. 300 r. land in het Nieuwe Bedijkte Land van Carnis. Van Beveren laat dit land overboeken op naam van Jan Aertsz in Carnis en laatstgenoemde verkoopt op dezelfde dag aan de te Dordrecht wonende Van Beveren een losrente van 125 Car. gld. jaarlijks over een hoofdsom van 2000 Car. gld., waarbij het voornoemde land als zekerheid wordt opgegeven. Reeds op 3.10.1633 wordt deze brief door Jan ingelost.
In het verpondingskohier over Barendrecht uit 1632 staat Jan Aertsz voor 3 gld. genoteerd onder zijn zwager Franck Gheeritsz*.
In 1649 blijken Jan en zijn kinderen de naam Barendregt te voeren: op 4 juni dat jaar testeren te Dordrecht Jan Aertsoon Barendregt en zijn vrouw Maeijken Pietersdr, wonende te Barendrecht, op hun kinderen Aert en Lijntgen. Hun zoon Cornelis blijkt reeds overleden te zijn.
Zoon Aert is nog ongehuwd en woont bij zijn ouders op de boerderij. Zijn ouders verklaren dat hij boven zijn erfdeel nog recht heeft op 2% mr. land en een uitzet, daar zijn broer en zuster dit bij hun huwelijk ook hadden meegekregen. Daarbij zal Aert nog 1000 Car. ontvangen, daar de overige kinderen dit naast hun huwelijksgoed hadden ontvangen. Aert zal de boerderij uit hun boedel toebedeeld moeten krijgen en indien hij voordien zonder nakomelingschap zou komen te overlijden, zal zijn part in de boedel komen aan de nakomelingen van zijn broer Cornelis en zijn zuster Lijntgen. Tot voogden en beheerders van hun boedel benoemen de testateurs de heer Blasius van Haarlem en Leenert Willemsz
Verman. Zij bekrachtigen hun wilsbeschikking met hun merk. Interessant is de eerstgenoemde voogd, telg van een Dordtse regentenfamilie en ongetwijfeld identiek met de gelijknamige schout van Puttershoek over de jaren 1646-1648. Was hij op een of andere wijze verwant aan de testateurs of was hij alleen maar als goede bekende verkozen, omdat hij in Puttershoek een oogje kon houden op de weeskinderen van hun zoon?
Uit deze akte valt op te maken dat de echtelieden behoorden tot de rijke boerenstand.
Een akte gedateerd 25.2.1651 noemt Jan Aertsz nog als inwoner van Barendrecht, maar op 4.11.1652 compareert Maertghen Pieters, weduwe en boedelhoudster van Jan Aertsz, Aert Jansz haar zoon en voogd in deze, en haar zwager (= schoonzoon) Heijndrick Cornelisz Binnendicx, allen wonende in Carnis van Barendrecht, en verklaren aan de te Rotterdam wonende Maeria van Soellen Cristiaen van Soellendochter 2000 Car. gld. schuldig te zijn n.a.v. een geldlening. Als zekerheid stelt zij 8 mr. vrij eigen land in het Oude Land van Carnis.
Deze schuldbrief wordt pas 29.10.1705 door Gerrit A. van Vlieth ingelost.
Het laatste levensteken van de weduwe van Jan Aertsz dateert van 2.9.1653. Op deze datum testeert zij te Rotterdam als Marrichie Pieters, wed. van Jan Aertsz wonende in West-Barendrecht, op haar dochter Lijntgen Jans, getrouwd met Hendrick Corn. Binnedijck, op haar zoon Aert Jansz en op de kinderen van haar overleden zoon Corn. Jansz. Het erfdeel van deze kinderen zal moeten worden gebruikt voor hun opvoeding en niet tot afbetaling van de schulden van hun overleden vader. Tot voogden over deze kinderen benoemt zij haar
,,cousijn" Jan Cors Schep, notaris te Vlaardingen, en haar ,,buijrman en vrundt" Claes Coenen.
Aert Jansz voor hem zelf, Claes Coenen als zijn gekoren voogd in deze, Heijnderick Corn. als man en voogd van Lijntien Jansdr voor hem zelf, en Jan Pieters Hertichvelt als gestelde voogd van de nagelaten weeskinderen van zaliger Cornelis Jansz, wonende zo in Barendrecht als in Puttershoek, gezamenlijk erfgenamen van Jan Aertsz en Marijtgen Pieters, beiden overleden, transporteren 12.5.1654 aan de in Carnis van Barendrecht wonende Bastiaen Adriaens Plonnen 8 mr. 300 r. bouwland met boerderij in het Oude Land van Carnis. Dit goed was belast met een schuldbrief van 2000 Car. gld. ten behoeve van het weeskind van Cristiaen
van Sollen te Rotterdam en met een brief ter grootte van 120 gld. ten behoeve van het lakenkopersgilde te Dordrecht 36. Op 8.10.1654 wordt er weer een transportakte voor het voornoemde goed opgemaakt. Ditmaal treed Bastiaen Lauwen op als voogd van de weeskinderen.
Dezelfde dag wordt ten behoeve van de erfgenamen van Jan Aertsz en Maritge Pieters een schuldbrief groot 2800 Car. gld. opgemaakt, welk bedrag de koper Bastiaen Adriaensz per reste van 6970 Car. gld. nog aan hen schuldig is.
Jan Aertsz wordt diverse malen vermeld als belender van landerijen in West-Barendrecht en Carnisse. Het is opmerkelijk dat Jan Aertsz nimmer openbare funkties heeft bekleed, in tegenstelling tot zijn - vermoedelijk jongere - broer Lauris.
Landbouwer in Carnisse, overl. tussen 25-2-1651 en 4-11-1652
Bron: KWSTB II GVP/TUD kwnr 9.074 blz 177 kwst Kwekel
landbouwer in Carnisse, overl. (ald.?) tussen 25.2.1651 en 4.11.1652 Willem Matijsz, coopman der
stad Dordrecht, voor hem zelf en als last en procuratie hebbend van zijn broeder Pieter Matijsz
en schipper Antonis Coornelisz Blonck zijn zwager, als man en voogd van Maritgen Matijsdr,
transporteert op 14.9.1620 8 mr. in het Oude Land van Carnis aan Jan Aertsz ,,gelijck het selve
van Pieter Dircx sijnen swegher vader gecoomen is. Aan de zuidzijde was dit land belend aan het
huis met halve merge van voornoemde Jan Aertsz* . Adriaen Heijndricx Outraet, schout te
Barendrecht, transporteert op 27.6.1633 - met akte van procuratie van de weesvaders te Dordrecht
- aan de heer Pieter van Beveren 2 mr. 300 r. land in het Nieuwe Bedijkte Land van Carnis. Van
Beveren laat dit land overboeken op naam van Jan Aertsz in Carnis en laatstgenoemde verkoopt op
dezelfde dag aan de te Dordrecht wonende Van Beveren een losrente van 125 Car. gld. jaarlijks
over een hoofdsom van 2000 Car. gld., waarbij het voornoemde land als zekerheid wordt opgegeven.
Reeds op 3.10.1633 wordt deze brief door Jan ingelost. In het verpondingskohier over Barendrecht
uit 1632 staat Jan Aertsz voor 3 gld. geerd onder zijn zwager Franck Gheeritsz*. In 1649 blijken
Jan en zijn kinderen de naam Barendregt te voeren: op 4 juni dat jaar testeren te Dordrecht Jan
Aertsoon Barendregt en zijn vrouw Maeijken Pietersdr, wonende te Barendrecht, op hun kinderen
Aert en Lijntgen. Hun zoon Cornelis blijkt reeds overleden te zijn. Zoon Aert is nog ongehuwd en
woont bij zijn ouders op de boerderij. Zijn ouders verklaren dat hij boven zijn erfdeel nog recht
heeft op 2% mr. land en een uitzet, daar zijn broer en zuster dit bij hun huwelijk ook hadden
meegekregen. Daarbij zal Aert nog 1000 Car. ontvangen, daar de overige kinderen dit naast hun
huwelijksgoed hadden ontvangen. Aert zal de boerderij uit hun boedel toebedeeld moeten krijgen en
indien hij voordien zonder nakomelingschap zou komen te overlijden, zal zijn part in de boedel
komen aan de nakomelingen van zijn broer Cornelis en zijn zuster Lijntgen. Tot voogden en
beheerders van hun boedel benoemen de testateurs de heer Blasius van Haarlem en Leenert Willemsz
Verman. Zij bekrachtigen hun wilsbeschikking met hun merk. Interessant is de eerstgenoemde voogd,
telg van een Dordtse regentenfamilie en ongetwijfeld identiek met de gelijknamige schout van
Puttershoek over de jaren 1646-1648. Was hij op een of andere wijze verwant aan de testateurs of
was hij alleen maar als goede bekende verkozen, omdat hij in Puttershoek een oogje kon houden op
de weeskinderen van hun zoon? Uit deze akte valt op te maken dat de echtelieden behoorden tot de
rijke boerenstand. Een akte gedateerd 25.2.1651 noemt Jan Aertsz nog als inwoner van Barendrecht,
maar op 4.11.1652 compareert Maertghen Pieters, weduwe en boedelhoudster van Jan Aertsz, Aert
Jansz haar zoon en voogd in deze, en haar zwager (= schoonzoon) Heijndrick Cornelisz Binnendicx,
allen wonende in Carnis van Barendrecht, en verklaren aan de te Rotterdam wonende Maeria van
Soellen Cristiaen van Soellendochter 2000 Car. gld. schuldig te zijn n.a.v. een geldlening. Als
zekerheid stelt zij 8 mr. vrij eigen land in het Oude Land van Carnis. Deze schuldbrief wordt pas
29.10.1705 door Gerrit A. van Vlieth ingelost. Het laatste levensteken van de weduwe van Jan
Aertsz dateert van 2.9.1653. Op deze datum testeert zij te Rotterdam als Marrichie Pieters, wed.
van Jan Aertsz wonende in West-Barendrecht, op haar dochter Lijntgen Jans, getrouwd met Hendrick
Corn. Binnedijck, op haar zoon Aert Jansz en op de kinderen van haar overleden zoon Corn. Jansz.
Het erfdeel van deze kinderen zal moeten worden gebruikt voor hun opvoeding en niet tot
afbetaling van de schulden van hun overleden vader. Tot voogden over deze kinderen benoemt zij
haar ,,cousijn" Jan Cors Schep, notaris te Vlaardingen, en haar ,,buijrman en vrundt" Claes
Coenen. Aert Jansz voor hem zelf, Claes Coenen als zijn gekoren voogd in deze, Heijnderick Corn.
als man en voogd van Lijntien Jansdr voor hem zelf, en Jan Pieters Hertichvelt als gestelde voogd
van de nagelaten weeskinderen van zaliger Cornelis Jansz, wonende zo in Barendrecht als in
Puttershoek, gezamenlijk erfgenamen van Jan Aertsz en Marijtgen Pieters, beiden overleden,
transporteren 12.5.1654 aan de in Carnis van Barendrecht wonende Bastiaen Adriaens Plonnen 8 mr.
300 r. bouwland met boerderij in het Oude Land van Carnis. Dit goed was belast met een
schuldbrief van 2000 Car. gld. ten behoeve van het weeskind van Cristiaen van Sollen te Rotterdam
en met een brief ter grootte van 120 gld. ten behoeve van het lakenkopersgilde te Dordrecht 36.
Op 8.10.1654 wordt er weer een transportakte voor het voornoemde goed opgemaakt. Ditmaal treed
Bastiaen Lauwen op als voogd van de weeskinderen. Dezelfde dag wordt ten behoeve van de
erfgenamen van Jan Aertsz en Maritge Pieters een schuldbrief groot 2800 Car. gld. opgemaakt, welk
bedrag de koper Bastiaen Adriaensz per reste van 6970 Car. gld. nog aan hen schuldig is. Jan
Aertsz wordt diverse malen vermeld als belender van landerijen in West-Barendrecht en Carnisse.
Het is opmerkelijk dat Jan Aertsz nimmer openbare funkties heeft bekleed, in tegenstelling tot
zijn - vermoedelijk jongere - broer Lauris.
Max Mesman (XXXXX@XXXX.XXX)
landbouwer in Carnisse, overl. (ald.?) tussen 25.2.1651 en 4.11.1652 Willem Matijsz, coopman der
stad Dordrecht, voor hem zelf en als last en procuratie hebbend van zijn broeder Pieter Matijsz
en schipper Antonis Coornelisz Blonck zijn zwager, als man en voogd van Maritgen Matijsdr,
transporteert op 14.9.1620 8 mr. in het Oude Land van Carnis aan Jan Aertsz ,,gelijck het selve
van Pieter Dircx sijnen swegher vader gecoomen is. Aan de zuidzijde was dit land belend aan het
huis met halve merge van voornoemde Jan Aertsz*�. Adriaen Heijndricx Outraet, schout te
Barendrecht, transporteert op 27.6.1633 - met akte van procuratie van de weesvaders te Dordrecht
- aan de heer Pieter van Beveren 2 mr. 300 r. land in het Nieuwe Bedijkte Land van Carnis. Van
Beveren laat dit land overboeken op naam van Jan Aertsz in Carnis en laatstgenoemde verkoopt op
dezelfde dag aan de te Dordrecht wonende Van Beveren een losrente van 125 Car. gld. jaarlijks
over een hoofdsom van 2000 Car. gld., waarbij het voornoemde land als zekerheid wordt opgegeven.
Reeds op 3.10.1633 wordt deze brief door Jan ingelost. In het verpondingskohier over Barendrecht
uit 1632 staat Jan Aertsz voor 3 gld. geerd onder zijn zwager Franck Gheeritsz*. In 1649 blijken
Jan en zijn kinderen de naam Barendregt te voeren: op 4 juni dat jaar testeren te Dordrecht Jan
Aertsoon Barendregt en zijn vrouw Maeijken Pietersdr, wonende te Barendrecht, op hun kinderen
Aert en Lijntgen. Hun zoon Cornelis blijkt reeds overleden te zijn. Zoon Aert is nog ongehuwd en
woont bij zijn ouders op de boerderij. Zijn ouders verklaren dat hij boven zijn erfdeel nog recht
heeft op 2% mr. land en een uitzet, daar zijn broer en zuster dit bij hun huwelijk ook hadden
meegekregen. Daarbij zal Aert nog 1000 Car. ontvangen, daar de overige kinderen dit naast hun
huwelijksgoed hadden ontvangen. Aert zal de boerderij uit hun boedel toebedeeld moeten krijgen en
indien hij voordien zonder nakomelingschap zou komen te overlijden, zal zijn part in de boedel
komen aan de nakomelingen van zijn broer Cornelis en zijn zuster Lijntgen. Tot voogden en
beheerders van hun boedel benoemen de testateurs de heer Blasius van Haarlem en Leenert Willemsz
Verman. Zij bekrachtigen hun wilsbeschikking met hun merk. Interessant is de eerstgenoemde voogd,
telg van een Dordtse regentenfamilie en ongetwijfeld identiek met de gelijknamige schout van
Puttershoek over de jaren 1646-1648. Was hij op een of andere wijze verwant aan de testateurs of
was hij alleen maar als goede bekende verkozen, omdat hij in Puttershoek een oogje kon houden op
de weeskinderen van hun zoon? Uit deze akte valt op te maken dat de echtelieden behoorden tot de
rijke boerenstand. Een akte gedateerd 25.2.1651 noemt Jan Aertsz nog als inwoner van Barendrecht,
maar op 4.11.1652 compareert Maertghen Pieters, weduwe en boedelhoudster van Jan Aertsz, Aert
Jansz haar zoon en voogd in deze, en haar zwager (= schoonzoon) Heijndrick Cornelisz Binnendicx,
allen wonende in Carnis van Barendrecht, en verklaren aan de te Rotterdam wonende Maeria van
Soellen Cristiaen van Soellendochter 2000 Car. gld. schuldig te zijn n.a.v. een geldlening. Als
zekerheid stelt zij 8 mr. vrij eigen land in het Oude Land van Carnis. Deze schuldbrief wordt pas
29.10.1705 door Gerrit A. van Vlieth ingelost. Het laatste levensteken van de weduwe van Jan
Aertsz dateert van 2.9.1653. Op deze datum testeert zij te Rotterdam als Marrichie Pieters, wed.
van Jan Aertsz wonende in West-Barendrecht, op haar dochter Lijntgen Jans, getrouwd met Hendrick
Corn. Binnedijck, op haar zoon Aert Jansz en op de kinderen van haar overleden zoon Corn. Jansz.
Het erfdeel van deze kinderen zal moeten worden gebruikt voor hun opvoeding en niet tot
afbetaling van de schulden van hun overleden vader. Tot voogden over deze kinderen benoemt zij
haar ,,cousijn" Jan Cors Schep, notaris te Vlaardingen, en haar ,,buijrman en vrundt" Claes
Coenen. Aert Jansz voor hem zelf, Claes Coenen als zijn gekoren voogd in deze, Heijnderick Corn.
als man en voogd van Lijntien Jansdr voor hem zelf, en Jan Pieters Hertichvelt als gestelde voogd
van de nagelaten weeskinderen van zaliger Cornelis Jansz, wonende zo in Barendrecht als in
Puttershoek, gezamenlijk erfgenamen van Jan Aertsz en Marijtgen Pieters, beiden overleden,
transporteren 12.5.1654 aan de in Carnis van Barendrecht wonende Bastiaen Adriaens Plonnen 8 mr.
300 r. bouwland met boerderij in het Oude Land van Carnis. Dit goed was belast met een
schuldbrief van 2000 Car. gld. ten behoeve van het weeskind van Cristiaen van Sollen te Rotterdam
en met een brief ter grootte van 120 gld. ten behoeve van het lakenkopersgilde te Dordrecht 36.
Op 8.10.1654 wordt er weer een transportakte voor het voornoemde goed opgemaakt. Ditmaal treed
Bastiaen Lauwen op als voogd van de weeskinderen. Dezelfde dag wordt ten behoeve van de
erfgenamen van Jan Aertsz en Maritge Pieters een schuldbrief groot 2800 Car. gld. opgemaakt, welk
bedrag de koper Bastiaen Adriaensz per reste van 6970 Car. gld. nog aan hen schuldig is. Jan
Aertsz wordt diverse malen vermeld als belender van landerijen in West-Barendrecht en Carnisse.
Het is opmerkelijk dat Jan Aertsz nimmer openbare funkties heeft bekleed, in tegenstelling tot
zijn - vermoedelijk jongere - broer Lauris.
Jan Aartsz Barendrecht (Aendewegh) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1600 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maeijke Pieter Dircx - |
Toegevoegd door een Smart Match te bevestigen
Stamboom op MyHeritage.com
Familiesite: genealogy.schulzes.name Web Site
Stamboom: 4367481-3
Toegevoegd door een Smart Match te bevestigen
Stamboom op MyHeritage.com
Familiesite: Poolsterhof Web Site
Stamboom: Poolsterhof
Toegevoegd door een Smart Match te bevestigen
Stamboom op MyHeritage.com
Familiesite: van Wijk Web Site
Stamboom: Eversten vrouwelijk lijn
Toegevoegd door een Smart Match te bevestigen
Stamboom op MyHeritage.com
Familiesite: apuijtterlinde Web Site
Stamboom: aputondhwr25-14
Toegevoegd door een Smart Match te bevestigen
Stamboom op MyHeritage.com
Familiesite: Groeneveld Web Site
Stamboom: Groeneveld Genealogie