Voor het redden van twee schipbreukelingen van het schip 'Diana', gestrand ter hoogte van het zogenaamde Yzerstuk, een kwartier benoorden Scheveningen.
Hij is getrouwd met Catharina Klare PRONK.
Ze zijn in de kerk getrouwd op 28 april 1811 te Scheveningen, gemeente 's-Gravenhage (Z-H), hij was toen 20 jaar oud.
Kind(eren):
Beroep: Visscher (Pêcheur) (1813), sjouwer (1816)
Wonende Wijk G 230
Dirk kon lezen en schrijven. (note: verklaarde op de Frans-talige aktes zijn naam NIET te kunnen schrijven, op de Nederlands-talige aktes staat zijn handtekening)
De voornaam van Dirk werd op deze aktes verfranst: Thierry
Het gezin van Dirk van der Hak vertrok op 20 maart 1825 naar Veenhuizen. Toestemming verleend omdat hij 'behoeftig' was en zijn kinderen te jong om in de visserij geplaatst te worden. Hij kwam daar met zijn gezin op 28 maart 1825 aan in etablissement nr 14 van het Tweede Gesticht te Veenhuizen. Later werd dat het Eerste Gesticht. Op 8 mei 1830 hebben zij nog een dochter gekregen in Veenhuizen: Engeltje.
Tijdens een verlof ca 12-10-1830 is Trijntje met haar kinderen Krijntje, Catrina Pleuna, Geertje en Engeltje in Scheveningen achtergebleven. Zij had voor dit verlof toestemming gevraagd en gekregen om 'nog eenmaal' haar ouders te kunnen bezoeken.'
Op 5 oktober 1831 getuigt Dirk bij een huwelijk waarin werd verklaard dat Dirk in 'Scheveningen wonende'.
Op 25 november 1833 wordt aan de commissie der Weldadigheid ontslag aangevraagd omdat de kinderen voor onderhoud van het gezin nu wel oud genoeg zijn en in de Scheveningse visserij behoefte bestaat aan mankracht.
Over de armenkolonies:
Op 1 april 1818 werd de Maatschappij van Weldadigheid opgericht, met als doel armlastige Nederlanders door boerenarbeid te verheffen. In datzelfde jaar werd op het landgoed Westerbeeksloot, gemeente Vledder, de kolonie Frederiksoord gesticht, later gevolgd door Willemsoord en Wilhelminaoord. In deze koloniën werden hoeves gebouwd waar geselecteerde gezinnen uit heel het land geplaatst werden. De Maatschappij verkreeg daarnaast het vruchtgebruik van de vesting Ommerschans, die in eerste instantie gebruikt werd om zich misdragende kolonisten op te sluiten. Kort daarna werden de vrije koloniën aangevuld met onvrije koloniën, toen het bestuur van de Maatschappij contracten afsloot met de overheid voor de opvang van weeskinderen, landlopers en bedelaars. In de buurschap Veenhuizen, gemeente Norg, verrezen drie gestichten (Veenhuizen I, II en III), terwijl ook de Ommerschans inmiddels gebruikt werd voor de huisvesting van bedelaars. Veteranen en arbeidershuisgezinnen, uit eigen beweging gekomen, bewoonden de huizen aan de buitenzijde van de gestichten. Toen de Maatschappij van Weldadigheid in 1859 financieel aan de grond zat, werden de gestichten (Veenhuizen I t/m III en de Ommerschans) overgenomen door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Later, in 1875, nam het ministerie van Justitie het beheer over en werden de gestichten officieel Rijkswerkinrichtingen. Het (deels) vrijwillige karakter verdween, evenals de vrouwen, die werden overgeplaatst. Vanaf de Eerste Wereldoorlog kreeg de status van penitentiaire inrichting langzamerhand de overhand. Veroordeelde smokkelaars en Belgische vluchtelingen waren de eerste vreemde bewoners, maar ook gevangenen met andere vergrijpen dan bedelarij en landloperij op hun kerfstok, werden in Veenhuizen geplaatst.
Dirk Crijne van der HAK | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1811 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Catharina Klare PRONK |