Op 14 juli 1711 kwam Johan Willem Friso aan bij de Moerdijk. Hier wilde hij het Hollandsch Diep oversteken om zo naar Den Haag te kunnen, in verband met een bespreking met zijn rivaal, Frederik van Pruisen, over de erfenis van zijn achterneef koning-stadhouder Willem III. Het weer was goed, maar er leek een flinke bui op komst. De prins liet zijn boot bij een groter vaartuig aanleggen.
Om het zelf droog te houden, nam hij plaats in een klein vissersvaartuig waarop zijn koets verscheept stond. Toen de boot bijna de overkant bij Strijensas had bereikt, was de bui uitgebleven. De prins was inmiddels uit zijn koets gekomen. De schipper moest de zeilen nog even wenden en daarna kon het gezelschap aan land gaan. Echter, de zeilen weigerden en plots kwam er een flinke windvlaag aanzetten. Deze vulde het zeil en de boot helde over en schepte water. Alle opvarenden vielen overboord. Een persoon (Onno Boldewijn du Tour) wist zich aan de portierkruk van de koets vast te klemmen. Prins Johan Willem Friso klemde zich weer aan hem vast, maar kon hem niet vasthouden toen een golf hem meesleurde. De schipper zette tevergeefs een reddingsactie op touw; de jonge prins verdronk, evenals zijn kamerheer. De overige opvarenden konden wel worden gered.
Pas acht dagen na het ongeluk zag een schipper het lijk van de prins drijven, op ongeveer de plaats van het ongeluk nabij Strijensas. Op 25 februari 1712, ruim zeven maanden na zijn dood, werd Johan Willem Friso bijgezet in de grafkelder van de Friesche Nassaus in de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden.
Hij is getrouwd met Maria Louise van Hessen-Kassel.
Zij zijn getrouwd
Kind(eren):
Johan Willem Friso (Dessau, 4 augustus 1687 – Strijensas, 14 juli 1711) was vorst van Nassau-Dietz (1696-1711, vanaf 1702 Nassau-Oranje), prins van Oranje (1702-1711) en stadhouder van Friesland (1696-1711) en Groningen (1696-1711).
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.