Hij is getrouwd met Antje Kuiper.
Zij zijn getrouwd op 7 juli 1830 te Texel, prov. Noord Holland, hij was toen 25 jaar oud.
Kind(eren):
Toegangsnr. 358, Inventarisnr. 120, Texel, Huwelijksakte nr. 26, 07-07-1830voor hun verhuizing naar Den Helder woonde ze in Den Hoorn klif 4,. In Den Helder hebben ze gewoond in wijk L 282 en in wijk ) 26.
Doopgetuige; Trijntje Schram.
Een verhaal rondom het gezin Pieter Krijnen en Antje Kuiper
BROOD OP DE PLANK
(Bron: Dirck Meurs)
Voor de ouders van Grietje Krijnen, Jacob Krijnen en Grietje Haremaker, en haar grootouders, Pieter Krijnen en Antje Kuijper,is de ontwikkeling en bloei van Den Helder als zeehaven van grote betekenis geweest. In de tijd dat Pieter Krijnen en Antje Kuijper werden geboren, de tijd van de Franse overheersing, was het voor de gezinnen, waarin ze opgroeiden, een tijd van diepe armoede. Door de blokkade van de Hollandse kust door de Engelsen waren de scheepsbewegingen op de rede van Texel van inkomende en uitgaande zeeschepen naar de havens aan de Zuiderzee aanmerkelijk teruggelopen.
De invloed daarvan op beide loodsenfamilies was ook bij hen duidelijk merkbaar. De omstandigheden waarin de loodsen verkeerden had de speciale aandacht van koning Lodewijk Napoleon. Wellicht hebben beide families gebruik gemaakt van de mogelijkheid een boterham te verdienen op de schepen onder Frans gezag. Direct na 1815, na het einde van de Franse bezetting, was de toestand niet anders. Slechts geleidelijk kwam daar, na de opheffing van de blokkade voor de kust, weer verbetering in.
De opkomst van Den Helder en de ontwikkeling van die plaats tot een van de beste zeehavens in Europa begint feitelijk bij het ontstaan van het Nieuwe Diep als vaargeul. Het dorp Den Helder was toen, omstreeks de tweede helft van de 17e eeuw, van veel geringere importantie dan het naburige Huisduinen.
Het ontstaan van een vaargeul, veroorzaakt door de regelmatige vloed- en ebstromen en de toename van de diepte daarvan was al in 1647 voor de Huisduiners aanleiding om de Staten van Holland en West-Friesland op het belang ervan te attenderen. Op natuurlijke wijze ontstond daar een uitmuntende ligplaats voor de Landsvloot. Het heeft echter daarna nog meer dan 100 jaar geduurd voor er concrete plannen werden gemaakt om de eerste havenwerken aan het Nieuwe Diep ter hand te nemen. De noodzaak hiervan ontstond doordat de rede van Texel, door de veranderingen op de plaats van de zandbanken voor de zuidkust van Texel, onvoldoende bescherming bood voor het opleggen van de vloot in de wintermaanden. Op 15 september 1781 werden de havenwerken aan het Nieuwe Diep aanbesteed. In 1785 waren de werken zover gevorderd dat de door de ebstroom ontstane vaargeul zichzelf op de gewenste diepte kon houden. De haven was niet aan verzanding onderhevig en er werd een strategische, veilige ligplaats en vluchthaven geboden voor zeeschepen. Meer dan een ligplaats was het niet omdat geen faciliteiten voor het kalfaten of dokken en geen accomodatie, zoals magazijnen, aanwezig waren. Op een kwartier gaans, over slikken en schorren, was er alleen het dorp Den Helder met nauwelijks 1000 inwoners en enkele honderden huizen. Het inkomende en het uitgaande scheepvaartverkeer naar Enkhuizen, Medemblik, Hoorn, Amsterdam, Zwolle, Kampen en het Duitse achterland bleef via het Marsdiep gebruik maken van de rede van Texel. In 1787 adviseerde een commissie om, ondanks de tegenwerpingen van de stad Amsterdam, bij de haven een dok met werkplaatsen van beperkte omvang in te richten. Oorlogsschepen konden daardoor ter plaatse worden gerepareerd en behoefden nietvoorelke kleinigheid naar Amsterdam of Medemblik te worden gestuurd. In die tijd was er nog uitsluitend sprake van zeilschepen. In 1789 werd dan toch een kielplaats voor het kielen en schoonmaken ingericht.
Door de tegenstand van de stad Amsterdam kwamen er aan het Nieuwe Diep geen werven, fabrieken en woonhuizen. De kielplaats heette "Het Nieuwe Werk" en was de voorloper van de latere Rijkswerf. De voorziening was in 1792 gereed. "Het Nieuwe Werk" omvatte, behalve de kielplaats nog een geschutmakerij en smederij, enkele kranen, pakhuizen en een houtloods. In datzelfde jaar begon de Bataafse Republiek en de daaropvolgende Franse overheersing.
Alle scheepvaartactiviteiten rondom Texel en Den Helder stagneerden.
Pas na 1815 begon een geleidelijk herstel. Vooral de totstandkoming van het Noord-Hollands Kanaal was een belangrijke economische impuls. De aanleg van het kanaal werd per Koninklijk Besluit van 13 maart 1819 goedgekeurd.
Het was in 1825 gereed. De halve eeuw die volgde, betekende voor Den Helder een tijd van voorspoed. De ommekeer in gunstige zin vond eigenlijk pas in 1851 plaats. Direct na het gereedkomen van het kanaal bleven de faciliteiten aan het Nieuwe Diep beperkt tot bescheiden noodwerven. Het inklaren van goederen, het oprichten van zoutziederijen en suikerraffinaderijen en andere fabrieken in de kop van Noord-Holland werd door de Kamer van Koophandel van Amsterdam steeds weer tegengehouden uit vrees voor de groei van Den Helder. Het gebied waar die activiteiten niet waren toegestaan, noemde men het "onvrije territoir". Ondanks dat de haven van Den Helder een drukke haven was, waren er geen handelsactiviteiten. In 1842 heerste er in Den Helder nog een grote werkloosheid en armoede. Alleen het marine-etablissement en het garnizoen gaven voor enkelen wat soelaas. Door de opheffing van het "onvrije territoir" per Koninklijk Besluit op 3oktober 1851 kwam voor Den Helder de grote ommekeer en werd die plaats een wereldhaven. Andere ontwikkelingen in die tijd waren de opkomst van de stoomschepen en de aanleg van de spoorlijn. Meer dan 30 jaar heeft het Noord-Hollands Kanaal aan de eisen van die tijd voldaan. Pas in de laatste helft van de 19e eeuw werden de oorlogsschepen, klippers en stoomschepen te groot.
In de eerste jaren van het bestaan van het kanaal was men nog aangewezen op handkracht, paardenkrachten en windkracht. De koopvaardijschepen werden nog door paarden door het kanaal getrokken. De ontwikkelingen daarna volgden elkaar toen wel heel snel op. De diligence werd in 1845 vervangen door de trekschuit. De trekschuiten maakten weer plaats voor een stoomvaartverbinding van Den Helder met Amsterdam. Deze dienst werd weer overbodig toen in 1865 Den Helder een spoorverbinding kreeg. De eerste stoomsleepboot in het kanaal verscheen in 1841. Door de aanleg van de spoorlijn werd het ook mogelijk retourlading voor uitgaande schepen aan te voeren. V¢¢r die tijd was het zinniger zo'n lading voor export in Amsterdam in te nemen na het lossen in die plaats. Den Helder had bovendien te weinig opslagcapaciteit. In de wintermaanden was het dan een opeenhoping van binnenkomende schepen, die moesten wachten op een intredende dooi om verder naar Amsterdam te varen.
Door de inrichting van het marine-etablissement Willemsoord in 1822, de opheffing van de Rijkswerf in Medemblik en de overplaatsing van 160 man personeel naar Den Helder, de vestiging van de Rijkswerf in Den Helder in 1854 en de overplaatsing van de loodsdienst van Texel naar Den Helder groeide de bevolking explosief. Door koopvaardijactiviteiten, de marine, de Rijkswerf, de spoorwegen, het postverkeer en de havenbewegingen, alsmede de groei van de middenstand nam het inwonertal toe tot 9000 in 1845 (3000 in Den Helder en 6000 in Nieuwe Diep). Er was tot in de 70-er jaren een ontstellend gebrek aan woonruimte. Omstreeks 1870 beleefde Den Helder de grootste bloei.
Ondanks de voorspoed was er echter naast grote rijkdom een bittere armoede. De bekwaamste werklieden konden een goed stuk brood verdienen. Voor de gemiddelde arbeider met een gezin was er een karig bestaan. 's Zomers werd er vaak goed verdiend, maar 's winters was er armoede omdat de ingevroren schepen oorzaak waren dat vletterlieden en sjouwers werkloos waren.
In 1873, het geboortejaar van Grietje Krijnen, lagen er in de koopvaarders-binnenhaven zo'n 600 schepen. In dat jaar telde men 1653 uitgaande zeil- en stoomschepen, terwijl er 1910 schepen binnenkwamen. In 1863 waren dat er respectievelijk 1049 en 1364. De laatste getallen waren een verviervoudiging van de getallen van 1853. In het jaar 1873 was er maar een schipbreuk, het vracht-passagierschip "Konig Wilhelm".
De verhuizing van Pieter Krijnen en Antje Kuijper van Den Hoorn op Texel naar Den Helder was een gevolg van het Koninklijk Besluit van 5 juli 1853.
Het besluit behelsde de opheffing van de zetel van de loodsdienst in Oudeschild en Den Hoorn en de verplaatsing daarvan naar Den Helder. Zien we nu dat Jacob Krijnen nog in Den Hoorn is geboren in 1840 en dat z'n zusje, Heintje, in 1843 in Den Helder werd geboren, dan ligt het voor de hand dat het gezin in 1842 is verhuisd. Jacob was toen 2 jaar, z'n vader 37 jaar en moeder Antje Kuijper was 40 jaar. Over werk had Pieter, als loods in Den Helder, niet te klagen, gezien de ontwikkelingen in die tijd rond Den Helder. Net als de andere Texelse loodsen zal het gezin zich ook gevestigd hebben in de loodsenbuurt, bij of aan de Lootsgracht. Pieter heeft zich waarschijnlijk, bij nacht en ontij, moeten behelpen met het kanaalpontje (daar waar zich nu de Molenbrug bevindt) om naar z'n werk te gaan.
Jacob heeft, nadat het gezin in Den Helder was gekomen, net als veel andere kinderen de lagere school gevolgd tot z'n 12e of 13e jaar om daarna aan het werk te gaan. De uit 1854 daterende Rijkswerf, Jacob was toen 14 jaar, is waarschijnlijk een uitgelezen gelegenheid geweest om als hulpje in de scheepsbouw, later als scheepstimmerman, aan de slag te gaan. De Rijkswerf bood de veiligheid van een vast maandelijks inkomen, ook na de kentering in de groei van Den Helder in de 80-er jaren. De teruggang in de plaatselijke economie was het gevolg van het graven van het Noordzeekanaal. Het Noord-Hollands Kanaal, als scheepvaartweg, werd daardoor overbodig. In ieder geval hadden in Jacobs tijd de bekwaamste vakmensen een goed stuk brood op de plank. Een scheepstimmerman was een man van aanzien. Hij was bovendien een van de best betaalde arbeiders omdat houten zeilschepen en houten stoomschepen toen van grote importantie waren. Jacob moet in 1857 de bouw van het nieuwe gegraven dok op de Rijkswerf hebben meegemaakt. Hij was toen 17 jaar.
Ook de inrichting van de stoomwerkplaats in 1863 en het eerste stoomschip in 1866 moeten hem niet zijn ontgaan. We nemen aan dat Jacob vóór z'n inlijving bij de Nationale Militie in Gouda al op de Rijkswerf werkte. De toestemming van de garnizoenscommandant voor z'n huwelijk in 1863 toont aan dat hij in dienst was en dat hij toen scheepstimmerman was. Mogelijk is dat Jacob, vóór z'n diensttijd, in Den Helder zes wintermaanden gedurende 3 jaar de Lagere Industrieschool (toen beter bekend als de Teekenschool) heeft gevolgd. De kosten daarvan waren 1 gulden per maand.
De verdere neergang van de economie van Den Helder na 1875 is Jacob Krijnen en Grietje Haremaker, door Jacobs werk op de Rijkswerf, voorbijgegaan. Het dieptepunt in het verval ondervond de stad in de Tweede Wereldoorlog. Voor de bouw van de Westwal moesten veel huizen worden afgebroken, terwijl de stad bovendien mikpunt was van geallieerde bombardementen. De Kerkgracht, waar Jacob woonde, en de Lootsgracht zijn gespaard gebleven. Doordat bij de wederopbouw veel nieuwe straten werden aangelegd met oorspronkelijke namen, maar niet op dezelfde plaats, klopt er nog maar weinig van de oude kadastrale nummering.
Pieter Jacobs Krijnen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1830 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antje Kuiper |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.