Leeftijd:48y 10m 17d
Hij is getrouwd met Marie Emanuelle Julie Colen.
Zij zijn getrouwd rond 1860.Bron 1
Kind(eren):
Jhr. Willem Arnold Alting Von Geusau ('s-Gravenhage, 18 juni 1836 - Den Helder, 5 mei 1885) was een Nederlands luitenant-kolonel der artillerie, commandant van het tweede regiment vestingartillerie en schrijver van artikelen over vestingen.
Familie:
Alting von Geusau werd geboren met de geslachtsnaam von Geusau en was een telg uit het geslacht Von Geusau. Hij was een zoon van jhr. mr. Chrâ©tien Pierre Gerard von Geusau (1809-1882) en diens eerste echtgenote Theodora Jordens (1809-1838).In 1837 werd bij KB voor hem naamswijziging verkregen in Alting von Geusau, een naamstoevoeging ontleend aan de moeder van zijn grootmoeder, Constantia Umbgrove-Alting, moeder van Sybille Henriette Guillemine von Geusau-Ulbgrove(1788-1854). Hij trouwde in 1860 met Marie Emanuelle Julie Colen (1842-1925); het echtpaar kreeg acht kinderen, onder wie de latere minister van Oorlog George August Alexander Alting von Geusau (1864-1937), tweede luitenant Paul AugusteAlting von Geusau (1867-1894), die sneuvelde tijdens de Lombok-expeditie, sergeant infanterie Wilhelm Alting von Geusau (1870-1897) en generaal-majoor Jules Theodore Alting von Geusau (1881-1940). Zij waren de grootouders van jurist envoorzitter van de landraad Willem Henri Alting Von Geusau (1894-1951) (zoon van Paul Auguste).
Vroege loopb:
Alting von Geusau volgde de Koninklijke Militaire Academie en werd bij Koninklijk Besluit van 21 juli 1855 benoemd tot tweede luitenant bij het regiment rijdende artillerie. Hij diende de daarop volgende jaren bij de rijdende artillerie,werd op 5 augustus 1857 aldaar bevorderd tot eerste luitenant en op 5 januari 1866 bevorderd tot kapitein der derde klasse en benoemd tot commandant van de tiende compagnie van het derde regiment vestingartillerie te Groningen. In augustus1867 werd hij overgeplaatst van het derde naar het tweede regiment vestingartillerie en kwam het jaar daarop, maart 1868, te Arnhem in garnizoen. In april 1869 werd Alting von Geusau bevorderd tot kapitein der eerste klasse bij het regimentveldartillerie en in december 1870 kreeg hij het Onderscheidingsteken voor Langdurige Dienst als officier met het cijfer XV. In 1871 werd hij belast met het bevel over de vierde compagnie van het eerste regiment vestingartillerie te DenHelder en in november 1873 werd hij aangesteld als adjudant van de commandant van de Stelling van Den Helder. Op vrijdag 27 november 1874 gaf Alting von Geusau een lezing voor de Koninklijke Vereniging ter Beoefening van de Krijgswetenschapte Den Haag, die als titel had: "De artillerist in onze dagen." In deze lezing gaf hij een toelichting op het gehele radarwerk der artillerie, de behandeling, de eisen, de beoefening van en de behoefte naar een goed gebruik van dit wapen,dat in hoge mate veronachtzaamd en onvoldoende gekend werd.
Enige hoofd- en subalterne officieren hielden in april 1877, op uitnodiging van de directeur en commandant der marine te Willemsoord, gedurende enige avonden een discussie over de verdediging van de Stelling van Den Helder. Als sprekentraden op: kapitein-luitenant-ter-zee W. Steffens, luitenant-kolonel der artillerie J.J. Collard, Alting von Geusau en kapitein-ter-zee J.W. Binkes. De slotsom der discussie was dat het dan tegenwoordig geschut op de forten van een te kleinkaliber was, dat de forten slechts gedeeltelijk voldeden en dat de versperringen die men wilde aanbrengen niet op de marinewerf aanwezig waren. Daarnaast kwam men tot de conclusie dat de artilleristen te weinig geoefend waren, watveroorzaakt werd door het bezuinigingssysteem dat bij het leger gevolgd werd en wat tot gevolg kon hebben dat in tijden van oorlog bedieningsmanschappen niet met het wapen konden omgaan. In augustus 1878 werd Alting von Geusau lid dercommissie belast met het afleggen van examens tot het verkrijgen van de officiersrang; deze examens werden voor het Indische leger afgenomen door majoor L.G. Diepenheim. Alting von Geusau bleef ook de jaren daarop lid van deze commissie. Op28 april 1879 werd hij bevorderd tot majoor; hij was toen werkzaam als commandant van de vierde afdeling vestingartillerie.
Latere loopbaan:
Met ingang van 1 april 1881 werd Alting von Geusau belast met het commando der artillerie in de Stelling van Amsterdam en op 29 oktober van datzelfde jaar bevorderd tot luitenant-kolonel. in juni van dat jaar had hij deel uitgemaakt van devaste commissie voor de examens ter verkrijging van de officiersrang; dat was samen met generaal-majoor P.M. Netscher, voorzitter, luitenant-kolonel H.E.J. Heijmans, luitenant-kolonel H.F.C. Hardenberg, majoor H.C. van Erp Taalman Kip enkapitein G.F.W. Borel. Het jaar daarop werd hij eervol uit deze commissie ontheven en in april 1884 bevorderd tot commandant van het korps bij het vierde regiment vestingartillerie. Hij zou tot kolonel bevorderd worden maar overleed in mei1885 in de leeftijd van 48 jaar. Alting von Geusau schreef onder meer De geschiedenis van de vesting Luxemburg (samen met J. Coster, 1869) en in de Militaire Spectator de artikelen Een woord over de stelling Helder (1872) en Vesting enKustartillerie (1873).
Bron: Wikipedia
Willem Arnold Alting Von Geusau | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
± 1860 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Marie Emanuelle Julie Colen |