Aanvankelijk inwonend bij ouders op huisnr. 799 (nieuw nr. 528)
Huisnr. 638.
Hij is getrouwd met Elisabeth BERENDSEN.
Zij zijn getrouwd op 2 oktober 1851 te Wisch (Oude IJsselstreek), Gelderland .
Kind(eren):
Vijf maanden na de dood van zijn vader, de inmiddels weduwnaar zijnde Gerrit Jan (overleden 25 april 1857), huwt 'Gradus [2]' met Elisabeth Berendsen uit Doetinchem en blijft hij als erfgenaam van alle onroerend goed de boerderij van zijn voorouders bewonen. Zijn vier jaar jongere broer Hendrik Jan, die tot dan toe net als Gradus [2] werkzaam is geweest als wever op de familieboerderij, verlaat de woning enkele weken later om zich te vestigen in Ruurlo waar hij huwt met Johanna Krieger op 20 oktober 1857. Binnen zes maanden na de dood van hun vader zijn beide, overgebleven broers dus getrouwd. Hun jongste broer Antoon was toen al zeven jaar eerder overleden terwijl hun oudste broer Bernadus, stamhouder, al meer dan 13 jaar daarvoor was ingetrouwd bij Johanna Bartholomeus en gevestigd als zelfstandig kleermaker te Silvolde. Ook hun jongere broer Evert was al enkele jaren daarvoor uitgetrokken om in te trouwen bij Geertruida ter Horst en zich te vestigen als wever in Terborg. Hun zes jaar jongere zus Geertruid blijft nog enkele jaren op de familieboerderij wonen totdat ook zij in 1862 vertrekt naar Gendringen, waar zij huwt met timmerman Johannes Termaat.
In het bevolkingsregister over de periode 1880-1889 staan Gradus met echtgenote, zoon Antonius en dochter Aleida ingeschreven op huisnr. 638, vermoedelijk als gevolg van (opnieuw) een gemeentelijke herindeling en niet een verhuizing. Daarvoor stonden zij ruim twintig jaar ingeschreven op nummer 528. Kort nadat Gradus in 1887 is overleden, komt er een neef uit Ruurlo bijwonen, de op dat moment 15-jarige zoon Antoni van Hendrik Jan Schoemaker, die nu boerwerker is, en Johanna Krieger. Dochter Aleida is dan inmiddels al vertrokken naar Ambt Doetinchem. In 1889 is de situatie aldus, dat Elisabeth Berendsen (59 jaar) samen met haar zoon Antonius (37 jaar) en haar kleinzoon Antoni (16 jaar) nog altijd het voorouderlijk huis bewoont van de familie Schoemaker (althans, wanneer tussentijdse nummerwijzigingen, ergens rond 1828/1829, tussen 1857 en 1861, en rond 1880 niet berusten op een verhuizing).
Bij het nummer 638 staat in het register 1880-1889 met potlood het nummer 666 genoteerd. Dat nummer wordt dan ook opgevoerd als het woonadres van Gradus' nabestaanden in het register daarna (1890-1899). Aangezien 638 in het oude register niet is doorgehaald is dit wellicht opnieuw het gevolg van een gemeentelijke herindeling.
Bij overlijden laat Gradus hetvolgende onroerend goed na aan zijn nabestaanden: 3 hectaren, 91 aren en 95 centiaren grond in de gemeente Wisch, "kadastraal aldaar bekend in sectie F, als 191 heide, 167 heide; sectie E. bouwland (1087) 257 heide, 1712 bouwland, 1086 bouwland, 1832 weg, 1833 bouwland, 1834 weiland en 486 heide, wat deze goederen voor het geheel zijn waarde geschat op de som van zeventien honderd en vijftig gulden." Daarnaast nog "roerende goederen, bestaande in have, vee, meubilaire, en alle anderen, waardig geschat, - voor het geheel, - zeshonderd vijftig gulden; te zamen alzoo vierentwintig honderd gulden." De helft van de totaalwaarde wordt toegekend aan zijn echtgenote en een kwart van de andere helft aan hun kinderen Antonius, Hermina Mauritia, Hermanus en Aleida (0035 Memories van Successies, kantoor Terborg, Folio 47-51). Als Elisabeth Berendsen met haar zoon Antonius op de boerderij wenst te blijven wonen dienen zij dus drie kinderen uit te kopen voor negenhonderd gulden. En zo geschiedde: Elisabeth Berendsen (vanaf nu landbouwster) en Antonius (nu dagloner) blijven er wonen op huisnr. 666.
Gradus SCHOEMAKER | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1851 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Elisabeth BERENDSEN |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.