Kind(eren):
De heerlijkheid van de Lek lag in een gebied waarop zowel de graaf van Holland als de bisschop van Utrecht aanspraken bezaten. Tot 944 was het gebied een leen van de graven van Holland. Vervolgens kwam het gebied in het bezit van de Utrechtse kerken. Vanaf de 12e eeuw kwam het gebied weer grotendeels in handen van de graven van Holland.
De heerlijkheid van de Lek omvatte het gebied – dat ook wel “Isla et Lake” werd genoemd – tussen de Hollandse IJssel en de Lek. Ook een strook aan de zuidzijde van de Lek behoorde tot de heerlijkheid. Op deze strook tussen Streefkerk en Nieuw-Lekkerland zouden de eerste heren van de Lek hun kasteel hebben gebouwd en wel op de hoge Schonenberger heuvel. Het slot zou omstreeks 1450 verwoest zijn.In 1342 was de heerlijkheid verder uitgebreid. Het gebied van de heerlijkheid omvatte niet slechts delen van de Krimpenerwaard, maar ook heerlijkheden en ambachten ten zuiden van de Lek. Het betrof in het totaal de heerlijkheden Ridderkerk, Lekkerkerk, Krimpen aan den IJssel, Krimpen aan of op de Merwede (= Krimpen aan de Lek), Ouderkerk, Zuidbroek, Streefland, Brandwijk, Gijbeland en Bleskensgraaf en om de visrechten in de Lek.
De eerste heren van de Lek waren leden van de familie Van der Lecke. De eerste vermelding van een leenman van deze familie betreft ene Folpert van der Leck[e] in 1167 en 1168. Na hem zouden nog vijf leden van deze familie het bestuur over de heerlijkheid voeren. Na het overlijden van Hendrik van der Leck in 1342 komt er een eind aan het tijdperk Van der Leck. De heerlijkheid viel toe aan Willem IV graaf van Holland.
grootouders
ouders
broers/zussen
kinderen