Damas N.N., geb. naar schatting 1480, tr. N.N. Hij zou volgens O.V. 1991, blz. 252, identiek zijn met Dammes Gerrits, landgebruiker te Ridderkerk (1542), overl. 1542/1547, en gehuwd met Marike N.N., landeigenaresse te Ridderkerk (1547). Hij zou goed de vader van de hierna te noemen personen kunnen zijn geweest, maar een sluitend bewijs hiervoor kan ik tot op heden niet op tafel leggen. Damas Gheritsz. komt in het kohier van de 10e penning van 1542 voor als in het ambacht van Ridderkerk wonende landgebruiker van 31½ m. land. Helaas zijn de landerijen in dit kohier nog niet gespecifieerd. Blijkens het kohier van 1557 lagen er in het Nieuweland van Ridderkerk (= Nieuw-Reijerwaard) twee complexen landerijen waaraan Damas zijn naam moet hebben gegeven: ‘Damis Gerritss. houff van XX ½ mergen’ en ‘Damis Geritss. houff van VI mergen’. Dit hoeft niet te betekenen dat deze landerijen ook zijn eigendom waren geweest.
Dikwijls werden de Hoeven in Oud- en Nieuw-Reijerwaard vernoemd naar de enige of de belangrijkste gebruiker ervan en deze naamgeving kon generaties lang blijven bestaan. In de eerstgenoemde Hoeve had ene Jan Damiss. in 1557 stukken van 11 m. 4% hont en 8 m. 5 hont 25 roeden (dus de gehele hoeve) in huur; in de tweede Hoeve had ene Joris Damiss. 3 m. in huur. Kennelijk waren deze twee Hoeven oorspronkelijk geheel of gedeeltelijk gebruikt door Damas Gerritsz. en was later de pacht hiervan overgegaan op twee van diens erfgenamen. Ik zou dan ook -mede op grond van geschatte geboortejaren- meer geneigd zijn deze Jan en Joris Damisz. te beschouwen als zonen van voornoemde Damas Gerritsz. en niet als achterkleinzonen van Symon Gerritsz., die door Van der Leer als broer van Damas Gerritsz. is opgevoerd. (O.V. 1991, blz. 260).
Voornoemde Jan Damisz. kan zeer goed identiek zijn geweest met de Jan Damissen die op 10-7-1614 in de ouderdom van 98 jaar overleed en in de kerk te Ridderkerk onder een zerk werd bijgezet. De Ridderkerkse boer Joris Damisz. moet eventueel ‘Joris den jongen’ geweest zijn en dient dan duidelijk onderscheiden te worden van de hierna te behandelen Joris Dammisz. den ouden te Oost-IJsseImonde. In O.V. 199 1, blz. 250, wordt overigens gesproken van een invasie te Ridderkerk ten tijde van de midden-zestiende eeuwse penningkohieren van meerdere bij name genoemde gezeten families, maar deze geslachten met in die tijd klinkende namen zullen vrijwel nooit in Ridderkerk verblijf hebben gehouden, maar daar mettertijd alleen grondbezit hebben verkregen, hetzij als mede-financiers van bedijkingen, dan wel na de inpolderingen door aankoop van grond als geldbelegging. Slechts in weinige gevallen, zoals bij vooraanstaande boeren- geslachten als Cranendonck, Bezemer en Van Driel, valt aan te tonen dat in de zestiende eeuw gezeten boeren op enigerlei wijze geparenteerd waren aan patriciërs of aanleunende sociale groepen te Dordrecht en elders. Over het algemeen waren de plaatselijke en soms zeer welgestelde boeren en de patriciërs toch wel duidelijk te onderscheiden sociale groepen en stonden zij elkander dikwijls wel na als belender van grond, maar slechts uiterst zelden als bloedverwant.
De in het artikel van de heer Van der Leer door hem onder andere gesuggereerde verwantschap van de door hem behandelde boerenfamilie met een geslacht als Pinsen (van Steenhuysen) (O.V. 1991, blz. 260) berust op een onjuiste interpretatie van het voogdijschap, terwijl ik ook de relatie met Aert Pietersz., ambachtsheer van Heerjansdam (blz. 256), ten zeerste in twijfel trek.
Hij is getrouwd met Mariken nn(?).
Ze zijn in de kerk getrouwdBron 1
Kind(eren):